SPSS Kwantitatieve methoden
Dataset
Kolommen = variabelen
Rijen = eenheden
Cellen = waarden
Dataview Variable view
1 rij is 1 respondent Zijn de details van de variabelen
1 kolom is 1 variabele
Nieuwe variabele aanmaken Systematische vertekening (Validiteit)
1. Transform = gemiddelde berekenen
2. Compute variable … 1. Analyze
2. Descriptive statics
3. Descriptives
4. Error
5. Mean
Willekeurige vertekening (betrouwbaarheid) As van een grafiek aanpassen
= standaardafwijking berekenen 1. Dubbelklikken op grafiek
1. Analyze 2. Klikken op 1 van de cijfers in verticale as
2. Descriptive statics 3. Scale
3. Descriptives 4. Major increment
4. Error
5. Std. Deviation
Labels van Items in output te zien op MAC Labels van Items in output te zien op WINDOWS
1. SPSS Statistics 1. Edit
2. Preferences 2. Options
3. Output 3. Output
4. Pivot Table Labeling 4. Pivot Table Labeling
5. Lables 5. Lables
Les 8: One Sample T Test: Verschilt het gemiddelde van mijn steekproef van een bepaalde, bekende
waarde
Les 9: Chi Kwadraat Goodness of Fit Test: Wijkt de frequentie van mijn categorische variabelen af
van een bepaalde, gekende frequentie
Les 9: Chi-kwadraat test voor onafhankelijkheid: Is er een verband tussen mijn 2 categorische
variabelen
Les 10: Paired Samples T Test: Is er een verschil tussen de gemiddelden van mijn 2 afhankelijke
steekproeven?
Les 10: Independant Samples T Test: Is er een verschil tussen de gemiddelden van mijn 2
onafhankelijke steekproeven?
1
,SPSS Kwantitatieve methoden
Inhoud
I. Les 4: Factor Analyse ..................................................................................................................3
II. Les 8: One sample T Test (Hypothesetoetsing) ......................................................................... 13
III. Les 9: Chi-kwadraat Goodness of Fit Test ............................................................................. 20
IV. Les 9: Chi-kwadraat test voor onafhankelijkheid .................................................................. 23
V. Les 10: T Test voor afhankelijke steekproeven ......................................................................... 26
VI. Les 10: T Test voor onafhankelijke steekproeven ................................................................. 29
VII. Les 11: One way ANOVA ....................................................................................................... 33
VIII. Les 11: Pearson correlatiecoëfficiënt .................................................................................... 40
IX. Les 12: Eenvoudige lineaire regressie ................................................................................... 44
X. Les 12: Meervoudige lineaire regressie .................................................................................... 50
2
,SPSS Kwantitatieve methoden
I. Les 4: Factor Analyse
Factoranalyse is al een vorm van data analyse
Factoranalyse wordt gebruikt om meerdere achterliggende dimensies/concepten te achterhalen
Stap 1: Analyseer de correlatiematrix. Je bekijkt de correlaties
Is er veel/weinig samenhang tussen de items? Bepaade patronen in de correlaties?
1. Analyze
2. Correlate
3. Bivariate
4. Selecteer alle variabelen
Variables.
a. Ctrl A
Altijd de measure checken
Je kan de value labels checken bij
values en dan hokje met …
Daar zie je de likert schaal
Tabel ‘Correlations’
Zeer grote tabel
Correlaties van < .900 en > .300 (= goed!)
o Nu moet je de tabel scannen of er correlaties zijn die <(=Kleiner dan) .900 en > (= groter
dan) .300
o Correlatie tussen 0,3 en 0, 9 = Goed
Als je voldoende grote correlaties vindt
Verder gaan met de factoranalyse
Stap 2: Zoek achterliggende factoren
1. Analyze
2. Dimension Reduction
3. Factor
4. Selecteer alle variabelen
o Ctrl A
Extraction
Method = de methode om je factoren te
vinden
Principal Component Analyses = default
method (standaard)
Eigenvalue = toont aan of een factor
belangrijk is
o Een maat die aantoont hoeveel
variantie de factor kan verklaren in
de data
o De factoren die een Eigenvalue
groter dan 1 hebben, zullen blijven
Scree Plot = toont visueel welke factoren
een Eigenvalue > 1 hebben
3
, SPSS Kwantitatieve methoden
Options
Missing values = hoe er wordt omgegaan
met missende waarden
o Exclude cases listwise = de gehele
case wordt uit de analyse gelaten
Coefficient Display Format = hoe je
factorladingen toont
o Sort by size = handig
o Suppress small coefficients = typ
‘.4’
Tabel ‘Total Variance Explained’
Kijk naar Total. Ze moeten hoger
zijn dan 1 of 1, 000
• 5 factoren geïdentificeerd
• Eerste factor verklaart 32.4%
• In totaal verklaren ze 57.9%
Kijk naar cumulative %
Hoe zou je het interpreteren?
We zien dat we 5 factoren (noemt
nu een component) hebben
Achterliggend van de 28 items
zijn er 5 die erbij horen
Scree Plot
Scree plot = Grafiek van de eigenwaarden op
volgorde
We zoeken naar een knik in de grafiek en
behouden de factoren VOOR de knik
Factoren na de knik verklaren niet zo veel
bijkomende variatie in vergelijking met
elkaar.
Sterke verbuiging bij factor 3 -> behouden
van 2 factoren kan
Zie ook het verschil in de tabel:
2.79 – 1.66 = 1.2 = groot
4
Dataset
Kolommen = variabelen
Rijen = eenheden
Cellen = waarden
Dataview Variable view
1 rij is 1 respondent Zijn de details van de variabelen
1 kolom is 1 variabele
Nieuwe variabele aanmaken Systematische vertekening (Validiteit)
1. Transform = gemiddelde berekenen
2. Compute variable … 1. Analyze
2. Descriptive statics
3. Descriptives
4. Error
5. Mean
Willekeurige vertekening (betrouwbaarheid) As van een grafiek aanpassen
= standaardafwijking berekenen 1. Dubbelklikken op grafiek
1. Analyze 2. Klikken op 1 van de cijfers in verticale as
2. Descriptive statics 3. Scale
3. Descriptives 4. Major increment
4. Error
5. Std. Deviation
Labels van Items in output te zien op MAC Labels van Items in output te zien op WINDOWS
1. SPSS Statistics 1. Edit
2. Preferences 2. Options
3. Output 3. Output
4. Pivot Table Labeling 4. Pivot Table Labeling
5. Lables 5. Lables
Les 8: One Sample T Test: Verschilt het gemiddelde van mijn steekproef van een bepaalde, bekende
waarde
Les 9: Chi Kwadraat Goodness of Fit Test: Wijkt de frequentie van mijn categorische variabelen af
van een bepaalde, gekende frequentie
Les 9: Chi-kwadraat test voor onafhankelijkheid: Is er een verband tussen mijn 2 categorische
variabelen
Les 10: Paired Samples T Test: Is er een verschil tussen de gemiddelden van mijn 2 afhankelijke
steekproeven?
Les 10: Independant Samples T Test: Is er een verschil tussen de gemiddelden van mijn 2
onafhankelijke steekproeven?
1
,SPSS Kwantitatieve methoden
Inhoud
I. Les 4: Factor Analyse ..................................................................................................................3
II. Les 8: One sample T Test (Hypothesetoetsing) ......................................................................... 13
III. Les 9: Chi-kwadraat Goodness of Fit Test ............................................................................. 20
IV. Les 9: Chi-kwadraat test voor onafhankelijkheid .................................................................. 23
V. Les 10: T Test voor afhankelijke steekproeven ......................................................................... 26
VI. Les 10: T Test voor onafhankelijke steekproeven ................................................................. 29
VII. Les 11: One way ANOVA ....................................................................................................... 33
VIII. Les 11: Pearson correlatiecoëfficiënt .................................................................................... 40
IX. Les 12: Eenvoudige lineaire regressie ................................................................................... 44
X. Les 12: Meervoudige lineaire regressie .................................................................................... 50
2
,SPSS Kwantitatieve methoden
I. Les 4: Factor Analyse
Factoranalyse is al een vorm van data analyse
Factoranalyse wordt gebruikt om meerdere achterliggende dimensies/concepten te achterhalen
Stap 1: Analyseer de correlatiematrix. Je bekijkt de correlaties
Is er veel/weinig samenhang tussen de items? Bepaade patronen in de correlaties?
1. Analyze
2. Correlate
3. Bivariate
4. Selecteer alle variabelen
Variables.
a. Ctrl A
Altijd de measure checken
Je kan de value labels checken bij
values en dan hokje met …
Daar zie je de likert schaal
Tabel ‘Correlations’
Zeer grote tabel
Correlaties van < .900 en > .300 (= goed!)
o Nu moet je de tabel scannen of er correlaties zijn die <(=Kleiner dan) .900 en > (= groter
dan) .300
o Correlatie tussen 0,3 en 0, 9 = Goed
Als je voldoende grote correlaties vindt
Verder gaan met de factoranalyse
Stap 2: Zoek achterliggende factoren
1. Analyze
2. Dimension Reduction
3. Factor
4. Selecteer alle variabelen
o Ctrl A
Extraction
Method = de methode om je factoren te
vinden
Principal Component Analyses = default
method (standaard)
Eigenvalue = toont aan of een factor
belangrijk is
o Een maat die aantoont hoeveel
variantie de factor kan verklaren in
de data
o De factoren die een Eigenvalue
groter dan 1 hebben, zullen blijven
Scree Plot = toont visueel welke factoren
een Eigenvalue > 1 hebben
3
, SPSS Kwantitatieve methoden
Options
Missing values = hoe er wordt omgegaan
met missende waarden
o Exclude cases listwise = de gehele
case wordt uit de analyse gelaten
Coefficient Display Format = hoe je
factorladingen toont
o Sort by size = handig
o Suppress small coefficients = typ
‘.4’
Tabel ‘Total Variance Explained’
Kijk naar Total. Ze moeten hoger
zijn dan 1 of 1, 000
• 5 factoren geïdentificeerd
• Eerste factor verklaart 32.4%
• In totaal verklaren ze 57.9%
Kijk naar cumulative %
Hoe zou je het interpreteren?
We zien dat we 5 factoren (noemt
nu een component) hebben
Achterliggend van de 28 items
zijn er 5 die erbij horen
Scree Plot
Scree plot = Grafiek van de eigenwaarden op
volgorde
We zoeken naar een knik in de grafiek en
behouden de factoren VOOR de knik
Factoren na de knik verklaren niet zo veel
bijkomende variatie in vergelijking met
elkaar.
Sterke verbuiging bij factor 3 -> behouden
van 2 factoren kan
Zie ook het verschil in de tabel:
2.79 – 1.66 = 1.2 = groot
4