Samenvatting Bedrijfseconomie voor de Horeca deel 1 | Hoofdstuk 1 De basis van bedrijfseconomie

Bedrijfseconomie voor de
Horeca
Hoofdstuk 1: De basis van bedrijfseconomie
Onderneming  Een bedrijf. De eigenaar van een onderneming noem je de ondernemer of
manager  De manager geeft in een bedrijf leiding aan de medewerkers en regelt en
organiseert alles.
Verschillende bedrijfsprocessen en bedrijfsactiviteiten:
 Verkoopproces  Marketing, sales en social media.
 Inkoop- en productieproces  Inkoop van goederen en bereiden van maaltijden en
dranken.
 Personeelsproces  Medewerkers aannemen, inwerken, inplannen en betalen.
 Financieel proces  Bedrijfseconomie/administratie.
 Facilitair en ICT-proces  Schoonmaak, onderhoud, ICT-beheer software en
hardware.
Ondernemen betekent dat je productiemiddelen inzet en gebruikt.  ‘Opofferen’ van
productiemiddelen.  Waarde van de productiemiddelen moet worden uitgedrukt in geld.
Productiemiddelen:
 Natuur (grond en grondstoffen)  Pacht
 Arbeid (mensen die het werk uitvoeren)  Loon
 Kapitaal (productiemiddelen als machines etc.)  Rente/huur
 Ondernemerschap (eigenaar die het bedrijf begint)  Winst
Omzet  Het geld dat gasten besteden in een horecabedrijf. Omzet = verkoopprijs x afzet.
Belasting Toegevoegde Waarde (BTW)  Omzetbelasting. Het totaal van de omzet inclusief
btw is de bruto-omzet. De ondernemer moet de btw afdragen aan de Belastingdienst.
Opbrengsten  Vormen de waarde van de verkochte producten.
Inkomsten  Is het geld dat daadwerkelijk het bedrijf binnenkomt.
Kostensoorten  Verschillende kosten onderverdeeld in categorieën. Je spreekt van kosten
als er daadwerkelijk iets verbruikt wordt, zoals ingrediënten. Alle noodzakelijke offers vallen
onder kosten. Je spreekt van uitgaven als geld het bedrijf verlaat, zoals machines die betaald
moeten worden.
Uitgaven die kosten zijn:
 Loonkosten
 Rentekosten
 Kosten van grond- en hulpstoffen