Samenvatting vwo3 tijdlijn geschiedenis hs2 democratie. feniks

-1798 er is een nieuwe belangrijke wet tot stand gekomen, de staatsregeling. Alle burgers zijn voor de wet gelijk
-in 1814 was er ene grondwet, nl was nog geen democratie. Koning Willem I had in de praktijk nog veel macht
-in 1840 trad Willem I af  opvolger zoon Willem II , probleem : aardappeloogst is mislukt.
-redenen waarom nl geen democratie is = geen algemeen kiesrecht, geen politieke partijen, systeem Thorbecke
-1848 onder leiding van Thorbecke komt nieuwe grondwet tot stand & invoering parlementaire stelsel in nl
-tussen 1848 en 1868  conflicten tussen de koning en 2de kamer, 1868 gaf hij op. 2de kamer = hoogste baas in nl
hierdoor volgden er verkiezingen als ministers hun ontslag aanbieden. Volksverkiezing  macht bij volk
-in de grondwet van 1848 is de basis gelegd voor de democratische rechtstaat in Nederland. Rechten en plichten
-vanaf 1870 waren er tal verenigingen die de ellendige woon en werkomstandigheden van arbeiders nastreefden
-1882 werd de politieke partij `de sociaal democratische bond’ opgericht. 6 jaar later werd Domela Nieuwenhuis
als eerste socialist in de tweede kamer gekozen. Hij werd niet serieus genomen en werd anarchist
- in 1849 richtte een groep socialisten `de sociaal democratische arbeiderspartij ‘(SDAP) op Pieter Jelles Troelstra
-1870 verzetten vrouwen zich tegen de achterstelling v.d. vrouw. Zij worden feministen genoemd.
in 1898 werd de bekendste tentoonstelling gehouden : notionele tentoonstelling van vrouwenarbeid.
-1887 vernieuwde grondwet, kiesrecht v.d. man aangepast
-1917 de pacificatie, gelijktijdige oplossing van de schoolstrijd en kiesrecht.
-1918 werd voor het eerst een volksvertegenwoordiging gekozen met algemeen mannenkiesrecht  nieuwe stels
-woensdag 5juli 1922 kiesrecht voor de vrouw & democratisering v.d. politiek in Nederland



GRONDWETSWIJZIGING 1848
parlement = 1e en 2e kamer  andere naam is volksvertegenwoordiging.
2 hoofdkenmerken uit de nieuwe grondwet :
1. Volksinvloed werd groter door de rechtstreekse verkiezingen + mogelijkheid de 1 e en 2e kamer te ontbinden
als het wek niet goed gedaan werd.
2. Macht van de volksvertegenwoordiging werd groter en die van de koning + regering kleiner.
Deze 2 hoofdkenmerken zijn nog in 8 punten uitgewerkt:

1. Koning geen macht meer. Ministers zijn nu verantwoordelijk en moet verantwoording afleggen aan het
parlement.
2. De leden van de 2e Kamer, Provinciale Staten en de Gemeenteraad worden door rechtstreekse
verkiezingen gekozen
3. Leden van de 1e Kamer  gekozen door Provinciale Staten
4. 1e+2e Kamer kunnen ontbonden worden door koning om het volk uitspraak te laten doen.
5. Vergaderingen van het parlement zijn openbaar
6. Het recht van interpellatie1e en 2e kamer
het recht van amendement en enquête 2e Kamer
7. Elk jaar een begroting vastgesteld
8. Grondrechten, zoals: vrijheid van vereniging en vergadering
Schema van bestuur en controle:

Kabinet maakt wetvoorstel - kabinet= ministers + staatssecretarissen
tweede kamer bij 76+ stemmen – 150 mensen beslissen voor of tegen
eerste kamer bij 38+ stemmen – 75 mensen beoordelen haalbaarheid van wetsvoorstel
regering ondertekend wetsvoorstel – regering= koning+ ministers

Officiële wet


-tijd van burgers en stoommachines 1800-1900  moderne tijd
-tijd van de wereldoorlogen 1900-1950  moderne tijd