Sociologie samenvatting – deeltoets 2
Inhoud:
Bindingen:
- Economisch, politiek, affectief en cognitief
Sociologische theorieën:
- Marx, Weber, Durkheim en Bourdieu
Hoofdstuk 1 – Economische bindingen
We spreken van economische bindingen tussen mensen, voor zover zij van elkaar
afhankelijk zijn in het produceren en distribueren van schaarse middelen, ter bevrediging
van hun behoefte. Dus tussen mensen, voor zover zij van elkaar afhankelijk zijn, in het
produceren en verdelen van schaarse producten die zij willen hebben
Er zijn 10 kenmerken van de jachtsamenlevingen:
1) Ze zijn klein en overzichtelijk (100 tot enkele 1000 mensen)
- Zijn dus homogeen, want ze zijn veel hetzelfde
2) Ze hebben geen centraal politiek gezag
- Zijn dus “staatloos”
3) De ongelijkheid in macht en bezit is relatief klein
4) Er is een geringe arbeidsverdeling. Dat is het verdelen van het werk in verschillende
taken
- Mannen jagen of vissen overwegend
- Vrouwen houden zich meer bezig met verzamelen, voorbereiding en verzorging van
de kinderen
- Kinderen zijn tot een bepaalde leeftijd van arbeidstaken vrijgesteld, maar daarna geldt
hetzelfde
5) Er is een geringe sociale differentiatie. Dat is de vermenging van bewoners met een
verschillende sociale, economische of demografische achtergrond of in een verschillende
gezinssamenstelling binnen dezelfde woonomgeving, dus in straat, wijk of stad
6) Ze zijn economisch in hoge mate zelfvoorzienend; autarkisch
- Wat de groep door jagen of vissen en verzamelen aan voedsel voortbrengt,
consumeren zij zelf
7) Ze zijn doorgaans geografisch mobiel, dus ze vestigen zich tijdelijk op een bepaalde
plaats, om na enige tijd, wanneer de omgeving onvoldoende voedsel dreigt op te
leveren, verder te trekken
8) Ze leven in dunbevolkte streken, waar de bevolkingsdichtheid vaak één persoon per km2
leeft
9) Ze hebben een beperkt bezit van materiële goederen
10) Ze hebben een laag productieniveau
Wat er gebeurde met de jagers-verzamelaars door de opkomst van de agrarische revolutie:
1) De overgebleven jagers-verzamelaars kregen in toenemende mate te maken met
complexere, omvangrijke en machtigere samenlevingen
,2) Door deze samenlevingen werden de jagers-verzamelaars geleidelijk verdreven. (Maar
alleen als ze niet al verdwenen waren door uitroeiing of opname in een grotere
samenleving – naar minder bewoonbare streken, waaraan ze zich moesten zien aan te
passen)
3) In recente tijden verloren de jagers-verzamelaars een deel van hun autonomie, doordat
ze onder staatsgezag kwamen en aangewezen raakten op goederen uit de omringde
samenleving
Er zijn 5 maatschappelijke gevolgen in de samenleving van de agrarische revolutie:
1) Mensen konden op één plaats blijven wonen, waar ze aan landbouw en veeteelt deden >
ze werden sedentair
2) Er kwam een enorme bevolkingsgroei van het aantal mensen. Mensen kregen veel
sneller achter elkaar kinderen dan toen ze nog jagers waren. Ze konden wonen op vaste
plekken met hun kinderen
3) Hogere voedselproductie. Dit kwam door de temperatuurstijging op aarde, waardoor in
bepaalde gebieden meer eetbare planten beschikbaar kwamen, die ze leenden voor de
landbouw. Daardoor ontstond er een economisch surplus
4) De toename van technologie. Er ontstonden op den duur nieuwe beroepen, waar
gereedschap voor nodig was
5) Er kwamen meer verschillen tussen mensen, zowel wat betreft bezit als wat betreft
macht
6 kenmerken van de agrarische revolutie
1) Was geen plotselinge omslag, maar een proces van opeenvolgende vernieuwingen dat
vele eeuwen, millennia, in beslag nam
2) Ze maakten gebruik van werktuigen, o.a. de ploegen waarmee grond werd bewerkt,
bijlen etc.
3) Er was sprake van sedentarisatie. Dit is een levenswijze die wordt bepaald door het
verblijf op dezelfde plaats en zich daar gaan specialiseren
4) Er was sprake van een economisch surplus. Dan heb je meer eten dan dat je als groep
nodig hebt om op te eten. Daardoor kunnen mensen zich ergens anders mee bezig
houden dan met eten zoeken/op het land werken
5) Grotere arbeidsdeling, iedereen heeft zijn/ haar eigen taak. Daardoor komt er sociale
differentiatie. Er ontstaat specialisatie, iedereen doet waar hij/ zij goed in is
6) Ontstaan van stratificatie: sommigen gaan zich ineens belangrijker voelen dan anderen
Gebruiksvormen in de landbouw tijdens de agrarische revolutie:
1) Een eenvoudige landbouwvorm is shifting cultivation. Dat is door het kappen van
verbranden van bomen en struiken telkens nieuwe grond ontginnen
2) Waar landbouw beoefend werd in riviervalleien, werd het mogelijk om d.m.v. irrigatie,
kunstmatige toevoer van water aan gewassen, de grond vruchtbaar te houden en zo op
dezelfde plaats gevestigd te blijven
, 3) Door wisselbouw, afwisseling van gewassen op dezelfde grond, en door bemesting op
basis van de combinatie van landbouw en veeteelt werd het mogelijk om op dezelfde
plaats gevestigd te blijven
Industrialisatie: er ontstaat een technische beheersing van natuurkrachten. Ze komen
erachter dat je met warm water stoom kan maken. Toen ontstond de stoommachine.
Industriële samenlevingen kenmerken zich door:
1) Een hoger niveau van productie en consumptie
2) Een verdere accumulatie/opstapeling van bezit
3) Een hogere bevolkingsdichtheid
4) Een verdergaande arbeidsdeling en sociale differentiatie
5) Een dichter netwerk van de economische ruilbetrekkingen
Deze ontwikkeling van industriële revolutie wordt gekenmerkt door:
Toenemende technische beheersing van natuurkrachten en exploitatie van hulpbronnen
Toenemende maatschappelijke differentiatie: arbeidsdeling, onderscheiding tussen
verschillende institutionele sectoren en vorming van op specifieke doelen gerichte
organisaties
Uitbreiding van interdependentienetwerken over grotere aantallen mensen en gebieden
4 kenmerken industriële revolutie
1) Betere arbeidsdeling
2) Meer verstedelijking
3) Een hoger niveau van het onderwijs
4) Een sterke centrale overheid
5 gevolgen industriële revolutie
1) Door de nieuwe organisatie van productie in de geïndustrialiseerde samenleving komen
er meer deeltaken en arbeidsdeling
2) Een duidelijkere scheiding tussen plekken om te wonen en te werken
3) De samenleving veranderde van een standenmaatschappij naar een
klassenmaatschappij, je economische positie (klasse) bepaalde je aanzien, in plaats van
de familie (stand) waarbinnen je geboren was
4) Er ontstond veel milieuvervuiling
5) Mensen trokken voor werk massaal van het platteland naar de steden, die daardoor
enorm groeiden
Postindustriële samenleving is een samenleving waarbij de dienstensector de economische
motor is die zorgt voor het tot stand brengen van groei en welvaart
De overgang van een industriële maatschappij naar een postindustriële maatschappij houdt
in:
1) Toename van banen in de dienstverlenende sector, opkomst informatietechnologie
Inhoud:
Bindingen:
- Economisch, politiek, affectief en cognitief
Sociologische theorieën:
- Marx, Weber, Durkheim en Bourdieu
Hoofdstuk 1 – Economische bindingen
We spreken van economische bindingen tussen mensen, voor zover zij van elkaar
afhankelijk zijn in het produceren en distribueren van schaarse middelen, ter bevrediging
van hun behoefte. Dus tussen mensen, voor zover zij van elkaar afhankelijk zijn, in het
produceren en verdelen van schaarse producten die zij willen hebben
Er zijn 10 kenmerken van de jachtsamenlevingen:
1) Ze zijn klein en overzichtelijk (100 tot enkele 1000 mensen)
- Zijn dus homogeen, want ze zijn veel hetzelfde
2) Ze hebben geen centraal politiek gezag
- Zijn dus “staatloos”
3) De ongelijkheid in macht en bezit is relatief klein
4) Er is een geringe arbeidsverdeling. Dat is het verdelen van het werk in verschillende
taken
- Mannen jagen of vissen overwegend
- Vrouwen houden zich meer bezig met verzamelen, voorbereiding en verzorging van
de kinderen
- Kinderen zijn tot een bepaalde leeftijd van arbeidstaken vrijgesteld, maar daarna geldt
hetzelfde
5) Er is een geringe sociale differentiatie. Dat is de vermenging van bewoners met een
verschillende sociale, economische of demografische achtergrond of in een verschillende
gezinssamenstelling binnen dezelfde woonomgeving, dus in straat, wijk of stad
6) Ze zijn economisch in hoge mate zelfvoorzienend; autarkisch
- Wat de groep door jagen of vissen en verzamelen aan voedsel voortbrengt,
consumeren zij zelf
7) Ze zijn doorgaans geografisch mobiel, dus ze vestigen zich tijdelijk op een bepaalde
plaats, om na enige tijd, wanneer de omgeving onvoldoende voedsel dreigt op te
leveren, verder te trekken
8) Ze leven in dunbevolkte streken, waar de bevolkingsdichtheid vaak één persoon per km2
leeft
9) Ze hebben een beperkt bezit van materiële goederen
10) Ze hebben een laag productieniveau
Wat er gebeurde met de jagers-verzamelaars door de opkomst van de agrarische revolutie:
1) De overgebleven jagers-verzamelaars kregen in toenemende mate te maken met
complexere, omvangrijke en machtigere samenlevingen
,2) Door deze samenlevingen werden de jagers-verzamelaars geleidelijk verdreven. (Maar
alleen als ze niet al verdwenen waren door uitroeiing of opname in een grotere
samenleving – naar minder bewoonbare streken, waaraan ze zich moesten zien aan te
passen)
3) In recente tijden verloren de jagers-verzamelaars een deel van hun autonomie, doordat
ze onder staatsgezag kwamen en aangewezen raakten op goederen uit de omringde
samenleving
Er zijn 5 maatschappelijke gevolgen in de samenleving van de agrarische revolutie:
1) Mensen konden op één plaats blijven wonen, waar ze aan landbouw en veeteelt deden >
ze werden sedentair
2) Er kwam een enorme bevolkingsgroei van het aantal mensen. Mensen kregen veel
sneller achter elkaar kinderen dan toen ze nog jagers waren. Ze konden wonen op vaste
plekken met hun kinderen
3) Hogere voedselproductie. Dit kwam door de temperatuurstijging op aarde, waardoor in
bepaalde gebieden meer eetbare planten beschikbaar kwamen, die ze leenden voor de
landbouw. Daardoor ontstond er een economisch surplus
4) De toename van technologie. Er ontstonden op den duur nieuwe beroepen, waar
gereedschap voor nodig was
5) Er kwamen meer verschillen tussen mensen, zowel wat betreft bezit als wat betreft
macht
6 kenmerken van de agrarische revolutie
1) Was geen plotselinge omslag, maar een proces van opeenvolgende vernieuwingen dat
vele eeuwen, millennia, in beslag nam
2) Ze maakten gebruik van werktuigen, o.a. de ploegen waarmee grond werd bewerkt,
bijlen etc.
3) Er was sprake van sedentarisatie. Dit is een levenswijze die wordt bepaald door het
verblijf op dezelfde plaats en zich daar gaan specialiseren
4) Er was sprake van een economisch surplus. Dan heb je meer eten dan dat je als groep
nodig hebt om op te eten. Daardoor kunnen mensen zich ergens anders mee bezig
houden dan met eten zoeken/op het land werken
5) Grotere arbeidsdeling, iedereen heeft zijn/ haar eigen taak. Daardoor komt er sociale
differentiatie. Er ontstaat specialisatie, iedereen doet waar hij/ zij goed in is
6) Ontstaan van stratificatie: sommigen gaan zich ineens belangrijker voelen dan anderen
Gebruiksvormen in de landbouw tijdens de agrarische revolutie:
1) Een eenvoudige landbouwvorm is shifting cultivation. Dat is door het kappen van
verbranden van bomen en struiken telkens nieuwe grond ontginnen
2) Waar landbouw beoefend werd in riviervalleien, werd het mogelijk om d.m.v. irrigatie,
kunstmatige toevoer van water aan gewassen, de grond vruchtbaar te houden en zo op
dezelfde plaats gevestigd te blijven
, 3) Door wisselbouw, afwisseling van gewassen op dezelfde grond, en door bemesting op
basis van de combinatie van landbouw en veeteelt werd het mogelijk om op dezelfde
plaats gevestigd te blijven
Industrialisatie: er ontstaat een technische beheersing van natuurkrachten. Ze komen
erachter dat je met warm water stoom kan maken. Toen ontstond de stoommachine.
Industriële samenlevingen kenmerken zich door:
1) Een hoger niveau van productie en consumptie
2) Een verdere accumulatie/opstapeling van bezit
3) Een hogere bevolkingsdichtheid
4) Een verdergaande arbeidsdeling en sociale differentiatie
5) Een dichter netwerk van de economische ruilbetrekkingen
Deze ontwikkeling van industriële revolutie wordt gekenmerkt door:
Toenemende technische beheersing van natuurkrachten en exploitatie van hulpbronnen
Toenemende maatschappelijke differentiatie: arbeidsdeling, onderscheiding tussen
verschillende institutionele sectoren en vorming van op specifieke doelen gerichte
organisaties
Uitbreiding van interdependentienetwerken over grotere aantallen mensen en gebieden
4 kenmerken industriële revolutie
1) Betere arbeidsdeling
2) Meer verstedelijking
3) Een hoger niveau van het onderwijs
4) Een sterke centrale overheid
5 gevolgen industriële revolutie
1) Door de nieuwe organisatie van productie in de geïndustrialiseerde samenleving komen
er meer deeltaken en arbeidsdeling
2) Een duidelijkere scheiding tussen plekken om te wonen en te werken
3) De samenleving veranderde van een standenmaatschappij naar een
klassenmaatschappij, je economische positie (klasse) bepaalde je aanzien, in plaats van
de familie (stand) waarbinnen je geboren was
4) Er ontstond veel milieuvervuiling
5) Mensen trokken voor werk massaal van het platteland naar de steden, die daardoor
enorm groeiden
Postindustriële samenleving is een samenleving waarbij de dienstensector de economische
motor is die zorgt voor het tot stand brengen van groei en welvaart
De overgang van een industriële maatschappij naar een postindustriële maatschappij houdt
in:
1) Toename van banen in de dienstverlenende sector, opkomst informatietechnologie