Een organisatie is elk samenwerkingsverband waarin mensen bewust relaties met elkaar aangaan om
een gemeenschappelijk doel te bereiken.
Arbeidsverdeling: verdeling van het werk na een fase van groei. De organisatie wordt in delen
opgesplitst. Door middel van coördinatiemechanismen kunnen delen van de organisatie soepel
samenwerken.
Een organisatieschema geeft de formele arbeidsverdeling en gezagsverhoudingen weer.
- De verticale lijnen in een organisatieschema geven de gezagsverhoudingen weer (hiërarchie).
- De horizontale lijnen laten zien welke afdelingen op hetzelfde niveau zitten.
Stafafdeling: ondersteund de organisatie met specifieke kennis of deskundigheid.
Lijnafdeling: leveren een directe bijdrage aan het productieproces om zo de doelstellingen te
realiseren.
Formele organisatie: alle dingen die zichtbaar en tastbaar zijn in een organisatie. Denk hierbij aan de
Structuur, regels, werkverdeling, producten etc.
Informele organisatie: de dingen die je minder goed ziet of merkt binnen de organisatie.
Voorbeelden hiervan zijn: macht, conflicten, moraal, vriendschap, gevoelens etc.
Differentiëren: onderscheid maken. Het verdelen van opeenvolgende handelingen die nodig zijn
voor het product of dienst. Wordt ook wel een functionele indeling genoemd.
Specialiseren: zich vooral focussen op een bepaald onderdeel van het vak, beroep of bedrijf. Bij
specialisatie vindt meestal een geografische indeling plaats.
Interne differentiatie
Functionele indeling (f-indeling): functionele deelgebieden die onder de directie staan zoals
bijvoorbeeld inkoop, productie en verkoop.
Interne specialisatie
P-indeling: productiegerichte indeling direct onder de raad van bestuur bestaande uit afdelingen die
verschillende producten voortbrengen. Zo maakt de ene afdeling boeken, de afdeling bladen en nog
een andere grafische bedrijven.
, G-indeling: geografische indeling direct onder de raad van bestuur. Hierin zie je afdelingen die
gevestigd zijn in verschillende landen.
M-indeling: Marktgerichte indeling onder de afdeling verkoop. Hierin zie je onder de directie een
afdeling die vervolgens weer onderverdeeld is in verschillende categorieën.
Voor het ontwerp van een structuur zijn er twee overwegingen van belang:
- Activiteiten: aantal en variëteit van de producten, markten, geografische gebieden.
- Mate van veranderlijkheid: Hierbij wordt gekeken of er een grote veranderlijkheid is op basis
van technologische ontwikkelingen, infrastructuur, arbeidsmarkt.
Als de organisatie weinig activiteiten heeft en de veranderlijkheid gering is, kan je het beste kiezen
voor een gecentraliseerde functionele vorm.
Als de activiteiten en de veranderlijkheid groot zijn, kun je beter kiezen voor een gedecentraliseerde
businessunit of divisievorm.
Gedecentraliseerde businessunit: een
aantal businessunits met eigen
organisaties. De businessunits zijn
zelfstandige onderdelen van een
organisatie. Hierbij zie je ook
stafafdelingen die de organisatie
ondersteunen.
Gedecentraliseerde divisiestructuur: compleet zelfstandige
organisaties die eigen producten voortbrengen. Deze vorm zie je
vaak terug bij multinationals zoals Shell en ASML.