Biologie samenvatting thema 2: Transport
T.2.1 t/m T.2.6
Aangeboren hartafwijking
Basisstof 2.1
Het hart zorgt ervoor dat het bloed in het lichaam wordt rondgepompt. Hiermee bereikt het bloed de
organen en weefsels en worden stoffen getransporteerd.
– Dit gebeurt sinds het zijn van een embryo, na de ontwikkeling gedurende 4 weken.
De foetus wordt voorzien van bloed en transport van stoffen, zoals zuurstof, via de placenta
(moeder). Hierdoor wordt er dan weinig gebruik gemaakt van de longslagader. Bij de geboorte is dit
wel het geval. Er is dus bij de geboorte sprake van een: verandering in bloedsomloop.
Er zijn voor en na de geboorte verschillen in bouw van het hart in vergelijking met een volwassen
hart. Deze verschillen zijn:
Tussen de rechter- en linkerboezem is een doorgang aanwezig: het ovale venster (foramen
ovale). Door deze opening stroomt het bloed direct de linkerboezem in en wordt het bloed
de aorta in geduwd.
Bij een embryo is er een verbinding tussen de longslagader en de aorta, deze verbinden heet:
de ductus arteriosis (ductus Botalli). Hierdoor komt het grootste deel van het bloed dat in de
rechterkamer wordt weggepompt in (toch) in de aorta terecht.
Na de geboorte komt de baby los van de placenta en zullen de longen zich vullen met lucht dit heeft
in volgorde een aantal gevolgen:
Door het makkelijker stromen van bloed in de longhaarvaten neemt de (bloed)druk in de
rechter boezem en rechterkamer af.
De (bloed)druk in de linkerboezem in linkerkamer neemt toe door toevoer van
(zuurstofrijk)bloed.
Hierdoor zal het ovale venster worden gesloten door een klep. Deze klep zal gedurende het
ouder worden en ontwikkelen vergroeien in de harttussenwand.
Tenslotte zullen bij de geboorte de spieren in de ductus arteriosis het bloedvat vernauwen.
Vervolgens zal dit vat (verbinding) afsterven.
Hartafwijkingen
Na de geboorte kan zowel het verdwijnen van het ovale venster als het vernauwen van de ductus
arteriosis niet volledig of niet gebeuren. In deze gevallen is er sprake van een aangeboren
hartafwijking. Er zijn in dit geval 2 soorten:
Atrium septum defect (ASD)
Hierbij wordt het ovale venster niet afgesloten en blijft hij (in enige mate) open.
, Open ducuts arteriosis (ODB)
Hierbij vernauwt de ductus arteriosis niet of in te geringe mate.
De bloedsomloop
Eencellige organismen of organismen opgebouwd uit enkele cellagen zijn in staat om zichzelf te
voorzien van goed transport door enkel diffusie.
– Dit is mogelijk omdat er bij deze groep organismen geen transport plaatsvindt over lange
afstanden zoals bij de mens.
Voor grotere organismen zoals de mens is een ander manier van transport nodig: de bloedsomloop.
Het bloed wat in deze omloop door hart in bloedvaten wordt rondgepompt heeft twee grote functies
(naast kleinere functies zoals afweer):
De lichamelijke weefsels voorzien van voedingsstoffen, deze worden vervolgens na het
(grote) transport door de bloedsomloop opgenomen door diffusie (kleine afstand).
Bij intense dissimilatie in dergelijke organen komt veel warmte vrij. Deze warmte wordt
verdeeld door het rond stromende bloed, oftewel: warmteregulatie.
In conclusie is te stellen dat de bloedsomloop zorgt voor een homogeen en constant milieu.
Circulati esystemen
Als er sprake is van een gesloten bloedsomloop dan is het bloed afgesloten van zijn milieu: andere
lichaamsvloeistoffen. Alle soorten bloedsomlopen zijn grofweg in te delen in 2 groepen:
Enkelvoudige bloedsomloop
Per bloedsomloop gaat al het bloed een maal door het hart. Vaak bestaat het hart dan uit
een enkele kamer en boezem.
Dubbele bloedsomloop
Met een dubbele bloedsomloop kan een efficiëntere (bloed)druk gehandhaafd worden, met
dus een hoger rendement. Hierbij stroomt al het bloed tweemaal door het hart.
Bij de mens met een dubbele bloedsomloop gebeurt het volgende in een proces met de grote- en
kleine bloedsomloop:
De rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de longen, vanuit daar zal het
(zuurstofrijk)bloed de linkerhelft van het hart worden ingepompt. Dit wordt de kleine
bloedsomloop genoemd.
Vanuit de linkerhelft van het hart wordt het bloed het hele lichaam rondgepompt, naar alle
weefsels waar stoffen worden afgegeven en opgenomen door en in het bloed. Dit wordt de
grote bloedsomloop genoemd.
T.2.1 t/m T.2.6
Aangeboren hartafwijking
Basisstof 2.1
Het hart zorgt ervoor dat het bloed in het lichaam wordt rondgepompt. Hiermee bereikt het bloed de
organen en weefsels en worden stoffen getransporteerd.
– Dit gebeurt sinds het zijn van een embryo, na de ontwikkeling gedurende 4 weken.
De foetus wordt voorzien van bloed en transport van stoffen, zoals zuurstof, via de placenta
(moeder). Hierdoor wordt er dan weinig gebruik gemaakt van de longslagader. Bij de geboorte is dit
wel het geval. Er is dus bij de geboorte sprake van een: verandering in bloedsomloop.
Er zijn voor en na de geboorte verschillen in bouw van het hart in vergelijking met een volwassen
hart. Deze verschillen zijn:
Tussen de rechter- en linkerboezem is een doorgang aanwezig: het ovale venster (foramen
ovale). Door deze opening stroomt het bloed direct de linkerboezem in en wordt het bloed
de aorta in geduwd.
Bij een embryo is er een verbinding tussen de longslagader en de aorta, deze verbinden heet:
de ductus arteriosis (ductus Botalli). Hierdoor komt het grootste deel van het bloed dat in de
rechterkamer wordt weggepompt in (toch) in de aorta terecht.
Na de geboorte komt de baby los van de placenta en zullen de longen zich vullen met lucht dit heeft
in volgorde een aantal gevolgen:
Door het makkelijker stromen van bloed in de longhaarvaten neemt de (bloed)druk in de
rechter boezem en rechterkamer af.
De (bloed)druk in de linkerboezem in linkerkamer neemt toe door toevoer van
(zuurstofrijk)bloed.
Hierdoor zal het ovale venster worden gesloten door een klep. Deze klep zal gedurende het
ouder worden en ontwikkelen vergroeien in de harttussenwand.
Tenslotte zullen bij de geboorte de spieren in de ductus arteriosis het bloedvat vernauwen.
Vervolgens zal dit vat (verbinding) afsterven.
Hartafwijkingen
Na de geboorte kan zowel het verdwijnen van het ovale venster als het vernauwen van de ductus
arteriosis niet volledig of niet gebeuren. In deze gevallen is er sprake van een aangeboren
hartafwijking. Er zijn in dit geval 2 soorten:
Atrium septum defect (ASD)
Hierbij wordt het ovale venster niet afgesloten en blijft hij (in enige mate) open.
, Open ducuts arteriosis (ODB)
Hierbij vernauwt de ductus arteriosis niet of in te geringe mate.
De bloedsomloop
Eencellige organismen of organismen opgebouwd uit enkele cellagen zijn in staat om zichzelf te
voorzien van goed transport door enkel diffusie.
– Dit is mogelijk omdat er bij deze groep organismen geen transport plaatsvindt over lange
afstanden zoals bij de mens.
Voor grotere organismen zoals de mens is een ander manier van transport nodig: de bloedsomloop.
Het bloed wat in deze omloop door hart in bloedvaten wordt rondgepompt heeft twee grote functies
(naast kleinere functies zoals afweer):
De lichamelijke weefsels voorzien van voedingsstoffen, deze worden vervolgens na het
(grote) transport door de bloedsomloop opgenomen door diffusie (kleine afstand).
Bij intense dissimilatie in dergelijke organen komt veel warmte vrij. Deze warmte wordt
verdeeld door het rond stromende bloed, oftewel: warmteregulatie.
In conclusie is te stellen dat de bloedsomloop zorgt voor een homogeen en constant milieu.
Circulati esystemen
Als er sprake is van een gesloten bloedsomloop dan is het bloed afgesloten van zijn milieu: andere
lichaamsvloeistoffen. Alle soorten bloedsomlopen zijn grofweg in te delen in 2 groepen:
Enkelvoudige bloedsomloop
Per bloedsomloop gaat al het bloed een maal door het hart. Vaak bestaat het hart dan uit
een enkele kamer en boezem.
Dubbele bloedsomloop
Met een dubbele bloedsomloop kan een efficiëntere (bloed)druk gehandhaafd worden, met
dus een hoger rendement. Hierbij stroomt al het bloed tweemaal door het hart.
Bij de mens met een dubbele bloedsomloop gebeurt het volgende in een proces met de grote- en
kleine bloedsomloop:
De rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de longen, vanuit daar zal het
(zuurstofrijk)bloed de linkerhelft van het hart worden ingepompt. Dit wordt de kleine
bloedsomloop genoemd.
Vanuit de linkerhelft van het hart wordt het bloed het hele lichaam rondgepompt, naar alle
weefsels waar stoffen worden afgegeven en opgenomen door en in het bloed. Dit wordt de
grote bloedsomloop genoemd.
