Natuurkunde samenvatting H1 par. 1-4
Paragraaf 1 Hefbomen gebruiken:
Het symbool van kracht is F.
De eenheid van kracht is Newton, met symbool N.
Krachten teken je als een pijl, hiermee kun je de grootte, de richting en het
aangrijpingspunt van een kracht tekenen.
De zwaartekracht is de aantrekkingskracht van de aarde op een voorwerp en die
bereken je met de formule: Fz = m x g
Hierin geeft g een waarde van 9,81 N/kg
Het aangrijpingspunt van de zwaartekracht wordt het zwaartepunt genoemd.
(Ligt voor de meeste voorwerpen in het midden).
Hefboom = een voorwerp met twee uiteinden die vaak verschillend van lengte zijn.
Bij een hefboom veroorzaak je met een kleine spierkracht aan de lange kant een
grotere werkkracht aan de korte kant.
! Hoe langer het uiteinde, hoe groter de werkkracht.
Het draaipunt = het punt van de hefboom dat op zijn plek blijft.
Alle gereedschappen en werktuigen (zoals klauwhamer, schaar, nijptang etc.)
werken met een hefboom en hebben:
- Een draaipunt;
- Een kort uiteinde waar de werkkracht aangrijpt;
- Een lang uiteinde waar de spierkracht aangrijpt.
Je kunt met je spierkracht een nog grotere werkkracht uitoefenen door de afstand
tussen het draaipunt en de spierkracht te vergroten. Deze afstand heet de arm van
de kracht.
De arm van de kracht = de kortste afstand van het draaipunt tot de werklijn van de
kracht.
De werklijn van de kracht = de lijn waarlangs de kracht werkt.
! Hoe groter de arm van de spierkracht, hoe groter de werkkracht.
, Het steunvlak = het vlak tussen de uiterste punten waarmee je in contact bent met
de grond.
Een voorwerp staat stabiel als het zwaartepunt boven het steunvlak ligt.
-------------------------------------------------------------
-
Aantekening:
In het dagelijks leven gebruik je de term gewicht om aan te geven hoe zwaar iets is.
In Natuurkunde maken we onderscheid tussen massa en gewicht.
Massa = altijd hetzelfde
Gewicht = veranderd per planeet
Zwaartekracht berekenen:
F = kracht (N) Fz
M = massa (kg)
g = zwaartekracht (N/kg) mxg
Vector = geeft meerdere gegevens tegelijk weer.
Zwaartekracht = de aantrekkingskracht die de aarde op een voorwerp uitoefent.
De grootte bereken je met Fz = m x g. De zwaartekracht grijpt aan in het
zwaartepunt.
-------------------------------------------------------------
-
Paragraaf 2 Rekenen aan hefbomen:
Bij een hefboom geldt dat als de arm van de werkkracht nx zo klein is als de arm van
de spierkracht, de werkkracht juist nx zo groot is als de spierkracht.
Als er sprake is van evenwicht, geldt de hefboomwet:
(F x r)linksom = (F x r)rechtsom
Bij beweegbare constructies wordt vaak een contragewicht gebruikt dat zorgt voor
evenwicht. Ook kost het weinig kracht om de hefboom te laten draaien.
Een ophaalbrug maakt ook gebruik van een hefboom. Aan de ene kant zit het
wegdek en aan de andere kant van het draaipunt een contragewicht.
Het contragewicht = een verzwaring die ervoor zorgt dat de brug makkelijk is te
openen.
-------------------------------------------------------------
-
Aantekening:
Bij een hefboom(situatie) zijn er 2 grootheden die bepalend zijn, namelijk:
- De grootte van de kracht
Paragraaf 1 Hefbomen gebruiken:
Het symbool van kracht is F.
De eenheid van kracht is Newton, met symbool N.
Krachten teken je als een pijl, hiermee kun je de grootte, de richting en het
aangrijpingspunt van een kracht tekenen.
De zwaartekracht is de aantrekkingskracht van de aarde op een voorwerp en die
bereken je met de formule: Fz = m x g
Hierin geeft g een waarde van 9,81 N/kg
Het aangrijpingspunt van de zwaartekracht wordt het zwaartepunt genoemd.
(Ligt voor de meeste voorwerpen in het midden).
Hefboom = een voorwerp met twee uiteinden die vaak verschillend van lengte zijn.
Bij een hefboom veroorzaak je met een kleine spierkracht aan de lange kant een
grotere werkkracht aan de korte kant.
! Hoe langer het uiteinde, hoe groter de werkkracht.
Het draaipunt = het punt van de hefboom dat op zijn plek blijft.
Alle gereedschappen en werktuigen (zoals klauwhamer, schaar, nijptang etc.)
werken met een hefboom en hebben:
- Een draaipunt;
- Een kort uiteinde waar de werkkracht aangrijpt;
- Een lang uiteinde waar de spierkracht aangrijpt.
Je kunt met je spierkracht een nog grotere werkkracht uitoefenen door de afstand
tussen het draaipunt en de spierkracht te vergroten. Deze afstand heet de arm van
de kracht.
De arm van de kracht = de kortste afstand van het draaipunt tot de werklijn van de
kracht.
De werklijn van de kracht = de lijn waarlangs de kracht werkt.
! Hoe groter de arm van de spierkracht, hoe groter de werkkracht.
, Het steunvlak = het vlak tussen de uiterste punten waarmee je in contact bent met
de grond.
Een voorwerp staat stabiel als het zwaartepunt boven het steunvlak ligt.
-------------------------------------------------------------
-
Aantekening:
In het dagelijks leven gebruik je de term gewicht om aan te geven hoe zwaar iets is.
In Natuurkunde maken we onderscheid tussen massa en gewicht.
Massa = altijd hetzelfde
Gewicht = veranderd per planeet
Zwaartekracht berekenen:
F = kracht (N) Fz
M = massa (kg)
g = zwaartekracht (N/kg) mxg
Vector = geeft meerdere gegevens tegelijk weer.
Zwaartekracht = de aantrekkingskracht die de aarde op een voorwerp uitoefent.
De grootte bereken je met Fz = m x g. De zwaartekracht grijpt aan in het
zwaartepunt.
-------------------------------------------------------------
-
Paragraaf 2 Rekenen aan hefbomen:
Bij een hefboom geldt dat als de arm van de werkkracht nx zo klein is als de arm van
de spierkracht, de werkkracht juist nx zo groot is als de spierkracht.
Als er sprake is van evenwicht, geldt de hefboomwet:
(F x r)linksom = (F x r)rechtsom
Bij beweegbare constructies wordt vaak een contragewicht gebruikt dat zorgt voor
evenwicht. Ook kost het weinig kracht om de hefboom te laten draaien.
Een ophaalbrug maakt ook gebruik van een hefboom. Aan de ene kant zit het
wegdek en aan de andere kant van het draaipunt een contragewicht.
Het contragewicht = een verzwaring die ervoor zorgt dat de brug makkelijk is te
openen.
-------------------------------------------------------------
-
Aantekening:
Bij een hefboom(situatie) zijn er 2 grootheden die bepalend zijn, namelijk:
- De grootte van de kracht