4.2 De Verlichting; theorie en praktijk
Veel wetenschappers gingen steeds meer rationeel denken. Ze
gebruikten het verstand ipv het geloof. De invloed van de kerk nam
af, filosofen gingen nadenken over de mogelijke verbeteringen in
bestuur en geloof. In dit tijdperk, de Verlichting, kwamen vragen op
en nieuwe ideeën ontstonden.
John Locke was tegen het absolutisme. Ieder mens is gelijkwaardig
en heeft gelijke rechten. Natuurwetten; Ieder mens heeft recht op
leven, vrijheid en bezit. Hij vond een alleenheerser wel handig,
maar die moest zich wel aan de regels houden van het volk.
Hiermee bedoelde hij dat een koning niet zomaar iemand in de
gevangenis mag gooien of bezittingen mogen afnemen.
Charles de Montesquieu ontwierp de Trias Politica. Volgens hem
waren er 3 machten. Ten eerste de wetgevende macht, die het
recht heeft om wetten goed of af te keuren. Ten tweede de
uitvoerende macht, die het recht heeft om ervoor te zorgen dat de
wetten worden uitgevoerd. Ten derde de rechtsprekende macht, die
bedacht de wetten en regels. Montesquieu vond dat deze 3 wetten
nooit in de handen van één persoon mogen vallen, een
alleenheerser.
4.3 Het Ancien Régime
Lodewijk de 14e, 15e en 16e gingen er van uit dat zij het hoogste
gezag over een onderdanen rechtstreeks van God hadden
ontvangen.
Veel wetenschappers gingen steeds meer rationeel denken. Ze
gebruikten het verstand ipv het geloof. De invloed van de kerk nam
af, filosofen gingen nadenken over de mogelijke verbeteringen in
bestuur en geloof. In dit tijdperk, de Verlichting, kwamen vragen op
en nieuwe ideeën ontstonden.
John Locke was tegen het absolutisme. Ieder mens is gelijkwaardig
en heeft gelijke rechten. Natuurwetten; Ieder mens heeft recht op
leven, vrijheid en bezit. Hij vond een alleenheerser wel handig,
maar die moest zich wel aan de regels houden van het volk.
Hiermee bedoelde hij dat een koning niet zomaar iemand in de
gevangenis mag gooien of bezittingen mogen afnemen.
Charles de Montesquieu ontwierp de Trias Politica. Volgens hem
waren er 3 machten. Ten eerste de wetgevende macht, die het
recht heeft om wetten goed of af te keuren. Ten tweede de
uitvoerende macht, die het recht heeft om ervoor te zorgen dat de
wetten worden uitgevoerd. Ten derde de rechtsprekende macht, die
bedacht de wetten en regels. Montesquieu vond dat deze 3 wetten
nooit in de handen van één persoon mogen vallen, een
alleenheerser.
4.3 Het Ancien Régime
Lodewijk de 14e, 15e en 16e gingen er van uit dat zij het hoogste
gezag over een onderdanen rechtstreeks van God hadden
ontvangen.