ONDERZOEKSMETHODOLOGIE: HOC1
BASISBEGRIPPEN
DOEL VAN EEN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
- Problemen oplossen
- Verklaringen vinden Er komt een
- Waarnemingen veralgemenen vraag uit de
- Theorieën opbouwen praktijk
beslissing afh
- Theorieën testen
v versch factoren
- Evidence-based practice: niet zomaar iets
dan handelen
uitvingen, dat er wel effectief onderzochte
in de praktijk
dingen achter zitten
Wetenschappelijk onderzoek geeft je niet altijd een
eenduidig antwoord.
PICO / PECO -PRINCIPE
Formuleren ve praktische onderzoeksvraag (w opgedeeld in kleine deeltjes dus)
P Probleem, patiënt of (doel)populatie
- Bij lln (jongens/meisjes) in 5e en 6e jaar ASO
I/E Interventie/exposure: programma of behandeling
- .. is het gebruik v kijkwijzers effectiever dan ..
C Controle of comparison
- .. de traditionele didactische aanpak in de les LO ..
O Outcome of resultaat: vb stretching flexibiliteit, minder blessures
- .. voor het aanleren ve handenstand, alsook voor het motiveren vd lln?
Vb’en: EX: bij een onderzoeksvraag zeggen welke deeltjes vd pico/peco aanwezig zijn en deze juist linken
- Wat zijn de redenen voor drop-out bij sportclubs? (O)
- In welke demografische kenmerken (O) verschillen mensen die wel vs. niet deelnemen aan
bepaalde sportinitiatieven (I/C)
Niet elke letter w altijd ingevuld MAAR O wel WANT er is altijd een uitkomstmaat (P meestal ook)
BASISEIGENSCHAP VAN EEN WETENSCHAPPER EN/OF BEROEPSBEOEFENAAR
- Kritische geest
- Niet alleen weten ‘wat’, maar ook weten ‘waarom’
Onwetenschappelijk denken of doen: bv door het vertrouwen op intuïtie, vertrouwen op eigen
ervaring, vertrouwen op oordeel ve grote autoriteit (niet zomaar een autoriteit volgen), vasthouden
aan gewoontes/tradities, verkeerde conclusie bij (foutieve) redenering
[NAAM VAN AUTEUR] 1
,WETENSCHAPPELIJK REDENEREN
1. Deductieve redenering
2. Inductieve redenering
DEDUCTIEVE REDENERING
Het toetsen ve theorie TOP – BOTTOM
We hebben een theorie, we gaan een hypothese opstellen, dan
observaties en analyses doen, we krijgen al dan niet een confirmatie
vd hypothese.
Bestaande kennis als basis voor hypothese (geen echte nieuwe kennis)
INDUCTIEVE REDENERING
Opbouwen ve theorie
We starten vanuit observaties en gaan hier patronen herkennen,
observaties doen en zo tot een theorie komen.
Het is om nieuwe kennis te ontwikkelen.
Ervaring, specifieke observaties en herkenning v patronen
Veralgemening nr populatie
Opm: Beide vormen kunnen ook binnen 1 zelfde onderzoek w toegepast. In de introductie gaan we
meestal een deductieve redenering zien, we gaan een theorie toetsen. In de discussie of conclusie
gaan we een inductieve redenering zien, we gaan een nieuwe theorie opbouwen.
EIGENSCHAPPEN VAN DEGELIJK WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
- Systematisch: altijd dezelfde 10 stappen die w doorlopen
- Repliceerbaar: alle stappen en methoden w goed bijgehouden zodat het herhaalbaar is in
verder onderzoek
- Gecontroleerd: externe factoren w gecontroleerd om interactie met bestudeerde variabelen
uit te sluiten
- Reductief: resultaten v talrijke data w gereduceerd tot een algemeen gegeven. Vanuit de
resultaten gaan we naar de theorie
- Logisch: besluiten w getrokken obv een deductieve of inductieve logische redenering.
[NAAM VAN AUTEUR] 2
, STAPPEN IN HET ONDERZOEKSPROCES
STAP1: Onderwerp kiezen In welk domein wil ik onderzoek doen?
STAP2: Literatuuronderzoek over onderwerp We moeten de literatuur kennen v vorige
onderzoeken hierover. Hoe kan ik vernieuwend zijn
en de wetenschap vooruit helpen? Welke gaps in
current knowledge kunnen wij opvullen?
inzicht in al gebruikte onderzoeksmethoden
hulp bij verklaren eigen onderzoeksresults
STAP3: Problemen definiëren en afbakenen Te onderzoeken probleem definiëren en afbakenen
obv de gaps
Wetenschappelijke probleemstelling: eer zijn nog - Probleem is nog niet onderzocht =
steeds geen interventies die .. de methoden vernieuwend
die al gebruikt zijn werken niet goed dus - Tegenstrijdigheden tss results vorig
onderzoek
Maatschappelijke probleemstelling: algemeen - Methodologische tekortkomingen vorige
welzijn vd mens, maatschappelijk probleem onderzoeken (meettechnieken,
bv: obesitas cijfers stijgen steekproefgrootte, onderzoeksdesign)
Replicatie bevindingen in andere populatie/setting
STAP4: Onderzoeksvraag en hypothese Onderzoeksvraag: wat je wenst te onderzoeken
formuleren Onderzoekshypothese: een vervolg op de
onderzoeksvraag, wat men veronderstelt te zullen
bevinden. (verwachting)
Moet test- en toetsbaar zijn + concrete formulatie
STAP5: Onderzoeksdesign kiezen Hoe ga ik het uitvoeren?
STAP6: Steekproef bepalen Vanuit een populatie kunnen we een steekproef
trekken.
Vb Coronavaccins: Het universum is idrn. We kunnen
nooit de hele wereld testen DUS steekproef om te
testen of ons vaccin effectief is of niet. Wnnr
effectief extrapoleren nr de volledige bevolking.
In dit vd: onderzoekspopulatie = universum
STAP7: Meetmethoden bepalen
STAP8: Data verzamelen Soorten variabelen (afh en onafh variabele)
STAP9: Data analyseren: kwantitatief of
Denkwerk
kwalitatief
STAP10: Resultaten interpreteren en Vooropgestelde hypothese aanvaarden/verwerpen
rapporteren
werk
Praktisch
Stap 1 tot en met 7 is de planningsfase = definiëren het te onderzoeken probleem, onderzoeksvraag
en onderzoekshypothese EN ontwikkelen onderzoeksopzet (wat en hoe)
Stap 8 tot en met 10 is de uitvoeringsfase = implementeren onderzoeksopzet EN toetsen de
onderzoekshypothese
[NAAM VAN AUTEUR] 3
, SOORTEN VARIABELEN
Variabelen zijn zaken die gemeten w (bv. lengte, gewicht, vet% meten bij LO studenten)
Afhankelijke variabelen: variabelen waarvan men verwacht dat die zullen variëren naargelang
de onafhankelijke variabele. (Bv: is er een verschil naargelang het geslacht op fitheid? Fitheid =
afh variabele).
Onafhankelijke variabele: groep, conditie of methode, behandelingsprogramma,… waarvan men
een invloed of effect verwacht op de afhankelijke variabelen. (Bv: studenten LO en kine)
OPERATIONELE DEFINITIES
Goed afgebakende definities v zaken zodat ze binnen het onderzoek onderzocht kunnen w
SES: sociaal economische status = beroep, opleidingsniveau
Krachttraining: 3x per week gedurende 30 min oef voor 12 versch spiergroepen
SOORTEN MEETSCHALEN
Soort meetschaal bepaalt keuze v statische toetsen
Opm: Likert schaal = strikt genomen een ordinale schaal MAAR vanaf min 5 punten w het een
intervalschaal (helemaal wel tt helemaal niet akkoord)
KWALITATIEVE MEETSCHALEN
- Nominale schaal: categorisch, geen kwantitatieve betekenis. Bv: man = 1 /vrouw = 2 getal
w puur gebruikt om het te benoemen
- Ordinale schaal: rangorde creëren. Bv: rangen in het leger, bep rangorde in de hiërarchie. Er
zijn geen gelijke intervallen (kunt er geen gem v maken) Opm: niet bij hotelsterren
KWANTITATIEVE MEETSCHALEN
- Interval schaal: gelijke intervallen maar geen absoluut 0-punt (aanwezig of niet) Bv: een
kalendertelling of jaartelling Opm: nvt voor T° WANT er is altijd een T°.
- Ratio schaal: gelijke intervallen, hier is wel een absoluut 0-punt. Bv: afstand, gewicht.
VERSCHILLENDE BEGRIPPEN
VALIDITEIT VS. UITVOERBAARHEID
Validiteit = sterk onderzoeksopzet en een nauwkeurige meting.
Hoe zeker kan ik zijn dat hetgeen wat ik aan het meten ben hetgeen is dat ik wil meten. Wat is de
waarde van mijn onderzoek?
Vb: vaccinatiestudies hebben altijd een controlegroep DUS vaccin -en placebo groep. Anders
kunnen de mensen zo een (psychologische) invloed hebben dat er een verkeerd beeld w geg
Uitspraak doen voor heel de wereld wnnr je enkel onderzoek hebt gdn met 1 klas LO
Uitvoerbaarheid = onderzoeksopzet en metingen moeten haalbaar zijn binnen de beschikbare tijd en
met de beschikbare middelen/personeel (financieel én logistiek)
[NAAM VAN AUTEUR] 4
BASISBEGRIPPEN
DOEL VAN EEN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
- Problemen oplossen
- Verklaringen vinden Er komt een
- Waarnemingen veralgemenen vraag uit de
- Theorieën opbouwen praktijk
beslissing afh
- Theorieën testen
v versch factoren
- Evidence-based practice: niet zomaar iets
dan handelen
uitvingen, dat er wel effectief onderzochte
in de praktijk
dingen achter zitten
Wetenschappelijk onderzoek geeft je niet altijd een
eenduidig antwoord.
PICO / PECO -PRINCIPE
Formuleren ve praktische onderzoeksvraag (w opgedeeld in kleine deeltjes dus)
P Probleem, patiënt of (doel)populatie
- Bij lln (jongens/meisjes) in 5e en 6e jaar ASO
I/E Interventie/exposure: programma of behandeling
- .. is het gebruik v kijkwijzers effectiever dan ..
C Controle of comparison
- .. de traditionele didactische aanpak in de les LO ..
O Outcome of resultaat: vb stretching flexibiliteit, minder blessures
- .. voor het aanleren ve handenstand, alsook voor het motiveren vd lln?
Vb’en: EX: bij een onderzoeksvraag zeggen welke deeltjes vd pico/peco aanwezig zijn en deze juist linken
- Wat zijn de redenen voor drop-out bij sportclubs? (O)
- In welke demografische kenmerken (O) verschillen mensen die wel vs. niet deelnemen aan
bepaalde sportinitiatieven (I/C)
Niet elke letter w altijd ingevuld MAAR O wel WANT er is altijd een uitkomstmaat (P meestal ook)
BASISEIGENSCHAP VAN EEN WETENSCHAPPER EN/OF BEROEPSBEOEFENAAR
- Kritische geest
- Niet alleen weten ‘wat’, maar ook weten ‘waarom’
Onwetenschappelijk denken of doen: bv door het vertrouwen op intuïtie, vertrouwen op eigen
ervaring, vertrouwen op oordeel ve grote autoriteit (niet zomaar een autoriteit volgen), vasthouden
aan gewoontes/tradities, verkeerde conclusie bij (foutieve) redenering
[NAAM VAN AUTEUR] 1
,WETENSCHAPPELIJK REDENEREN
1. Deductieve redenering
2. Inductieve redenering
DEDUCTIEVE REDENERING
Het toetsen ve theorie TOP – BOTTOM
We hebben een theorie, we gaan een hypothese opstellen, dan
observaties en analyses doen, we krijgen al dan niet een confirmatie
vd hypothese.
Bestaande kennis als basis voor hypothese (geen echte nieuwe kennis)
INDUCTIEVE REDENERING
Opbouwen ve theorie
We starten vanuit observaties en gaan hier patronen herkennen,
observaties doen en zo tot een theorie komen.
Het is om nieuwe kennis te ontwikkelen.
Ervaring, specifieke observaties en herkenning v patronen
Veralgemening nr populatie
Opm: Beide vormen kunnen ook binnen 1 zelfde onderzoek w toegepast. In de introductie gaan we
meestal een deductieve redenering zien, we gaan een theorie toetsen. In de discussie of conclusie
gaan we een inductieve redenering zien, we gaan een nieuwe theorie opbouwen.
EIGENSCHAPPEN VAN DEGELIJK WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
- Systematisch: altijd dezelfde 10 stappen die w doorlopen
- Repliceerbaar: alle stappen en methoden w goed bijgehouden zodat het herhaalbaar is in
verder onderzoek
- Gecontroleerd: externe factoren w gecontroleerd om interactie met bestudeerde variabelen
uit te sluiten
- Reductief: resultaten v talrijke data w gereduceerd tot een algemeen gegeven. Vanuit de
resultaten gaan we naar de theorie
- Logisch: besluiten w getrokken obv een deductieve of inductieve logische redenering.
[NAAM VAN AUTEUR] 2
, STAPPEN IN HET ONDERZOEKSPROCES
STAP1: Onderwerp kiezen In welk domein wil ik onderzoek doen?
STAP2: Literatuuronderzoek over onderwerp We moeten de literatuur kennen v vorige
onderzoeken hierover. Hoe kan ik vernieuwend zijn
en de wetenschap vooruit helpen? Welke gaps in
current knowledge kunnen wij opvullen?
inzicht in al gebruikte onderzoeksmethoden
hulp bij verklaren eigen onderzoeksresults
STAP3: Problemen definiëren en afbakenen Te onderzoeken probleem definiëren en afbakenen
obv de gaps
Wetenschappelijke probleemstelling: eer zijn nog - Probleem is nog niet onderzocht =
steeds geen interventies die .. de methoden vernieuwend
die al gebruikt zijn werken niet goed dus - Tegenstrijdigheden tss results vorig
onderzoek
Maatschappelijke probleemstelling: algemeen - Methodologische tekortkomingen vorige
welzijn vd mens, maatschappelijk probleem onderzoeken (meettechnieken,
bv: obesitas cijfers stijgen steekproefgrootte, onderzoeksdesign)
Replicatie bevindingen in andere populatie/setting
STAP4: Onderzoeksvraag en hypothese Onderzoeksvraag: wat je wenst te onderzoeken
formuleren Onderzoekshypothese: een vervolg op de
onderzoeksvraag, wat men veronderstelt te zullen
bevinden. (verwachting)
Moet test- en toetsbaar zijn + concrete formulatie
STAP5: Onderzoeksdesign kiezen Hoe ga ik het uitvoeren?
STAP6: Steekproef bepalen Vanuit een populatie kunnen we een steekproef
trekken.
Vb Coronavaccins: Het universum is idrn. We kunnen
nooit de hele wereld testen DUS steekproef om te
testen of ons vaccin effectief is of niet. Wnnr
effectief extrapoleren nr de volledige bevolking.
In dit vd: onderzoekspopulatie = universum
STAP7: Meetmethoden bepalen
STAP8: Data verzamelen Soorten variabelen (afh en onafh variabele)
STAP9: Data analyseren: kwantitatief of
Denkwerk
kwalitatief
STAP10: Resultaten interpreteren en Vooropgestelde hypothese aanvaarden/verwerpen
rapporteren
werk
Praktisch
Stap 1 tot en met 7 is de planningsfase = definiëren het te onderzoeken probleem, onderzoeksvraag
en onderzoekshypothese EN ontwikkelen onderzoeksopzet (wat en hoe)
Stap 8 tot en met 10 is de uitvoeringsfase = implementeren onderzoeksopzet EN toetsen de
onderzoekshypothese
[NAAM VAN AUTEUR] 3
, SOORTEN VARIABELEN
Variabelen zijn zaken die gemeten w (bv. lengte, gewicht, vet% meten bij LO studenten)
Afhankelijke variabelen: variabelen waarvan men verwacht dat die zullen variëren naargelang
de onafhankelijke variabele. (Bv: is er een verschil naargelang het geslacht op fitheid? Fitheid =
afh variabele).
Onafhankelijke variabele: groep, conditie of methode, behandelingsprogramma,… waarvan men
een invloed of effect verwacht op de afhankelijke variabelen. (Bv: studenten LO en kine)
OPERATIONELE DEFINITIES
Goed afgebakende definities v zaken zodat ze binnen het onderzoek onderzocht kunnen w
SES: sociaal economische status = beroep, opleidingsniveau
Krachttraining: 3x per week gedurende 30 min oef voor 12 versch spiergroepen
SOORTEN MEETSCHALEN
Soort meetschaal bepaalt keuze v statische toetsen
Opm: Likert schaal = strikt genomen een ordinale schaal MAAR vanaf min 5 punten w het een
intervalschaal (helemaal wel tt helemaal niet akkoord)
KWALITATIEVE MEETSCHALEN
- Nominale schaal: categorisch, geen kwantitatieve betekenis. Bv: man = 1 /vrouw = 2 getal
w puur gebruikt om het te benoemen
- Ordinale schaal: rangorde creëren. Bv: rangen in het leger, bep rangorde in de hiërarchie. Er
zijn geen gelijke intervallen (kunt er geen gem v maken) Opm: niet bij hotelsterren
KWANTITATIEVE MEETSCHALEN
- Interval schaal: gelijke intervallen maar geen absoluut 0-punt (aanwezig of niet) Bv: een
kalendertelling of jaartelling Opm: nvt voor T° WANT er is altijd een T°.
- Ratio schaal: gelijke intervallen, hier is wel een absoluut 0-punt. Bv: afstand, gewicht.
VERSCHILLENDE BEGRIPPEN
VALIDITEIT VS. UITVOERBAARHEID
Validiteit = sterk onderzoeksopzet en een nauwkeurige meting.
Hoe zeker kan ik zijn dat hetgeen wat ik aan het meten ben hetgeen is dat ik wil meten. Wat is de
waarde van mijn onderzoek?
Vb: vaccinatiestudies hebben altijd een controlegroep DUS vaccin -en placebo groep. Anders
kunnen de mensen zo een (psychologische) invloed hebben dat er een verkeerd beeld w geg
Uitspraak doen voor heel de wereld wnnr je enkel onderzoek hebt gdn met 1 klas LO
Uitvoerbaarheid = onderzoeksopzet en metingen moeten haalbaar zijn binnen de beschikbare tijd en
met de beschikbare middelen/personeel (financieel én logistiek)
[NAAM VAN AUTEUR] 4