HS 2: functional organisation of
the cell
Fysiologie = studie die de homeostatische mechanismen waardoor een organisme kan
blijven bestaan ondanks de steeds veranderende druk die wordt opgelegd door een vijandige
omgeving.
Celmembraan = deel van de cel dat zorgt voor communicatie tussen intra- & extracellulair
milieu d.m.v. signalen.
Structuur van het biologische membraan
Kenmerk - Dun (6-10 nm)
en Niet zichtbaar met LM, wel met EM
- Dubbele fosfolipidenlaag
Functies - Stevigheid aan de cel geven
- Fysisiche barrière
Inwendige cel beschermt + samenstelling van het
inwendige milieu in evenwicht houdt
- Selectieve passage van stofjes binnen en naar buiten langs
membraaneiwitten
- Herkennings- of communicatietaken: signalen uit mirco-
omgeving oppikken via signaal receptoren
Opbouw Celmembraan bestaat grotendeels uit vetten (fosfolipiden &
cholesterol)
- Membraan lipiden
Glycero-fosfolipiden (obv glycerol)
Spingo-lipiden (bevat sphingosine)
Sterolen (ringstructuren)
- Eiwitten
Transmembranair
Perifeer
- Suikers
Glyco-proteïnen complexen
Glyco-lipiden complexen
“fluid mosaic model” eiwitten drijven rond in membraan
, Membraanlipiden
Soorten - Glycero-fosfolipiden
Fosfatidylcholine (PtdChol)(90%)
Buitenblad v/h celmembraan
Fosfatidylserine (PtdSer)
Als PS in buitenste blad verschijnt apoptose =
‘eat me’
Fosfatidylinositol (PtdIn)
Van belang bij ‘signaal transductie’
Fosfatidylethanolamine (PtdEtn)
Cardiolipine (CL)
Cholesterol
Reguleert mee de fluïditeit
- Sphingomyeline (belangrijk bij endocytose processen)
- Phosphatidylserine
- Sterolen
- Cholesterol
- Phosphatidylcholine
- Galactocerebroside
Kenmerk - Basisbouwsteen van elk celmembraan
en - +/- 40% van de massa
- Amphiphatisch = hydrofiele en hydrofobe eigenschappen
Hydrofiele kop: lossen op in water (polaire groepen
bevatten)
Hydrofobe staart: lossen niet op in water (apolair of
ongeladen)
- ‘conflictsituatie’ zorg voor spontane vorming van een
bolvormige bilayer of dubbele laag =
membraanlipiden dubbellaag
Bolvormige structuur in waterig milieu
- Erg selectieve barrière
Inwendige van de cel beschermt
Samenstelling constant houdt
- Zelf-herstellend
- Rigiditeit vs fluïditeit
Vloeibare structuur met structuur met extreme
temperatuursgevoeligheid: gel-sol state (stijfheid)
Transitie temperatuur (Tm) hangt af van de opbouw
Kort & unsaturated lage Tm
Lang & saturated hoge Tm
Gel-state = vaste staat
Sol-state = vloeibare vorm
Samenstelling van koolstofstaarten
Korte staarten interageren minder met elkaar
meer fluïditeit
Lengte van vetzuurketens:
Lange ketens zorgt voor sterke interactie en dus
dense packing vast
the cell
Fysiologie = studie die de homeostatische mechanismen waardoor een organisme kan
blijven bestaan ondanks de steeds veranderende druk die wordt opgelegd door een vijandige
omgeving.
Celmembraan = deel van de cel dat zorgt voor communicatie tussen intra- & extracellulair
milieu d.m.v. signalen.
Structuur van het biologische membraan
Kenmerk - Dun (6-10 nm)
en Niet zichtbaar met LM, wel met EM
- Dubbele fosfolipidenlaag
Functies - Stevigheid aan de cel geven
- Fysisiche barrière
Inwendige cel beschermt + samenstelling van het
inwendige milieu in evenwicht houdt
- Selectieve passage van stofjes binnen en naar buiten langs
membraaneiwitten
- Herkennings- of communicatietaken: signalen uit mirco-
omgeving oppikken via signaal receptoren
Opbouw Celmembraan bestaat grotendeels uit vetten (fosfolipiden &
cholesterol)
- Membraan lipiden
Glycero-fosfolipiden (obv glycerol)
Spingo-lipiden (bevat sphingosine)
Sterolen (ringstructuren)
- Eiwitten
Transmembranair
Perifeer
- Suikers
Glyco-proteïnen complexen
Glyco-lipiden complexen
“fluid mosaic model” eiwitten drijven rond in membraan
, Membraanlipiden
Soorten - Glycero-fosfolipiden
Fosfatidylcholine (PtdChol)(90%)
Buitenblad v/h celmembraan
Fosfatidylserine (PtdSer)
Als PS in buitenste blad verschijnt apoptose =
‘eat me’
Fosfatidylinositol (PtdIn)
Van belang bij ‘signaal transductie’
Fosfatidylethanolamine (PtdEtn)
Cardiolipine (CL)
Cholesterol
Reguleert mee de fluïditeit
- Sphingomyeline (belangrijk bij endocytose processen)
- Phosphatidylserine
- Sterolen
- Cholesterol
- Phosphatidylcholine
- Galactocerebroside
Kenmerk - Basisbouwsteen van elk celmembraan
en - +/- 40% van de massa
- Amphiphatisch = hydrofiele en hydrofobe eigenschappen
Hydrofiele kop: lossen op in water (polaire groepen
bevatten)
Hydrofobe staart: lossen niet op in water (apolair of
ongeladen)
- ‘conflictsituatie’ zorg voor spontane vorming van een
bolvormige bilayer of dubbele laag =
membraanlipiden dubbellaag
Bolvormige structuur in waterig milieu
- Erg selectieve barrière
Inwendige van de cel beschermt
Samenstelling constant houdt
- Zelf-herstellend
- Rigiditeit vs fluïditeit
Vloeibare structuur met structuur met extreme
temperatuursgevoeligheid: gel-sol state (stijfheid)
Transitie temperatuur (Tm) hangt af van de opbouw
Kort & unsaturated lage Tm
Lang & saturated hoge Tm
Gel-state = vaste staat
Sol-state = vloeibare vorm
Samenstelling van koolstofstaarten
Korte staarten interageren minder met elkaar
meer fluïditeit
Lengte van vetzuurketens:
Lange ketens zorgt voor sterke interactie en dus
dense packing vast