, Paragraaf 1
Klimaat: de gemiddelde toestand van het weer over een lange periode en voor een groot
gebied.
Weer: de toestand van de dampkring op een bepaald moment en voor een klein gebied.
Systeem aarde bestaat uit 4 sferen: de atmosfeer, de hydrosfeer, de lithosfeer en de
biosfeer.
Atmosfeer: hier speelt weer en klimaat zich af.
Hydrosfeer: het water op aarde.
Lithosfeer: gesteente.
Biosfeer: het leven op aarde.
Alle sferen staan met elkaar in verband. Een verandering in de ene sfeer werkt door in de
andere.
De atmosfeer werd gevormd toen de aarde na haar ontstaan, 4,6 miljard jaar geleden, begon
af te koelen. In de loop van de tijd ontstond een gasvorming omhulsel. De zwaartekracht
zorgt ervoor dat de gassen niet verdwijnen in de ruimte. Vandaar dat de grootste
concentratie van gassen dicht bij de aarde te vinden is (onderste 10 km).
Het verschil met onze atmosfeer en die van andere planeten is dat onze
atmosfeer stikstof(78%), zuurstof(21%), waterdamp(kleine hoeveelheid)
en koolstofdioxide(kleine hoeveelheid) bevat.
Pauzes: hoogten waar een afname in de temperatuur overgaat in een toename, of
andersom.
De troposfeer (onderste laag) is bij de polen 9 km dik en bij de evenaar 12 km. Elke 100 m
die je in de troposfeer stijgt, daalt de temperatuur met 0,6 graden. Afwijkingen van dit
gemiddelde hangen af van de luchtvochtigheid.
Vanaf de tropopauze blijft de temperatuur 10 km vrij constant. Dan wordt het warmer en is
het in de stratopauze 0 graden. Felix Baumgartner sprong uit zijn capsule in de stratosfeer.
De stratosfeer bevat veel ozongas (O3). Dit gas filtert de voor de mens schadelijke
ultraviolette straling van het zonlicht. Door de opname van de ozon wordt de stratosfeer
warm.
De meteorieten die op de aarde afkomen beginnen te verabranden in de mesosfeer en zijn
op een hoogte van 25 km uiteengevallen. De thermosfeer bevat minder dan 1% van de
atmosferische gassen.
De temperatuur van het oppervlak van de zon is 6000 graden. DE afstand tussen de zon en
de aarde is 150 miljoen km. De zon is de motor achter de weersverschijnselen.
Energiebalans/stralingsbalans: het evenwicht dat bestaat tussen de hoeveelheid straling die
de aarde bereikt en de hoeveelheid straling die de atmosfeer weer verlaat.
53% van de energie van de zon die de atmosfeer bereikt, komt niet aan op het
aardoppervlak. 20% wordt door de wolken weerkaatst, 4% door het aardoppervlak, 6%
wordt door gasdeeltjes verstrooid en in de troposfeer wordt nog eens 23% van de energie
door de wolken, waterdamp en andere gassen opgenomen.
De kortgolvige zonnestraling die het aardoppervlak wel bereikt, wordt omgezet in warmte
en als langgolvige straling weer uitgestraald. Dankzij de broeikasgaseen zoals waterdamp,
CO2 en de wolken, wordt het meeste van deze warmte weer opgenomen en naar de