lOMoARcPSD|14819451
Module 2: De chemie van het leven
De vier eigenschappen van water:
1. Watermoleculen leveren een cohesiekracht die nuttig is voor Leven
In vloeibaar water worden H-bruggen continu tot stand gebracht en ontbonden (fractie v/e
sec). Op elk moment zijn veel van de watermoleculen verbonden met meerdere H-bruggen =
water heeft meer structuur dan andere stoffen (zorgen voor een grote cohesie -> grotere
oppervlaktespanning). H-bruggen tussen water en andere moleculen resulteert in grote
adhesiekracht.
2. Water kan temperatuurschommelingen bufferen
Opwarmen van stoffen = moleculen bewegen sneller -> Ekinetisch stijgt. Water heeft een
hoge soortelijke warmte = veel energie nodig voor de temp te doen stijgen (komt doordat ze
eerste de H-bruggen moeten breken voordat ze de moleculen kunnen laten bewegen)
Dit zorgt dat water minder snel zal opwarmen of afkoelen dan andere stoffen bij eenzelfde
hvlheid opname (of afgeven) van warmte-energie = watermassa is een temperatuurbuffer
Watermassa’s dragen bij tot zachtere temperaturen met weinig schommelingen in
kustgebieden (geldt ook voor oceaantemperaturen) + organismen bestaan grotendeels uit
water = temperatuur makkelijker stabiel te houden
3. Ijs drijft
In ijs = alle watermoleculen verbonden met H-bruggen -> houdt ze verder uit elkaar
Dichtheid van ijs < dichtheid van water -> ijs kan dus drijven
Ijs = isolatielaag -> indien er in een laag ijs vloeibaar water bevindt, dan kunnen organismen
in dat water nog overleven -> eigenschap mogelijk cruciaal tijdens langdurige ijstijden in
Proterozoicum (2500–540 miljoen jaar geleden) -> mogelijk met een “Snowball Earth”
gepaard gingen.
Als ijs zou zinken -> oceanen en meren bevriezen volledig = aquatisch leven onmogelijk (in
de zomer -> enkel bovenlaag ontdooien)
Theorie: slushball earth = aarde niet volledig bedekt met ijs, maar enkel een klein laagje (rond
evenaar dan wel vloeibaar water
4. Water is een enorm veelzijdig oplosmiddel (solvent)
Door polair karakter van watermoleculen -> water kan brede waaier aan moleculen oplossen.
(zouten en ionen, koolhydraten, nucleïnezuren (DNA, RNA) en proteïnen)
Hydrofiele (“waterminnend”) moleculen = lossen goed op in water (zijn polair of hebben
polaire delen = kunnen H-bruggen vormen)
Hydrofobe (“bang van water”) moleculen = lossen niet goed op. (Meestal non-ionisch en
apolair + kunnen geen H- bruggen vormen)
Module 2 – leerdoelen Fie Thijs
, lOMoARcPSD|14819451
De zes voornaamste elementen van levende materie kennen
C,H,O,N,S,P
De 4 verschillende wijzen waarop koolwaterstoffen kunnen variëren
De 3 verschillende vormen van isomerie in organische moleculen
Isomeren = moleculen met eenzelfde atoomsamenstelling maar verschillende structuren
Cis-trans isomeren of geometrische isomeren verschillen van elkaar in de schikking van een
atoom of atoomgroep verbonden aan beide C-atomen verbonden door een dubbele covalente
binding of ringstructuur.
Enantiomeren = isomeren die elkaars spiegelbeeld vormen.
Module 2 – leerdoelen Fie Thijs
Module 2: De chemie van het leven
De vier eigenschappen van water:
1. Watermoleculen leveren een cohesiekracht die nuttig is voor Leven
In vloeibaar water worden H-bruggen continu tot stand gebracht en ontbonden (fractie v/e
sec). Op elk moment zijn veel van de watermoleculen verbonden met meerdere H-bruggen =
water heeft meer structuur dan andere stoffen (zorgen voor een grote cohesie -> grotere
oppervlaktespanning). H-bruggen tussen water en andere moleculen resulteert in grote
adhesiekracht.
2. Water kan temperatuurschommelingen bufferen
Opwarmen van stoffen = moleculen bewegen sneller -> Ekinetisch stijgt. Water heeft een
hoge soortelijke warmte = veel energie nodig voor de temp te doen stijgen (komt doordat ze
eerste de H-bruggen moeten breken voordat ze de moleculen kunnen laten bewegen)
Dit zorgt dat water minder snel zal opwarmen of afkoelen dan andere stoffen bij eenzelfde
hvlheid opname (of afgeven) van warmte-energie = watermassa is een temperatuurbuffer
Watermassa’s dragen bij tot zachtere temperaturen met weinig schommelingen in
kustgebieden (geldt ook voor oceaantemperaturen) + organismen bestaan grotendeels uit
water = temperatuur makkelijker stabiel te houden
3. Ijs drijft
In ijs = alle watermoleculen verbonden met H-bruggen -> houdt ze verder uit elkaar
Dichtheid van ijs < dichtheid van water -> ijs kan dus drijven
Ijs = isolatielaag -> indien er in een laag ijs vloeibaar water bevindt, dan kunnen organismen
in dat water nog overleven -> eigenschap mogelijk cruciaal tijdens langdurige ijstijden in
Proterozoicum (2500–540 miljoen jaar geleden) -> mogelijk met een “Snowball Earth”
gepaard gingen.
Als ijs zou zinken -> oceanen en meren bevriezen volledig = aquatisch leven onmogelijk (in
de zomer -> enkel bovenlaag ontdooien)
Theorie: slushball earth = aarde niet volledig bedekt met ijs, maar enkel een klein laagje (rond
evenaar dan wel vloeibaar water
4. Water is een enorm veelzijdig oplosmiddel (solvent)
Door polair karakter van watermoleculen -> water kan brede waaier aan moleculen oplossen.
(zouten en ionen, koolhydraten, nucleïnezuren (DNA, RNA) en proteïnen)
Hydrofiele (“waterminnend”) moleculen = lossen goed op in water (zijn polair of hebben
polaire delen = kunnen H-bruggen vormen)
Hydrofobe (“bang van water”) moleculen = lossen niet goed op. (Meestal non-ionisch en
apolair + kunnen geen H- bruggen vormen)
Module 2 – leerdoelen Fie Thijs
, lOMoARcPSD|14819451
De zes voornaamste elementen van levende materie kennen
C,H,O,N,S,P
De 4 verschillende wijzen waarop koolwaterstoffen kunnen variëren
De 3 verschillende vormen van isomerie in organische moleculen
Isomeren = moleculen met eenzelfde atoomsamenstelling maar verschillende structuren
Cis-trans isomeren of geometrische isomeren verschillen van elkaar in de schikking van een
atoom of atoomgroep verbonden aan beide C-atomen verbonden door een dubbele covalente
binding of ringstructuur.
Enantiomeren = isomeren die elkaars spiegelbeeld vormen.
Module 2 – leerdoelen Fie Thijs