2.7 Orthopedagogiek kennisclips
, 1
PROBLEEM 1. PERSOONLIJKHEIDSPROBLEMATIEK
SOORTEN PERSOONLIJKHEID
● Normaal
● Abnormaal: er is sprake van een extreme positie of een afwijking van het gemiddelde op de
vijf dimensies van normale persoonlijkheid (Big 5). Het verschil tussen een abnormale en
normale persoonlijkheid is dus puur kwantitatief.
● Gestoord: dit is meer dan alleen een statistische afwijking. Er wordt van een gestoorde
persoonlijkheid gesproken wanneer er sprake is van een substantiële beperkingen in het
functioneren op het gebied van het zelf (bijv. identiteit) en op het gebied van relaties (bijv.
empathie). Een gestoorde persoonlijkheid is dus kwalitatief anders dan een normale
persoonlijkheid.
PERSOONLIJKHEIDSSTOORNIS
Een persoonlijkheidsstoornis is een psychische aandoening waarbij het dagelijks functioneren ernstig
wordt verstoord door beperkingen in het functioneren van de persoonlijkheid en door aanwezigheid
van pathologische persoonlijkheidskenmerken. De beperkingen in het functioneren van de
persoonlijkheid hebben betrekking op:
● Het zelf / individuele problemen:
○ problemen met de identiteit;
○ instabiel gevoel van eigenwaarde;
○ problemen op het gebied van zelfsturing;
○ beperkt zelfreflectief vermogen.
● Het intermenselijk functioneren:
○ problemen met het tonen van empathie;
○ problemen met intimiteit.
DSM criteria voor een persoonlijkheidsstoornis
● Een duurzaam afwijkend patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen, zich uitend op
twee (of meer) van de volgende terreinen:
○ Cognities (manieren van waarnemen en interpreteren van zichzelf, andere mensen en
gebeurtenissen).
○ Affectiviteit (de variëteit, intensiteit, labiliteit en adequaatheid van de emotionele
reacties).
○ Intermenselijk functioneren.
○ Impulsbeheersing.
● Het duurzame patroon is inflexibel en komt tot uiting in een breed scala van persoonlijke en
sociale situaties.
● Het duurzame patroon veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk.
● Het patroon is stabiel en van lange duur, en het begin ervan kan worden herleid tot op zijn
laatst de adolescentie of de jongvolwassen leeftijd.
● Het duurzame patroon kan niet beter worden verklaard als een uiting of gevolg van een
andere psychische stoornis.
● Het duurzame patroon kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een
middel (een drug of medicatie) of aan een somatische aandoening.
, 2
Persoonlijkheidsstoornissen in de DSM
● Borderline-persoonlijkheidsstoornis
● Dwangmatige-persoonlijkheidsstoornis
● Histrionische-persoonlijkheidsstoornis
● Afhankelijke-persoonlijkheidsstoornis
● Vermijdende-persoonlijkheidsstoornis
● Paranoïde-persoonlijkheidsstoornis
● Schizoïde-persoonlijkheidsstoornis
● Schizotypische-persoonlijkheidsstoornis
● Antisociale-persoonlijkheidsstoornis
● Narcistische-persoonlijkheidsstoornis
● Andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis
● Ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis
In de algemene populatie van jeugdigen heeft ongeveer 11% ten minste één persoonlijkheidsstoornis.
Dit is ongeveer 40% in klinische populaties in Nederland. De borderline-persoonlijkheidsstoornis
heeft de hoogste prevalentie (+/- 20% in de klinische populatie van jongeren)
BORDERLINE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNIS (BPS)
● instabiele relaties met andere;
● instabiel zelfbeeld;
● stemmingswisselingen;
● impulsief;
● problemen beginnen op jong volwassen leeftijd;
● problemen aanwezig in verschillende contexten.
Criteria DSM voor een BPS
Een pervasief patroon van instabiliteit van de intermenselijke relaties, het zelfbeeld en van affecten en
duidelijke impulsiviteit, beginnend op jongvolwassen leeftijd en aanwezig in uiteenlopende contexten,
zoals blijkt uit vijf (of meer) van de volgende symptomen:
● Verwoede pogingen om feitelijke of vermeende verlating te voorkomen.
● Een patroon van instabiele en intense interpersoonlijke relaties gekenmerkt door
afwisselingen tussen extreem idealiseren en devalueren.
● Een identiteitsstoornis.
● Impulsiviteit op ten minste twee gebieden, die de betrokkene in potentie zelf kunnen schaden
(bv geld verkwisten, seks, middelengebruik, roekeloos rijgedrag of eetbuien).
● Recidiverende suïcidale gedragingen, gestes of dreigingen, of automutilatie.
● Affectieve instabiliteit als gevolg van een duidelijke reactiviteit van de stemming
(bijvoorbeeld episoden van intense somberheid, prikkelbaarheid of angst, meestal enkele uren
durend en slechts zelden langer dan een paar dagen).
● Chronisch gevoel van leegte.
● Inadequate, intense woede of moeite hebben boosheid te beheersen (bijvoorbeeld frequente
driftbuien, aanhoudende woede of herhaaldelijke vechtpartijen).
● Voorbijgaande, stressgerelateerde paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve symptomen.
➔ Er moet sprake zijn van ten minste 5 van de 9 criteria om de diagnose te krijgen.
, 1
PROBLEEM 1. PERSOONLIJKHEIDSPROBLEMATIEK
SOORTEN PERSOONLIJKHEID
● Normaal
● Abnormaal: er is sprake van een extreme positie of een afwijking van het gemiddelde op de
vijf dimensies van normale persoonlijkheid (Big 5). Het verschil tussen een abnormale en
normale persoonlijkheid is dus puur kwantitatief.
● Gestoord: dit is meer dan alleen een statistische afwijking. Er wordt van een gestoorde
persoonlijkheid gesproken wanneer er sprake is van een substantiële beperkingen in het
functioneren op het gebied van het zelf (bijv. identiteit) en op het gebied van relaties (bijv.
empathie). Een gestoorde persoonlijkheid is dus kwalitatief anders dan een normale
persoonlijkheid.
PERSOONLIJKHEIDSSTOORNIS
Een persoonlijkheidsstoornis is een psychische aandoening waarbij het dagelijks functioneren ernstig
wordt verstoord door beperkingen in het functioneren van de persoonlijkheid en door aanwezigheid
van pathologische persoonlijkheidskenmerken. De beperkingen in het functioneren van de
persoonlijkheid hebben betrekking op:
● Het zelf / individuele problemen:
○ problemen met de identiteit;
○ instabiel gevoel van eigenwaarde;
○ problemen op het gebied van zelfsturing;
○ beperkt zelfreflectief vermogen.
● Het intermenselijk functioneren:
○ problemen met het tonen van empathie;
○ problemen met intimiteit.
DSM criteria voor een persoonlijkheidsstoornis
● Een duurzaam afwijkend patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen, zich uitend op
twee (of meer) van de volgende terreinen:
○ Cognities (manieren van waarnemen en interpreteren van zichzelf, andere mensen en
gebeurtenissen).
○ Affectiviteit (de variëteit, intensiteit, labiliteit en adequaatheid van de emotionele
reacties).
○ Intermenselijk functioneren.
○ Impulsbeheersing.
● Het duurzame patroon is inflexibel en komt tot uiting in een breed scala van persoonlijke en
sociale situaties.
● Het duurzame patroon veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk.
● Het patroon is stabiel en van lange duur, en het begin ervan kan worden herleid tot op zijn
laatst de adolescentie of de jongvolwassen leeftijd.
● Het duurzame patroon kan niet beter worden verklaard als een uiting of gevolg van een
andere psychische stoornis.
● Het duurzame patroon kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een
middel (een drug of medicatie) of aan een somatische aandoening.
, 2
Persoonlijkheidsstoornissen in de DSM
● Borderline-persoonlijkheidsstoornis
● Dwangmatige-persoonlijkheidsstoornis
● Histrionische-persoonlijkheidsstoornis
● Afhankelijke-persoonlijkheidsstoornis
● Vermijdende-persoonlijkheidsstoornis
● Paranoïde-persoonlijkheidsstoornis
● Schizoïde-persoonlijkheidsstoornis
● Schizotypische-persoonlijkheidsstoornis
● Antisociale-persoonlijkheidsstoornis
● Narcistische-persoonlijkheidsstoornis
● Andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis
● Ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis
In de algemene populatie van jeugdigen heeft ongeveer 11% ten minste één persoonlijkheidsstoornis.
Dit is ongeveer 40% in klinische populaties in Nederland. De borderline-persoonlijkheidsstoornis
heeft de hoogste prevalentie (+/- 20% in de klinische populatie van jongeren)
BORDERLINE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNIS (BPS)
● instabiele relaties met andere;
● instabiel zelfbeeld;
● stemmingswisselingen;
● impulsief;
● problemen beginnen op jong volwassen leeftijd;
● problemen aanwezig in verschillende contexten.
Criteria DSM voor een BPS
Een pervasief patroon van instabiliteit van de intermenselijke relaties, het zelfbeeld en van affecten en
duidelijke impulsiviteit, beginnend op jongvolwassen leeftijd en aanwezig in uiteenlopende contexten,
zoals blijkt uit vijf (of meer) van de volgende symptomen:
● Verwoede pogingen om feitelijke of vermeende verlating te voorkomen.
● Een patroon van instabiele en intense interpersoonlijke relaties gekenmerkt door
afwisselingen tussen extreem idealiseren en devalueren.
● Een identiteitsstoornis.
● Impulsiviteit op ten minste twee gebieden, die de betrokkene in potentie zelf kunnen schaden
(bv geld verkwisten, seks, middelengebruik, roekeloos rijgedrag of eetbuien).
● Recidiverende suïcidale gedragingen, gestes of dreigingen, of automutilatie.
● Affectieve instabiliteit als gevolg van een duidelijke reactiviteit van de stemming
(bijvoorbeeld episoden van intense somberheid, prikkelbaarheid of angst, meestal enkele uren
durend en slechts zelden langer dan een paar dagen).
● Chronisch gevoel van leegte.
● Inadequate, intense woede of moeite hebben boosheid te beheersen (bijvoorbeeld frequente
driftbuien, aanhoudende woede of herhaaldelijke vechtpartijen).
● Voorbijgaande, stressgerelateerde paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve symptomen.
➔ Er moet sprake zijn van ten minste 5 van de 9 criteria om de diagnose te krijgen.