Probleem 1
Leerdoel: Hoe heeft de jeugdcriminaliteit zich over de afgelopen jaren ontwikkeld in
Nederland?
Van der Laan en Goudriaan (2016)
Bij het vaststellen van het aantal daders speelt altijd het probleem dat veel delicten niet
worden opgehelderd en dat het werkelijke aantal daders dus onbekend is.
Bronnen om de mate van delinquentie in kaart te brengen:
- Zelfrapportage.
- Politie- en justitiestatistieken;
Geregistreerde verdachten.
Strafrechtelijke daders.
Afdoeningen op het niveau van politie, OM en ZM.
de eerste drie indicatoren worden op persoonsniveau gemeten (dus aantal personen wat
delinquent gedrag heeft laten zien). Bij afdoeningen worden het aantal afdoeningen geteld
(gecorrigeerd voor de bevolkingsontwikkelingen).
Kanttekeningen bij de verschillende bronnen:
- Algemeen:
Jongeren die niet staan ingeschreven zoals toeristen en illegalen worden niet
meegenomen in de cijfers.
- Politie- en justitiestatistieken:
Niet van alle delicten wordt door slachtoffers melding gedaan bij de politie
(als het een misdrijf is waarbij slachtoffers betrokken zijn) of worden
gesignaleerd waardoor niet alle gepleegde delicten bekend zijn bij de politie.
naar schatting is jaarlijks ongeveer een derde bekend bij de politie en
hierin bestaat variatie naar type misdrijf (vermogen vaker dan geweld (met
uitzondering van moord) en vernieling).
de meldingsbereidheid van onlinecriminaliteit is nog lager.
Ook als delicten wel bekend zijn worden deze niet altijd opgehelderd (d.w.z.
dat er een dader gevonden wordt).
het ophelderingspercentage schommelt rond de 25%.
vandalisme en vermogensmisdrijven kennen de laagste
ophelderingspercentages en veel delicten die door de politie zelf worden
opgespoord zoals drugs- en wapendelicten de hoogste.
Ook leiden niet alle registraties als verdachte tot een aanhouding en
strafrechtelijke vervolging (een deel wordt afgedaan door HALT/OM/ZM). Ook
wordt een deel van de zaken geseponeerd vanwege onvoldoende bewijs
(technisch sepot) of omdat het OM vervolging niet opportuun acht
(beleidssepot.
Andere factoren die van invloed kunnen zijn op de cijfers in de politie- en
justitiestatistieken: prioriteiten in de opsporing van daders van bepaalde type
misdrijven bij de politie, de werkwijze van de politie of veranderingen in
registratiesystemen.
, de mate waarin misdrijven worden gemeld, opgehelderd en de mate waarin er vervolgd
wordt verschillen over de tijd wat maakt dat deze ontwikkelingen ook terug te zien zijn in de
ontwikkeling van de cijfers over de tijd (moeilijk om te vergelijken).
het beste is een combinatie van politie- en justitiestatistieken en zelfrapportage waarbij
deze twee soorten informatiebronnen elkaar aan kunnen vullen.
- Zelfrapportage:
Doordat er gebruik gemaakt wordt van een steekproef om de mate van
criminaliteit in te schatten ontstaat er onnauwkeurigheid in de cijfers. Er kan
sprake zijn van selectiviteit in de non-respons (dus dat bepaalde groepen
overmatig weigeren om mee te werken aan zelfrapportage waardoor je een
vertekend beeld krijgt, omdat bepaalde groepen ondervertegenwoordigd zijn
in de zelfrapportagecijfers).
In de zelfrapportagevragenlijsten wordt maar naar een beperkt aantal soorten
delicten gevraagd (vooral lichte en frequent voorkomende delicten).
Bij sommige groepen jongeren is er vaker sprake van onderrapportage en bij
sommige groepen van overrapportage.
Langetermijnontwikkelingen (1997-2015)
piekjaar 2007, daarna was er voor beide groepen sprake van een dalende trend.
Leerdoel: Hoe heeft de jeugdcriminaliteit zich over de afgelopen jaren ontwikkeld in
Nederland?
Van der Laan en Goudriaan (2016)
Bij het vaststellen van het aantal daders speelt altijd het probleem dat veel delicten niet
worden opgehelderd en dat het werkelijke aantal daders dus onbekend is.
Bronnen om de mate van delinquentie in kaart te brengen:
- Zelfrapportage.
- Politie- en justitiestatistieken;
Geregistreerde verdachten.
Strafrechtelijke daders.
Afdoeningen op het niveau van politie, OM en ZM.
de eerste drie indicatoren worden op persoonsniveau gemeten (dus aantal personen wat
delinquent gedrag heeft laten zien). Bij afdoeningen worden het aantal afdoeningen geteld
(gecorrigeerd voor de bevolkingsontwikkelingen).
Kanttekeningen bij de verschillende bronnen:
- Algemeen:
Jongeren die niet staan ingeschreven zoals toeristen en illegalen worden niet
meegenomen in de cijfers.
- Politie- en justitiestatistieken:
Niet van alle delicten wordt door slachtoffers melding gedaan bij de politie
(als het een misdrijf is waarbij slachtoffers betrokken zijn) of worden
gesignaleerd waardoor niet alle gepleegde delicten bekend zijn bij de politie.
naar schatting is jaarlijks ongeveer een derde bekend bij de politie en
hierin bestaat variatie naar type misdrijf (vermogen vaker dan geweld (met
uitzondering van moord) en vernieling).
de meldingsbereidheid van onlinecriminaliteit is nog lager.
Ook als delicten wel bekend zijn worden deze niet altijd opgehelderd (d.w.z.
dat er een dader gevonden wordt).
het ophelderingspercentage schommelt rond de 25%.
vandalisme en vermogensmisdrijven kennen de laagste
ophelderingspercentages en veel delicten die door de politie zelf worden
opgespoord zoals drugs- en wapendelicten de hoogste.
Ook leiden niet alle registraties als verdachte tot een aanhouding en
strafrechtelijke vervolging (een deel wordt afgedaan door HALT/OM/ZM). Ook
wordt een deel van de zaken geseponeerd vanwege onvoldoende bewijs
(technisch sepot) of omdat het OM vervolging niet opportuun acht
(beleidssepot.
Andere factoren die van invloed kunnen zijn op de cijfers in de politie- en
justitiestatistieken: prioriteiten in de opsporing van daders van bepaalde type
misdrijven bij de politie, de werkwijze van de politie of veranderingen in
registratiesystemen.
, de mate waarin misdrijven worden gemeld, opgehelderd en de mate waarin er vervolgd
wordt verschillen over de tijd wat maakt dat deze ontwikkelingen ook terug te zien zijn in de
ontwikkeling van de cijfers over de tijd (moeilijk om te vergelijken).
het beste is een combinatie van politie- en justitiestatistieken en zelfrapportage waarbij
deze twee soorten informatiebronnen elkaar aan kunnen vullen.
- Zelfrapportage:
Doordat er gebruik gemaakt wordt van een steekproef om de mate van
criminaliteit in te schatten ontstaat er onnauwkeurigheid in de cijfers. Er kan
sprake zijn van selectiviteit in de non-respons (dus dat bepaalde groepen
overmatig weigeren om mee te werken aan zelfrapportage waardoor je een
vertekend beeld krijgt, omdat bepaalde groepen ondervertegenwoordigd zijn
in de zelfrapportagecijfers).
In de zelfrapportagevragenlijsten wordt maar naar een beperkt aantal soorten
delicten gevraagd (vooral lichte en frequent voorkomende delicten).
Bij sommige groepen jongeren is er vaker sprake van onderrapportage en bij
sommige groepen van overrapportage.
Langetermijnontwikkelingen (1997-2015)
piekjaar 2007, daarna was er voor beide groepen sprake van een dalende trend.