100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada 4.2 TrustPilot
logo-home
Resumen

4.3 Forensische Orthopedagogiek Samenvatting

Puntuación
-
Vendido
3
Páginas
45
Subido en
14-12-2022
Escrito en
2022/2023

Samenvatting van de te bestuderen literatuur van blok 3, Forensische Orthopedagogiek, uit de master Orthopedagogiek (EUR). Veel succes met leren en het tentamen!

Institución
Grado











Ups! No podemos cargar tu documento ahora. Inténtalo de nuevo o contacta con soporte.

Libro relacionado

Escuela, estudio y materia

Institución
Estudio
Grado

Información del documento

¿Un libro?
No
¿Qué capítulos están resumidos?
Hoofdstuk 1-7, 9-12, 14-17, 20, 22-25, 27, 31, 33, 36-38, 41, 43-46, 51
Subido en
14 de diciembre de 2022
Archivo actualizado en
12 de enero de 2024
Número de páginas
45
Escrito en
2022/2023
Tipo
Resumen

Temas

Vista previa del contenido

Samenvatting 4.3 Forensische Orthopedagogiek

Samenvatting van de te bestuderen literatuur van blok 3, Forensische Orthopedagogiek, uit de master
Orthopedagogiek. Veel succes met leren en het tentamen!

,Door Els van Broekhoven



HANDBOEK FORENSISCHE ORTHOPEDAGOGIEK
Hoofdstuk 1 forensische orthopedagogiek
Forensische orthopedagogiek bestudeert de ontwikkeling en het in stand blijven van complexe
problematiek van kinderen, jongeren en jongvolwassenen en de daarmee samenhangende opvoedings-
en gezinsproblemen. De problemen zijn zo ernstig dat justitieel ingrijpen dreigt of reeds is ingezet.
● Strafrechtelijk ingrijpen: een jeugdige of jongvolwassende is in aanraking gekomen met de
politie vanwege een strafbaar feit en er wordt binnen de jeugdstrafrechtketen bepaald welke
strafrechtelijke interventie benodigd is om herhaling van delinquent gedrag te voorkomen
(recidive). PIJ-maatregel is soort van TBS voor kinderen.
● Civielrechtelijk ingrijpen: er is sprake van zorgen over de ontwikkelingskansen en veiligheid
van een jeugdige en het gaat om maatregelen en interventies ter bescherming van het kind of
de adolescent.

De forensische orthopedagogiek kan beschouwd worden als een interventie wetenschap met een
multidisciplinair karakter, aangezien gebruik wordt gemaakt van kennis afkomstig uit verschillende
disciplines. Opvoeding is het centrale begrip in de forensische orthopedagogiek.
Verschillende opvoedingsmilieus:
1. Het eerste opvoedingsmilieu: het gezin/thuisomgeving
2. Het tweede opvoedingsmilieu: school
3. Het derde opvoedingsmilieu: het domein van leeftijdsgenoten en vrije tijd
4. Het vierde opvoedingsmilieu: de (semi-)residentiële zorg voor jeugdigen (kan aspecten van de
eerste drie milieus bevatten)
➔ In deze opvoedingsmilieus zijn er niet alleen aanwijzingen dat inadequate opvoeding
bijdraagt aan het ontstaan en de instandhouding van complexe problemen, maar ook dat
opvoeding die de behoeften en belangen van de jeugdige centraal stelt een beschermende
factor kan zijn.

Theoretisch vertrekt de forensische orthopedagogiek (FO) vanuit het bio-ecologisch
ontwikkelingsmodel → Bronfenbrenner: aanleg en omgeving. De FO bestudeert de wijze waarop
ernstige ontwikkelingsrisico's en complexe gedragsproblemen bij kinderen, jongeren en
jongvolwassenen voorkomen, beperkt of weggenomen kunnen worden. De FO houdt zich bezig met
beschermende en risicofactoren. Leidraad bij de beschermende factoren is het Internationaal Verdrag
inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Hierbij zijn vooral vier artikelen direct van belang:
● Artikel 3: belang van het kind . De belangen van het kind vormen een eerste overweging.
● Artikel 9: gezinsleven. Een kind wordt niet gescheiden van zijn of haar ouders, tenzij de
bevoegde autoriteten beslissen dat deze scheiding noodzakelijk is in het belang van het kind.
● Artikel 12: participatie. Het kind dient gehoord te worden, wat consequenties heeft voor alle
beslissingen die over het kind genomen worden en interventies waaraan het kind
onderworpen wordt.
● Artikel 16: geen ongeoorloofde interventie. Geen enkel kind mag worden onderworpen aan
willekeurige of onrechtmatige inmenging in zijn of haar privéleven, in zijn of haar
gezinsleven, zijn of haar woning od zijn of haar correspondentie, noch aan enige
onrechtmatige aantasting van zijn of haar eer en goede naam
➔ FO is naast evidence-based focus op feiten ook georiënteerd op waarden.

,Door Els van Broekhoven


De FO heeft als uitgangspunt dat alle preventieve en curatieve interventies op hun effectiviteit dienen
te worden getoetst volgens de meest strenge criteria van wetenschappelijk onderzoek. Hierbij geldt
het primum non nocere-principe → ‘breng in de eerste plaats geen schade toe’.

Evidence-based forensische jeugdhulp en - zorg is een kernwaarde van de FO. De
onderzoeksdoeleinden van FO zijn:
● Bestuderen van verschillende manifestaties van problemen waar justitieel ingrijpen nodig is
of dreigt.
● Het ontwikkelen en evalueren van preventieve en curatieve (justitiële) interventies die zich
richten op de oorzaken en gevolgen van kidnermishandeilng en -verwaarlozing en
jeugddelinquentie bij kinderen, jongeren en volwassenen.
● Ontwikkelen en verbeteren van methoden om gegevens te verwerven, risico’s in te schatten
en juiste interventies te kunnen indiceren en te analyseren op het gebied van de forensische
jeugdzorg.
● Zorgen voor theoretische integratie in het onderzoek naar kindermishandeilng en -
verwaarlozing en jeugddelinquentie dmv overzichtstudies.


Hoofdstuk 2 Forensische orthopedagogiek: een juridisch kader
Samenvatting
Het IVRK (Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind) is het belangrijkste instrument voor
de bescherming van het kind. Dit verdrag verplicht ouders te ondersteunen in de verzorging en
opvoeding van hun kind.

Jeugdhulp kan zowel vrijwillig als civiel- of strafrechtelijk worden geboden. Bij al deze vormen is het
van belang dat het sociale systeem van de jeugdige betrokken wordt en inspraak heeft in de
vormgeving van het traject, net als de jeugdige zelf. Participatie van kinderen blijkt essentieel, omdat
dit een positieve invloed heeft op het zelfvertrouwen ontwikkelen van autonomie van kinderen.
Opname van jeugdigen in een residentiële instelling voor jeugdhulp moet worden gezien als een
ultimum remedium: het ontnemen van hun vrijheid kan slechts o.b.v. zwaarwegende redenen en dient
ten goede te komen aan hun ontwikkeling.

Sinds 2015 is de Jeugdwet geïntroduceerd in Nederland die de Wet op de jeugdzorg vervangt. De
belangrijkste verandering is dat de jeugdzorg is overgeheveld naar de gemeente. De gemeente is
verantwoordelijk voor alle aangeboden jeugdhulp en de uitvoering van
kinderbeschermingsmaatregelen.

In het civiele kader, geregeld in het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Jeugdwet, kan de minderjarige te
maken krijgen met een uithuisplaatsing (UHP) en ondertoezichtstelling (OTS). In een gesloten
jeugdhulpinstelling kunnen vrijheidsbeperkende maatregelen worden ingezet. Vrijheidsbeperkende
maatregelen worden toegepast wanneer ze in het hulpverleningsplan zijn opgenomen, voor zover
noodzakelijk voor de veiligheid van de jeugdige of anderen of ter overbrugging van tijdelijke
noodsituaties.

Het hoofddoel van vrijheidsbeneming is behandeling en bescherming van het kind,wat betekent dat
vrijheidsbeneming alleen gerechtvaardigd is als dit in volledige overeenkomsten is met de wet.

, Door Els van Broekhoven


Op 1 april 2014 is het adolescentenstrafrecht in werking getreden. Met het adolescentenstrafrecht
beoogt de wetgever een flexibele toepassing van het jeugd- en volwassenenstrafrecht rond de leeftijd
van 18 jaar. Centraal in het adolescentenstrafrecht staat de speciale bejegening van jongvolwassen
daders in de leeftijd van 18 tot 23 jaar in het strafrecht. Onder bepaalde condities kan de rechter
besluiten om een 18- tot 23- jarige volgens het jeugdstrafrecht te sanctioneren.

Het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) is opgericht en voert sinds 2015 landelijk het
vertrouwenswerk in de jeugdhulp uit als een wettelijke taak, o.b.v. de Jeugdwet en Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015.

Kernpunten
● Sinds 2015 ligt de verantwoordelijkheid voor toegankelijkheid en kwaliteit van het gehele
spectrum aan jeugdhulp bij de gemeenten.
● Inspraak en participatie van kinderen en ouders in de trajecten binnen jeugdhulp staat nog in
de kinderschoenen en verdient meer aandacht.
● Opname van een jeugdige in een residentiële instelling voor jeugdhulp moet worden gezien
als een ultimum remedium.


Hoofdstuk 3 (Neuro)biologische factoren, antisociaal gedrag en delinquentie
Samenvatting
Onderzoek naar biologische markers voor delinquentie en/of agressief gedrag is de laatste decennia
weer meer in de belangstelling gekomen. (recente) verleden: gedacht dat er relatie is tussen bepaalde
uiterlijke kenmerken en delinquentie. Tegenwoordig is er wetenschappelijke overeenstemming dat
dergelijke simpele relaties niet bestaan. Menselijk (delinquent) gedrag wordt verklaard via een
ingewikkeld samenspel tussen biologische, psychologische en sociale factoren.

Kleinere hersengebieden aan de voorkant van de hersenen (cognitieve functies) laten een
verminderde activiteit zien bij personen met antisociaal gedrag vergeleken met controlegroepen.
Kinderen met schade aan de prefrontale cortex kunnen de sociale en morele regels vaak moeilijk
leren. Verkleining & verminderde activiteit van amygdala hangt samen met een verminderd
empathisch vermogen, ongevoeligheid voor angstige gezichtsuitdrukkingen en ongevoeligheid voor
negatieve prikkels. Antisociaal gedrag van jongens en meisjes op verschillende leeftijden lijkt verband
te houden met tekorten in de executieve functies. Er is een bescheiden, maar significant effect
gevonden tussen een verlaagde serotonine concentratie in het lichaam en verhoogde agressie. Ook
enig indirect bewijs dat dopamine, GABA en glutamaat samenhangen met agressie.

Er blijkt een significant, maar zwak verband te zijn tussen externaliserend probleemgedrag en een
lager cortisolniveau in rust (bij kinderen). Er is ook een statistisch significante, maar zwakke relatie
gevonden tussen testosteron en antisociaal gedrag → een hoog testosteronniveau op zichzelf wordt
niet gezien als een risicofactor voor gewelddadig gedrag. Een combinatie van een laag
cortisolniveau en hoog testosteronniveau blijkt geassocieerd te zijn met een verhoogd risico op
agressief/antisociaal gedrag.

De ‘low arousal-theorie’ stelt dat mensen met antisociaal gedrag over het algemeen gekenmerkt
worden door een verminderde activiteit in het autonome zenuwstelsel → verlaagde hartslag in rust
of verlaagde concentratie van cortisol. Mensen met een verlaagde hartslag zouden minder gevoelig
$9.58
Accede al documento completo:

100% de satisfacción garantizada
Inmediatamente disponible después del pago
Tanto en línea como en PDF
No estas atado a nada


Documento también disponible en un lote

Conoce al vendedor

Seller avatar
Los indicadores de reputación están sujetos a la cantidad de artículos vendidos por una tarifa y las reseñas que ha recibido por esos documentos. Hay tres niveles: Bronce, Plata y Oro. Cuanto mayor reputación, más podrás confiar en la calidad del trabajo del vendedor.
elsvanbroekhoven Erasmus Universiteit Rotterdam
Seguir Necesitas iniciar sesión para seguir a otros usuarios o asignaturas
Vendido
38
Miembro desde
4 año
Número de seguidores
29
Documentos
18
Última venta
2 meses hace

2.0

2 reseñas

5
0
4
0
3
1
2
0
1
1

Recientemente visto por ti

Por qué los estudiantes eligen Stuvia

Creado por compañeros estudiantes, verificado por reseñas

Calidad en la que puedes confiar: escrito por estudiantes que aprobaron y evaluado por otros que han usado estos resúmenes.

¿No estás satisfecho? Elige otro documento

¡No te preocupes! Puedes elegir directamente otro documento que se ajuste mejor a lo que buscas.

Paga como quieras, empieza a estudiar al instante

Sin suscripción, sin compromisos. Paga como estés acostumbrado con tarjeta de crédito y descarga tu documento PDF inmediatamente.

Student with book image

“Comprado, descargado y aprobado. Así de fácil puede ser.”

Alisha Student

Preguntas frecuentes