Penologie
Inhoudsopgave
1. Intro............................................................................................................... 3
2. Waarom straffen?............................................................................................3
2.1. Straffen een aloude en alledaagse praktijk......................................................................3
2.2. Definitie(s) straf............................................................................................................... 3
2.3. Hoe bestraffing bestuderen?............................................................................................ 3
2.4. Straftheorieën.................................................................................................................. 4
2.5. Reflectie: waarom straffen?............................................................................................. 6
3. Invloeden op bestraffing..................................................................................9
3.1. Inleiding........................................................................................................................... 9
3.2. Invloeden op bestraffing.................................................................................................. 9
3.3. Stijgt punitiviteit?........................................................................................................... 14
4. Effectiviteit van straffen.................................................................................15
4.1. 4.1. Inleiding.................................................................................................................. 15
4.2. 4.2. Recidive.................................................................................................................. 16
4.3. Effectiviteit..................................................................................................................... 19
4.4. Conclusie........................................................................................................................ 22
4.5. Reflecties....................................................................................................................... 22
5. Effecten van straffen......................................................................................23
5.1. Doel van de les............................................................................................................... 23
5.2. Inleiding......................................................................................................................... 23
5.3. Context.......................................................................................................................... 23
5.4. Effecten.......................................................................................................................... 24
5.5. Effecten alternatieve strafmaatregelen.........................................................................26
5.6. Besluit............................................................................................................................ 27
6. Effecten van straffen op de (in)directe context................................................28
6.1. Impact detentie op directe omgeving............................................................................ 28
6.2. Impact alternatieve straffen op directe omgeving.........................................................34
6.3. Indirecte omgeving........................................................................................................ 34
6.4. Reflecties....................................................................................................................... 35
7. Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen..........................................35
7.1. Actualiteit....................................................................................................................... 35
7.2. Internationaal toezicht op detentie................................................................................ 35
7.3. Nationaal toezicht op detentie....................................................................................... 39
8. Detentiehuis: naar een humane detentie.........................................................44
8.1. Intro............................................................................................................................... 44
, 8.2. Naar een humane detentie............................................................................................ 44
8.3. Positief leefklimaat......................................................................................................... 44
8.4. Het concept van het Detentiehuis.................................................................................. 44
8.5. Uitdagingen.................................................................................................................... 46
8.6. Cijfers............................................................................................................................. 47
8.7. Begeleidingsproject DEPAR............................................................................................ 47
9. Suicide in detentie.........................................................................................47
9.1. Algemeen....................................................................................................................... 47
9.2. Detentie......................................................................................................................... 49
9.3. Preventie........................................................................................................................ 51
10. Drugsbeleid.................................................................................................52
10.1. Drugs ≈ criminaliteit.................................................................................................... 52
10.2. Vraagzijde.................................................................................................................... 52
10.3. Aanbodzijde.................................................................................................................. 56
, 1. Intro
Reader!
Quotes of grafieken uit de les op het examen uitleggen
2. Waarom straffen?
2.1. Straffen een aloude en alledaagse praktijk
Alledaagse straffen = straffen in SRB: evenredig, onmiddellijk, consequent, aangepast…
MAAR toch grote verschillen: wettelijk apparaat, gebruik van dwang, bureaucratisch proces,
gespecialiseerd personeel…
2.2. Definitie(s) straf
Rode draad = er wordt iets toegebracht, waarvan wordt verondersteld dat het
onaangenaam is
Kenmerken van straf:
1. Er wordt iets toegebracht(!)
2. Het toebrengen in intentioneel
3. Diegenen die et toebrengen hebben dat recht
4. De straf wordt opgelegd ter gelegenheid van een daad of een omissie, die een
overtreding van een wet, een regel of een gewoonte inhoudt
5. Degene die gestraft wordt heeft de inbreuk vrijwillig gepleegd
6. De redenen om te straffen moeten te rechtvaardigen(!) zijn
7. Of de bestraffing werkelijk als straf wordt beschouwd, is afhankelijk van wat de
bestraffer(!) verstaat onder bestraffing en niet van de opvatting van de gestrafte
2.3. Hoe bestraffing bestuderen?
Penologie = wetenschappelijke studie van de bestraffing van normovertredend gedrag
Dé penologie bestaat niet; verschillende stromingen, …
2 stromingen:
- Positivistisch, empirische: bestuderen van fenomenen, wat is de effectiviteit, de
doelen van de straf?
- Sociologische insteek: straffen als sociaal fenomeen, een sociaal construct gemaakt
door de maatschappij en dus veranderbaar
Effectiviteit ≠ legitimiteit!!!
Legitimiteit = rechtvaardiging van de straf, waarom mag de overheid/samenleving straffen?
Gegrond in morele beginselen, een normatief kader
Effectiviteit = werkt de straf? Door penologisch empirisch onderzoek, toepassing en werking
van de straf, wat is het gestelde doel?
, Vb: de doostraf: effectief voor recidive als dat de doelstelling is, legtitiem echter niet, men is
afgestapt van het rechtvaardigen van de doodstraf (in Europa). Straf kan legitiem zijn maar
niet effectief of omgekeerd
Voorbeeld bij uitstek: gevangenisstraf, legitiem want we rechtvaardigen het want er is een
bepaalde grens overschreden, maar niet effectief en dat weten we ook want de recidivecijfers
zijn super hoog
2.4. Straftheorieën
2.4.1.Types doelstellingen
- Instrumenteel = realiseren van normconform gedrag bij de burger, bestraffing als
instrument, policing society
- Intrinsiek = burgers beschermen tegen (machts)misbruik overheid,
rechtsbeschermende functie van strafrecht, policing the police
- Organisatorisch = bestraffing vindt plaats binnen het strafrechtelijk apparaat
- Instrumentele doelstellingen
- wat zijn de doelstellingen van de straf?
1. Retributivistische of absolute theorieën
- Immanuel Kant
- 18e E
- Strafdoel gericht op het verleden
- Absolute plicht om de (morele) wet te gehoorzamen
- Misdrijf = schending van universele morele principes
- Morele balans verstoord door het misdrijf
- Waarom straffen?
- Morele plicht
- Herstellen van de verstoorde balans
- Klassieke leer, reactie tegen rechtsonzekerheid van Ancien Regime
- Achterliggend mensbeeld = rationeel, individu is vrij en dus verantwoordelijk
- Grondslag en rechtvaardiging vd straf = Vergelding van schuld
- Doel = betalen van een schuld – metafysische vergelding
- Gevolg: ALTIJD straffen, ongeacht de consequentie
- Geen nut voor de toekomst verwacht effectiviteit niet belangrijk
- Geen individualisering
- wel proportionaliteit: zwaarte straf = ernst misdrijf
- daad en schuld staan centraal
- ! “just deserts” – Von Hirschi
- = morderne variant van retributivisme, teruggaan naar de daad & reactie tegen de
behandelingsideologie vanaf jaren ‘70
- Elementen die we vandaag nog in ons strafrecht gebruiken
Inhoudsopgave
1. Intro............................................................................................................... 3
2. Waarom straffen?............................................................................................3
2.1. Straffen een aloude en alledaagse praktijk......................................................................3
2.2. Definitie(s) straf............................................................................................................... 3
2.3. Hoe bestraffing bestuderen?............................................................................................ 3
2.4. Straftheorieën.................................................................................................................. 4
2.5. Reflectie: waarom straffen?............................................................................................. 6
3. Invloeden op bestraffing..................................................................................9
3.1. Inleiding........................................................................................................................... 9
3.2. Invloeden op bestraffing.................................................................................................. 9
3.3. Stijgt punitiviteit?........................................................................................................... 14
4. Effectiviteit van straffen.................................................................................15
4.1. 4.1. Inleiding.................................................................................................................. 15
4.2. 4.2. Recidive.................................................................................................................. 16
4.3. Effectiviteit..................................................................................................................... 19
4.4. Conclusie........................................................................................................................ 22
4.5. Reflecties....................................................................................................................... 22
5. Effecten van straffen......................................................................................23
5.1. Doel van de les............................................................................................................... 23
5.2. Inleiding......................................................................................................................... 23
5.3. Context.......................................................................................................................... 23
5.4. Effecten.......................................................................................................................... 24
5.5. Effecten alternatieve strafmaatregelen.........................................................................26
5.6. Besluit............................................................................................................................ 27
6. Effecten van straffen op de (in)directe context................................................28
6.1. Impact detentie op directe omgeving............................................................................ 28
6.2. Impact alternatieve straffen op directe omgeving.........................................................34
6.3. Indirecte omgeving........................................................................................................ 34
6.4. Reflecties....................................................................................................................... 35
7. Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen..........................................35
7.1. Actualiteit....................................................................................................................... 35
7.2. Internationaal toezicht op detentie................................................................................ 35
7.3. Nationaal toezicht op detentie....................................................................................... 39
8. Detentiehuis: naar een humane detentie.........................................................44
8.1. Intro............................................................................................................................... 44
, 8.2. Naar een humane detentie............................................................................................ 44
8.3. Positief leefklimaat......................................................................................................... 44
8.4. Het concept van het Detentiehuis.................................................................................. 44
8.5. Uitdagingen.................................................................................................................... 46
8.6. Cijfers............................................................................................................................. 47
8.7. Begeleidingsproject DEPAR............................................................................................ 47
9. Suicide in detentie.........................................................................................47
9.1. Algemeen....................................................................................................................... 47
9.2. Detentie......................................................................................................................... 49
9.3. Preventie........................................................................................................................ 51
10. Drugsbeleid.................................................................................................52
10.1. Drugs ≈ criminaliteit.................................................................................................... 52
10.2. Vraagzijde.................................................................................................................... 52
10.3. Aanbodzijde.................................................................................................................. 56
, 1. Intro
Reader!
Quotes of grafieken uit de les op het examen uitleggen
2. Waarom straffen?
2.1. Straffen een aloude en alledaagse praktijk
Alledaagse straffen = straffen in SRB: evenredig, onmiddellijk, consequent, aangepast…
MAAR toch grote verschillen: wettelijk apparaat, gebruik van dwang, bureaucratisch proces,
gespecialiseerd personeel…
2.2. Definitie(s) straf
Rode draad = er wordt iets toegebracht, waarvan wordt verondersteld dat het
onaangenaam is
Kenmerken van straf:
1. Er wordt iets toegebracht(!)
2. Het toebrengen in intentioneel
3. Diegenen die et toebrengen hebben dat recht
4. De straf wordt opgelegd ter gelegenheid van een daad of een omissie, die een
overtreding van een wet, een regel of een gewoonte inhoudt
5. Degene die gestraft wordt heeft de inbreuk vrijwillig gepleegd
6. De redenen om te straffen moeten te rechtvaardigen(!) zijn
7. Of de bestraffing werkelijk als straf wordt beschouwd, is afhankelijk van wat de
bestraffer(!) verstaat onder bestraffing en niet van de opvatting van de gestrafte
2.3. Hoe bestraffing bestuderen?
Penologie = wetenschappelijke studie van de bestraffing van normovertredend gedrag
Dé penologie bestaat niet; verschillende stromingen, …
2 stromingen:
- Positivistisch, empirische: bestuderen van fenomenen, wat is de effectiviteit, de
doelen van de straf?
- Sociologische insteek: straffen als sociaal fenomeen, een sociaal construct gemaakt
door de maatschappij en dus veranderbaar
Effectiviteit ≠ legitimiteit!!!
Legitimiteit = rechtvaardiging van de straf, waarom mag de overheid/samenleving straffen?
Gegrond in morele beginselen, een normatief kader
Effectiviteit = werkt de straf? Door penologisch empirisch onderzoek, toepassing en werking
van de straf, wat is het gestelde doel?
, Vb: de doostraf: effectief voor recidive als dat de doelstelling is, legtitiem echter niet, men is
afgestapt van het rechtvaardigen van de doodstraf (in Europa). Straf kan legitiem zijn maar
niet effectief of omgekeerd
Voorbeeld bij uitstek: gevangenisstraf, legitiem want we rechtvaardigen het want er is een
bepaalde grens overschreden, maar niet effectief en dat weten we ook want de recidivecijfers
zijn super hoog
2.4. Straftheorieën
2.4.1.Types doelstellingen
- Instrumenteel = realiseren van normconform gedrag bij de burger, bestraffing als
instrument, policing society
- Intrinsiek = burgers beschermen tegen (machts)misbruik overheid,
rechtsbeschermende functie van strafrecht, policing the police
- Organisatorisch = bestraffing vindt plaats binnen het strafrechtelijk apparaat
- Instrumentele doelstellingen
- wat zijn de doelstellingen van de straf?
1. Retributivistische of absolute theorieën
- Immanuel Kant
- 18e E
- Strafdoel gericht op het verleden
- Absolute plicht om de (morele) wet te gehoorzamen
- Misdrijf = schending van universele morele principes
- Morele balans verstoord door het misdrijf
- Waarom straffen?
- Morele plicht
- Herstellen van de verstoorde balans
- Klassieke leer, reactie tegen rechtsonzekerheid van Ancien Regime
- Achterliggend mensbeeld = rationeel, individu is vrij en dus verantwoordelijk
- Grondslag en rechtvaardiging vd straf = Vergelding van schuld
- Doel = betalen van een schuld – metafysische vergelding
- Gevolg: ALTIJD straffen, ongeacht de consequentie
- Geen nut voor de toekomst verwacht effectiviteit niet belangrijk
- Geen individualisering
- wel proportionaliteit: zwaarte straf = ernst misdrijf
- daad en schuld staan centraal
- ! “just deserts” – Von Hirschi
- = morderne variant van retributivisme, teruggaan naar de daad & reactie tegen de
behandelingsideologie vanaf jaren ‘70
- Elementen die we vandaag nog in ons strafrecht gebruiken