Geschiedenis 4.4 en 6.2:
Paragraaf 4.4 Samenwerking en democratie:
In 1945 waren grote delen van Europa verwoest. Om de economische ontwikkeling
te bevorderen besloten landen samen te werken.
Tijdens de oorlog maakten de regeringen in ballingschap van België, Nederland en
Luxemburg plannen voor economische samenwerking.
Ze spraken af onderling geen invoerrechten te heffen en voor de buitenwereld
gezamenlijke invoertarieven te hanteren, zodat een gemeenschappelijke (of
interne) markt ontstond.
In 1948 begon de samenwerking onder de naam Benelux.
In 1950 stelde Frankrijk aan de Bondsrepubliek voor hun kolen- en staalindustrie
onder een gemeenschappelijk bestuur te stellen.
Vanaf 1952 werkten zes landen samen in de EGKS, de Europese gemeenschap
voor kolen en staal, om de economische ontwikkeling en de vrede te bevorderen.
Zes landen: Frankrijk, West-Duitsland, Italië, Nederland, België en Luxemburg.
De EGKS werd een succes. De vrije handel in kolen en staal hielp bij de
economische wederopbouw en groei van de welvaart.
Vanaf 1958 gingen de zes lidstaten een stap verder met hun integratie in de EEG,
de Europese Economische Gemeenschap.
In deze organisatie ontstond een gemeenschappelijke markt met vrije handel tussen
de lidstaten en gemeenschappelijke tarieven voor de buitenwereld.
Op deze markt moest iedereen zich houden aan dezelfde wetten en regels.
De EEG kreeg: een dagelijks bestuur, de Europese Commissie in Brussel en een
rechtbank, het Europese Hof van Justitie.
Dit zijn nog altijd belangrijke instellingen voor de EU.
Europese Commissie: doet voorstellen voor nieuwe Europese wetten en regels.
Het Hof van Justitie: de hoogste rechtbank in de EU die controleert of Europese
wetten overal worden toegepast.
De lidstaten van de EGKS en de EEG (vanaf 1958) hadden een sterke economische
groei.
In 1973 kwamen Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken bij de EEG.
In 1981 volgde Griekenland.
In 1986 volgde Portugal en Spanje.
Met de democratie ging het na 1945 veel beter dan in het Interbellum.
Paragraaf 4.4 Samenwerking en democratie:
In 1945 waren grote delen van Europa verwoest. Om de economische ontwikkeling
te bevorderen besloten landen samen te werken.
Tijdens de oorlog maakten de regeringen in ballingschap van België, Nederland en
Luxemburg plannen voor economische samenwerking.
Ze spraken af onderling geen invoerrechten te heffen en voor de buitenwereld
gezamenlijke invoertarieven te hanteren, zodat een gemeenschappelijke (of
interne) markt ontstond.
In 1948 begon de samenwerking onder de naam Benelux.
In 1950 stelde Frankrijk aan de Bondsrepubliek voor hun kolen- en staalindustrie
onder een gemeenschappelijk bestuur te stellen.
Vanaf 1952 werkten zes landen samen in de EGKS, de Europese gemeenschap
voor kolen en staal, om de economische ontwikkeling en de vrede te bevorderen.
Zes landen: Frankrijk, West-Duitsland, Italië, Nederland, België en Luxemburg.
De EGKS werd een succes. De vrije handel in kolen en staal hielp bij de
economische wederopbouw en groei van de welvaart.
Vanaf 1958 gingen de zes lidstaten een stap verder met hun integratie in de EEG,
de Europese Economische Gemeenschap.
In deze organisatie ontstond een gemeenschappelijke markt met vrije handel tussen
de lidstaten en gemeenschappelijke tarieven voor de buitenwereld.
Op deze markt moest iedereen zich houden aan dezelfde wetten en regels.
De EEG kreeg: een dagelijks bestuur, de Europese Commissie in Brussel en een
rechtbank, het Europese Hof van Justitie.
Dit zijn nog altijd belangrijke instellingen voor de EU.
Europese Commissie: doet voorstellen voor nieuwe Europese wetten en regels.
Het Hof van Justitie: de hoogste rechtbank in de EU die controleert of Europese
wetten overal worden toegepast.
De lidstaten van de EGKS en de EEG (vanaf 1958) hadden een sterke economische
groei.
In 1973 kwamen Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken bij de EEG.
In 1981 volgde Griekenland.
In 1986 volgde Portugal en Spanje.
Met de democratie ging het na 1945 veel beter dan in het Interbellum.