College aantekeningen/uitwerkingen Arbeidsrecht Hoofdstukken Sociaal Recht Arbeidsrecht 2021, ISBN: 9789001747657

Arbeidsrecht

week 1
1.1 oriëntatie

onzelfstandige beroepsbevolking-> mensen die een betaalde baan hebben -> afhankelijke positie
ten opzichte van de werkgever.=

 private sector= werkzaam in het bedrijfsleven/marktsector
 publieke sector=werkzaam bij de overheid (ambtenaren)
 semipublieke sector= deel v/d beroepsbevolking dat tijdens de uitoefening v/d
werkzaamheden niet ondergeschikt is aan opdrachten van anderen (zelfstandigen).

Zelfstandige beroepsbevolking=deel v/d beroepsbevolking dat tijdens de uitoefening van de
werkzaamheden niet ondergeschikt is aan opdrachten van anderen (zelfstandigen).=

1) zzp’er (zelfstandig zonder personeel)

-kwetsbaar; geen beschermende regels die voor de werknemers gelden

-vaak geen WW-uitkering bij werkloos worden.



Sociaal recht-> onzelfstandige beroepsbevolking-> heeft betrekking op de rechtspositie v/d
werknemer-> hebben gemeenschappelijk dat zij in dienstverband – oftewel in ondergeschiktheid-
arbeid verrichten.



Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra)-> op het overgrote deel v/d ambtenaren is het
arbeidsrecht van toepassing voor de werknemers in de private sector.

 Uitzondering; wet normering bezoldiging topfunctionarissen (WNT)-> bepaald dat niemand
in de publieke en semipublieke sector per jaar meer mag verdienen dan een bepaald max.
bedrag. (geldt niet voor de publieke sector).

1.2 werkgever en werknemer: welke rechtsbronnen

rechtsbronnen (van toepassing op de werkrelatie tussen werknemer(s)).

1) Arbeidsovereenkomst recht;
2) Het vermogensrecht in het algemeen;
3) Overige wetten met betrekking tot de private sector;
4) De jurisprudentie (rechtersrecht)
5) De cao;
6) Het verdrag



 Arbeidsovereenkomstenrecht
 Burgerlijk wetboek-> belangrijke vindplaats van rechtregels die de verhouding tussen de
individuele werkgever en werknemer regelen (ook die met betrekking tot de ambtenaar). ->

, belangrijke wetten onderdeel van titel 7:10 BW zijn; de wet flexibiliteit en zekerheid, de wet
werk en zekerheid en de wet arbeidsmarkt in balans.



- de wet flexibiliteit en zekerheid;
doel; dat het werkgevers mogelijk wordt gemaakt flexibeler en slagvaardiger over personeel
te beschikken – de wetgever wilde bepaalde kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt
(oproepkrachten en uitzendkrachten) extra bescherming en dus meer zekerheid beiden.
(deze wet is in andere wetten verwerkt).

- De wet werk en zekerheid (wwz) (ook verwerkt in andere wetten);
 Wetgever wilde een half toeroepen aan de ontwikkeling dat steeds minder mensen een vast
arbeidscontract krijgen
 Wetgever wilde een einde maken aan ongewenste ontwikkelingen op het terrein v/h
ontslagrecht
 De overheidsuitgaven moesten worden teruggedrongen-minder lange uitkeringen op grond
van de werkloosheidwet

- Wet arbeidsmarkt in balans (wab)
 Wetgever wilde de niet gehaalde doelstellingen van de wwz alsnog realiseren.
 Aandacht aan de versterking v/d positie v/d oproepkracht en aan versoepeling v/h
ontslagrecht. (wwz)



 Vermogensrecht in het algemeen

Arbeidsovereenkomst=obligatoire overeenkomst waaruit verbintenissen voortvloeien.



Verbintenis= een rechtsbetrekking tussen ten minste twee partijen, die ertoe leidt dat de ene
partij één of meer rechten verkrijgt en de andere partij één of meer plichten op zich neemt ->
arbeidsovereenkomst-> werkgever heeft de plicht loon te betalen/werknemer verricht arbeid.



Bijzondere regels v/d arbeidsovereenkomst en het vermogensrecht gaan vóór de algemene.



 Overige wetten

De wet minimumloon en minimum vakantiebijslag, wetten op het terrein van de gelijke
behandeling in de werkrelatie.

Wetten op het terrein van de gelijke behandeling in de werkrelatie, de wet arbeid
vreemdelingen, de wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, de wet op de
ondernemingsraden en de wet melding collectief ontslag en de verschillende wetten op het
terrein van sociale zekerheid.

 Deze sociaalrechtelijke wetten gaan dan dus vóór de regels van boek 3 en 6 wb.

,beperkte bedingen

“Beperkende bedingen” tijdens en na dienstverband:

 Geheimhoudingsbeding (ook art. 7:611 BW; kapstokartikel )
 Verbod nevenwerkzaamheden
 Concurrentiebeding  art.7:653 BW

Relatiebeding  bijz. vorm van concurrentiebeding (veel minder belastend)



“Beperkende bedingen” tijdens en na dienstverband: hoge boetes!! (art. 7:650 BW boetebeding – zie
verder)

 Geheimhoudingsbeding (ook art. 7:611 BW); kan uitdrukkelijk in het contract staan, ook als
het niet uitdrukkelijk afgesproken is o.g.v. goed werknemerschap (of onrechtmatige daad!)

 Verbod Nevenwerkzaamheden staat in bijna elk contract – Waarom/Redenen?

- wg wil controle ivm concurrerende nevenbanen/ wg ziet risico van ziekte-uitval bij een 3e / wg wil
het overschrijden van de normen AT-wet voorkomen (boete) etc

!!: toestemming weigeren bij kl.pt-baan kan in str. met goed wg-schap zijn! Wn kan anders misschien
niet eens ‘rondkomen’…

 Concurrentiebeding  art.7:653 BW

 Relatiebeding  bijz. vorm van concurrentiebeding (veel minder belastend);

dan mag je wel ‘overal’ gaan werken na je ontslagname, maar mag je geen (zakelijk) contact hebben
met klanten van je oude baas (gedurende een bepaalde tijd) wg is bang dat je klanten ‘meeneemt’



2. Arbeidsrecht en je latere beroep/functie als leidinggevende’

 Welke kwesties komen zoal op je af als leidinggevende?
 Met wie heb jij (indirect) als leidinggevende o.a. te maken?
 Met welke thema’s (die natuurlijk met leidinggeven aan personeel te maken hebben) houden
HR afdelingen zich dagelijks het meest bezig?

,