Biodiversiteit Een grote verscheidenheid aan dieren en
planten
Drie domeinen Bacteriën, archaea, eukaryoten
Organische stoffen Stoffen die gemaakt worden door levende
organismen zoals glucose, zetmeel, vetten en
eiwitten
Anorganische stoffen Stoffen die zowel voorkomen in organismen als
in de levenloze natuur (bijvoorbeeld mineralen
en water)
Autotroof Kunnen organische stoffen maken uit alleen
anorganische stoffen
Heterotroof Hebben andere organismen nodig als voedsel
Prokaryoten Hebben geen celkern of interne membranen,
waardoor het DNA los in het cytoplasma ligt
Eukaryoten Hebben een celkern met DNA erin
Geslacht Bestaat uit een aantal soorten
Binaire naamgeving Wetenschappelijke naamgeving van
organismen, bestaande uit een geslachtsnaam
en soortaanduiding
Geslachtsnaam De naam van het geslacht waar het organisme
bij hoort
Soortaanduiding Tweede deel van een wetenschappelijke naam
van het organisme, het geeft de soort aan waar
het organisme bij hoort
Bacteriën Eencellige organismen zonder celkern
Plasmiden Kleinere circulaire chromosomen
Genetische modificatie Het DNA van een organisme wordt veranderd
door de mens
Bacteriofagen Virussoorten die bacteriën als gastheer
gebruiken
Schimmels Ze zijn heterotroof en belangrijk voor de afbraak
van organische stoffen in de natuur
Gisten Eencellige schimmels
Sporenplanten Stam in het plantenrijk met wortels, stengels en
bladeren, zonder bloemen die zich voortplanten
via sporen
Vaatplanten Paardenstaarten, varens en zaadplanten hebben
transportvaten, voor het vervoer van stoffen.
Trilharen Zorgen voor de voortbeweging en het transport
van voedsel naar de celmond
Larve De vorm waarin het insect het ei verlaat
Metamorfose Gedaanteverwisseling
Imago Een volwassen insect
Evolutie De ontwikkeling van het leven op aarde waarbij
soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen
Neodarwinistische evolutietheorie / Gaat uit van genetische variatie, natuurlijke
neodarwinisme selectie en soortvorming door reproductieve
isolatie
Natuurlijke selectie / survival of the fittest Individuen met een betere aanpassing aan het
milieu hebben een grotere overlevingskans
Genetische variatie Nieuwe combinatie van allelen
planten
Drie domeinen Bacteriën, archaea, eukaryoten
Organische stoffen Stoffen die gemaakt worden door levende
organismen zoals glucose, zetmeel, vetten en
eiwitten
Anorganische stoffen Stoffen die zowel voorkomen in organismen als
in de levenloze natuur (bijvoorbeeld mineralen
en water)
Autotroof Kunnen organische stoffen maken uit alleen
anorganische stoffen
Heterotroof Hebben andere organismen nodig als voedsel
Prokaryoten Hebben geen celkern of interne membranen,
waardoor het DNA los in het cytoplasma ligt
Eukaryoten Hebben een celkern met DNA erin
Geslacht Bestaat uit een aantal soorten
Binaire naamgeving Wetenschappelijke naamgeving van
organismen, bestaande uit een geslachtsnaam
en soortaanduiding
Geslachtsnaam De naam van het geslacht waar het organisme
bij hoort
Soortaanduiding Tweede deel van een wetenschappelijke naam
van het organisme, het geeft de soort aan waar
het organisme bij hoort
Bacteriën Eencellige organismen zonder celkern
Plasmiden Kleinere circulaire chromosomen
Genetische modificatie Het DNA van een organisme wordt veranderd
door de mens
Bacteriofagen Virussoorten die bacteriën als gastheer
gebruiken
Schimmels Ze zijn heterotroof en belangrijk voor de afbraak
van organische stoffen in de natuur
Gisten Eencellige schimmels
Sporenplanten Stam in het plantenrijk met wortels, stengels en
bladeren, zonder bloemen die zich voortplanten
via sporen
Vaatplanten Paardenstaarten, varens en zaadplanten hebben
transportvaten, voor het vervoer van stoffen.
Trilharen Zorgen voor de voortbeweging en het transport
van voedsel naar de celmond
Larve De vorm waarin het insect het ei verlaat
Metamorfose Gedaanteverwisseling
Imago Een volwassen insect
Evolutie De ontwikkeling van het leven op aarde waarbij
soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen
Neodarwinistische evolutietheorie / Gaat uit van genetische variatie, natuurlijke
neodarwinisme selectie en soortvorming door reproductieve
isolatie
Natuurlijke selectie / survival of the fittest Individuen met een betere aanpassing aan het
milieu hebben een grotere overlevingskans
Genetische variatie Nieuwe combinatie van allelen