Samenvatting Child, Family, School, Community, ISBN: 9781305088979 Pedagogische Systemen In Kindertijd En Adolescentie

Samenvatting Berns & Clarke
Berns blz. 482-493
Genderrole / seks type = de dingen die je nodig hebt om een man en vrouw van elkaar te
onderscheiden
Gender  meer psychologisch
Sekse  meer biologisch

Sex typing = classificeren op basis van biologisch kenmerken

Psychoanalytic theory (Freud):
- Heeft te maken met de dingen waardoor iemand zich man of vrouw voelt
- Oedipus complex (jongen identificeert zich met vader omdat hij van moeder houdt en is bang
dat vader hem hiervoor straft)
- Electra complex (meisje identificeert zich met moeder omdat ze van vader houdt en is bang
dat moeder haar daarvoor straft)
- Genderidentificatie vindt plaats tussen 3 en 5 jaar (fallische fase)
- 5/6 jaar  latentiefase (meisje speelt met meisje en jongen met jongen)
- Pubertijd  genitale fase (seksueel aangetrokken door andere geslacht)

Social cognitive theory (Mischel & Bandura):
- Heeft te maken met hoe het komt dat iemand zich als jongen of meisje gedraagt
- Kinderen gedragen zich als jongen of meisje omdat ze weten dat ze beloont of gestraft
worden als ze dat wel of niet doen
- Ze identificeren zich met moeder of vader (ze nemen het gedrag over)

Cognitive developmental theory (Kohlberg):
- Heeft te maken met hoe kinderen redeneren dat ze een man of vrouw zijn
- Wanneer ze doorhebben dat ze jongen of meisje zijn gaan ze het gewenste gedrag
assimileren
- Ik ben een meisje, dus ik moet meisjes dingen doen

Gender schema theory (Bem):
- Heeft te maken met hoe ze komen tot proces info over zichzelf als jongen of meisje
- Ze zien mannen en vrouwen om zich heen en vormen zo een schema met dingen die jongen
doen en die meisjes doen

 Schema blz. 484!!

Gender socialisatie vindt plaats in de microsystemen van gezin, vrienden, school, gemeenschap e
media

Family:
- Zonen worden anders behandeld dan dochters
- Meisjes worden als klein en zacht gezien en jongens als stoer en ruig
- Vaders zijn fysieker dan moeders
- Sekse wordt beïnvloed door cultuur, biologie, ouderrollen etc.

Peer groups:
- Hoe ouder het kind, hoe groter de invloed van vrienden
- Groepsdruk gaat een rol spelen

,School:
- Meiden anders behandeld dan jongens

Community:
- Rolmodellen

Media:
- Screen media (tv/ reclames)
- Print media (krant/boek/tijdschrift)
- Audio media (lyrics/radio/videos)


Social Development
Hoofdstuk 5

Emotie = manier van reageren op de omgeving (primair en secundair)
- Primaire emoties
o Angst
o Blijdschap
o Walging
o Verrassend
o Verdriet
o Interesse
- Secundaire (zelfbewuste) emoties
o Trots
o Schaamte
o Schuld
o Jaloezie
o Empathie

Functies:
- Anderen laten weten hoe je je voelt
- Gekoppeld aan sociaal succes
- Gekoppeld aan mentale en lichamelijke gezondheid

Theoretische perspectieven:
1. Biologisch perspectief
- Uitleg van de expressie van basisemoties (Darwin)
 Aangeboren
 Universeel
 Gekoppeld aan anatomische structuren
2. Leertheorie perspectief
- Individuele verschillen
 Observeren en imiteren
 Opvoedgedrag
 Leerervaring
3. Functionele perspectief
- Functie van emoties
 Overleven
 Relaties aangaan en behouden
 Gedrag sturen

,  Aanpassen aan omgeving

Primaire emoties;
Emoties zijn direct gekoppeld aan de gebeurtenissen die ze veroorzaken

- Blijdschap
 (glim)lachen
 Reflex smiles  spontane gezichtsuitdrukking die ontstaat afhankelijk van de
innerlijk gestel van het kind
 Baby’s beginnen te lachen tussen 3 en 8 weken na geboorte (social smiles
komen tussen de 2 en 6 maanden)
 3 maanden  baby’s lachen meer naar bekenden dan onbekenden
 Duchenne smiles  speciale lach die ze alleen laten zien bij bijvoorbeeld
moeders
 Meisjes lachen over algemeen meer dan jongens
 Baby’s hebben bepaalde soort lachjes bij bepaalde gebeurtenissen
(kiekeboe, op en neer getild of geluidjes)
- Angst
 3 tot 7 maanden  angst voor onbekende situaties
 7 tot 9 maanden  echte angst  huilen
 5 maanden  sober stare (nuchtere blik)
 6 maanden  sobere expressie en klein beetje nood (distress)
 Stranger distress (fear of strangers)  angst voor onbekende mensen
(begint pas echt in de tweede fase dus vanaf 7 maanden)
 Social referencing = emoties en reacties van moeder gebruiken als leidraad
voor eigen reacties
 Separation anxiety = angst om gescheiden te worden van een bekende (bijv.
moeder)
 Zie tabel 5.3 voor oorzaken van angsten per leeftijd
 Kinderen van 3 tot 5 zeggen dat angst gevolg is van een fysiek iets of van
karaktereigenschappen van de stimulus (de baby is bang omdat hij klein is/
de baby is bang omdat de bij kan steken)
 Oudere kinderen geven mentale zaken of de persoon en de stimulus als
oorzaak van angst (hij is bang want hij snapt niet wat een bij is/ hij is niet
bang want hij weet dat als hij stil staat de bij niet zal steken)
 Hoe ouder het kind, hoe beter ze met angsten kunnen omgaan
- Boosheid
 Hoe ouder het kind, hoe meer boze expressies
 Reacties op pijn en frustratie
 Stress, walging, schrikken
- Verdriet
 Reactie op pijn en frustratie
 Minder vaak dan boosheid
 Effectief emotioneel signaal voor aandacht en verzorging


Secundaire emoties;
(zelfbewuste) emoties zijn afhankelijk van het vermogen van kinderen om zich te verdiepen in de
relatie naar anderen.
- Pride & shame
 Trots is gerelateerd aan succesvolle situaties
 Schaamte is gerelateerd aan falen