De beginsituatie
1. Kindgericht onderwijs
Kindgerichte visie: de behoeften van het kind staan centraal
Komt tot uiting in het onderwijs
o Het schenken van aandacht aan wat de kinderen van je klas
echt kan boeien en wat de kinderen van je nodig hebben om
verder te gaan in hun ontwikkeling
o Rekening houden met de beginsituatie van de kinderen
voldoende tijd nemen om deze beginsituatie te analyseren
Wat kennen en kunnen de kinderen al
Wat motiveert en stimuleert de kinderen
Wat heeft dit kind en deze klasgroep nodig?
Zorgt ervoor dat je de ontwikkeling van het kind en de klasgroep
maximaal kan ondersteunen
2. De eigenheid van de kleuterleeftijd
Kleuterperiode heeft eigen/typische kernmerken rond gedrag en
functioneren
o Hoofd, hart en handen
Deze 3 vormen één geheel bij kleuters
De werkelijkheid van een kleuter is emotioneel
gekleurd
De kleuter voelt gevoelens intuïtief aan, zonder woorden
eraan te kunnen geven
Kleuter gaat handelend om met de wereld om zich heen
Een kleuter wil doen, uitproberen, verkennen,
ontdekken, …
Nieuwsgierige, open houding
o Belang gewoontes en routines
Vaste gewoontes, routines zorgen voor een veilig
houvast in het ontdekken en leren begrijpen van de
werkelijkheid rondom hen
Er komt heel veel op hen af wat ze niet kennen en
willen leren kennen
o Egocentrisme
= De kleuter kan zich niet verplaatsen in het perspectief/
gedrag van de ander
Gevolg van het egocentrisme fantasie en werkelijkheid
zijn moeilijk te onderscheiden
o Concentratievermogen
Bij opgelegde taken en kringactiviteiten is de
concentratieboog van kleuters korter dan bij zelfgekozen
of voor hen betekenisvolle activiteiten
Vb: tijdens het spelen in de hoeken kan een
kleuter zich urenlang amuseren met het bouwen
van torens, ookal vallen ze om
, o Bewegingsbehoefte
Drang van kleuters om in beweging te blijven hun
motoriek oefenen
Rekening mee houden in het klasgebeuren zorgen
voor veel kansen tot beweging
Na kenmerken rond gedrag en functioneren kenmerken rond de
ontwikkelwijze
= Kenmerken rond het leren en ontwikkelen van jonge kinderen
o Incidenteel leren
De wijze waarop kinderen tot ontwikkeling komen is
nog meer onderhevig aan factoren die samenhangen
met de wijze waarop de leersituatie wordt aangepakt
zoals motivatie, interesse of het speels karakter van de
activiteit
De kleuter is bezig, speelt beseft niet dat hij
daardoor aan het leren is
De kleuter leert zonder dat hij zelf de bedoeling of de
intentie heeft om iets nieuws te leren
o Leren door te doen
Concrete ervaringen staan centraal
Het vormen van mentale beelden basis voor het
opbouwen van kennis
Het kunnen beleven + zelf concreet aan de slag
gaan noodzakelijke voorwaarde om de mentale
beelden te kunnen realiseren
Taal leren gebruiken niet enkel door uitleg, maar het
fysiek te ervaren (zelf een HOGE toren bouwen, ACHTER
een stoel gaan staan)
Begrippen beleven met hun volledige lijf en leden
zorgt ervoor dat de begrippen een plek hebben in
hun hoofd mentale beelden
o De ontwikkelingsgebieden vormen één geheel
Theoretisch kunnen we de verschillende
ontwikkelingsgebieden onderscheiden praktijk niet
mogelijk
De verschillende gebieden spelen vaak samen af
o Vb: denken en taal zijn met elkaar
verbonden en hebben dan weer invloed op
het sociaal functioneren
o Het belang van spel
Spelactiviteiten kleuters doen fundamentele kennis en
vaardigheden op
Spel werkt motiverend om te leren
Werkelijkheid naspelen aan de hand van een rollenspel
het begrip werkelijkheid wordt groter
o Kleuters kunnen zelf sturing en richting geven aan hun spel
Een meer wetende partner (vb: ouder, leerkracht) geeft
suggesties en/of hulpmiddelen het spel wordt op een
hoger niveau gebracht
, Positief effect op de ontwikkeling (= zone van naaste
ontwikkeling)
3. De beginsituatie: een breedbeeld van je kleuters
Beginsituatie: Het startpunt om je handelen als leerkracht
doelgericht vorm te geven
o Het huidig beeld over de kleuter (‘nu’)
o Je kent de kleuter je weet waar deze kleuter nood aan heeft
om verder goed te ontwikkelen
Mogelijkheid om de kleuter verder te begeleiden
Vygotsky
o Zone van actuele ontwikkeling: actuele beginsituatie
o Zone van naaste ontwikkeling: toekomstige beginsituatie,
Datgene wat een kind nog nét niet kan, maar met enige
stimulering en/of hulp van anderen wel
o De leerkracht moet kijken naar wat een kind kan leren en niet
enkel naar wat het nu al kan
Goed beeld van de beginsituatie leerkracht kan doelen bepalen en
het aanbod afstemmen op de behoefte van individuele kleuters
Dynamische beginsituatie
o Kleuters blijven ontwikkelen de beginsituatie is geen
vaststaand gegeven
Aangewezen om het beeld van de kleuter gedurende
het hele schooljaar verder aan te vullen aan de hand van
observaties
3.1. Individuele beginsituatie van de kleuter
= Gedifferentieerde beginsituatie
o Alle kleuters hebben eigen interesses en een eigen
ontwikkeling om deze in kaart te brengen valt erop dat
dit niet in één geheel kan voor de gehele klas
Voldoende informatie observeren van de kleuter in zijn totaliteit
voor een voldoende breed beeld
Zorgt voor een breed o (Algemeen) niveau welbevinden van de kleuter
beeld van de kleuter o (Algemeen) niveau van betrokkenheid van de kleuter
met aandacht voor Kan verschillend zijn naar de klassituatie toe
welbevinden,
betrokkenheid, o Ontwikkeling van de kleuter op verschillende
persoonsvorming, ontwikkelingsdomeinen
vaardigheden en o De groei van de kleuter op vlak van kennis/interesse over/in
kennis de wereld
o De groei van de kleuter op vlak van het kunstzinnige
Gebeurt aan de hand van een sjabloon ‘individuele beginsituatie’
(zie verder)
3.1.1.Welbevinden
Welbevinden: een toestand waarin de kinderen zich op en
top voelen
o Volgens Centrum voor ervaringsgericht onderwijs (CEGO)
o De mate van welbevinden kan je observeren bij kleuters
aanwezigheid of afwezigheid van deze signalen
, Genieten
Welbevinden is met al die
kenmerken de conditie bij
Spontaneïteit en zichzelf durven zijn
uitstek voor het waarborgen Openheid
van een gave sociaal- Ontspanning en innerlijke rust
emotionele ontwikkeling Vitaliteit
o Naargelang de aanwezigheid van deze signalen wordt
een score op een vijfpuntenschaal (LWS) toegekend (1
laag welbevinden, 5 hoog welbevinden)
3.1.2.Betrokkenheid
Betrokkenheid: een toestand waarin kinderen zich bevinden
wanneer ze op een intense manier met iets bezig zijn (CEGO)
o De mate van betrokkenheid kan je observeren bij
kleuters aanwezigheid of afwezigheid van deze
signalen
Concentratie
Betrokkenheid is met al die Persistentie (volharding)
kenmerken de conditie bij
Openheid en nauwgezetheid
uitstek voor het realiseren
van ontwikkeling in de diepte Intense mentale activiteit
of fundamenteel leren Motivatie en voldoening
Exploratiedrang
o Naargelang de aanwezigheid van deze signalen wordt
een score op een vijfpuntenschaal (LBS) toegekend (1
lage betrokkenheid, 5 hoge betrokkenheid)
De betrokkenheid van een kleuter kan opvallend verschillend
zijn naargelang de context of de soort klassituatie
onderscheid maken in
o Betrokkenheid klassikale activiteiten
o Betrokkenheid zelfstandige opdrachten of begeleide
opdrachten in kleine groep
o Betrokkenheid van de kleuter in spel
3.1.3.Ontwikkelingsdomeinen
Elk ontwikkelingsdomein omvat een geheel van vaardigheden,
inzichten en disposities waarover kinderen op een bepaalde
leeftijd over beschikken
Beginsituatie en ontwikkelingsdomeinen
o De kennis van wat een kind over het algemeen kan op
deze leeftijd observeren waar dit individuele kind zich op
dit moment bevindt in zijn/haar ontwikkeling
Goed observeren vraagt om kennis vooral van de normale
ontwikkeling binnen de ontwikkelingsdomeinen
De verschillende ontwikkelingsdomeinen
o Socio-emotionele ontwikkeling
o Morele ontwikkeling
o Ontwikkeling op vlak van zelfbepaling en autonomie
o Zintuigelijke en motorische ontwikkeling
o Taalontwikkeling
o Denkontwikkeling
Als je als leerkracht zicht hebt op het aanvangsniveau van de
kleuter op vlak van de ontwikkelingsdomeinen inschatten