FILOSOFIE
HOOFDSTUK 1:
2 onderwerpen:
- Oorsprong van de filosofie
● Filosofie van het Griekse
=> Filein = Houden van
=> Sophie = Godin van de wijsheid
● Geschiedenis van de filosofie is een verhaal van mannen
- Inhoud + indeling van de filosofie
● Zo oud als de mens zelf
● Iedereen die diepzinnige vragen stelt,is filosofisch bezig
*In specifieke zin echter is filosofie een manier van denken die ontstaan is in een bepaalde
periode en binnen een bepaalde cultuur*( vb westerse filosofie ontstond rond de
Egeische zee, terwijl in het Oosten nieuwe filosofische denkwijzen ontstonden)
● het ontstaan vd westerse filosofie w beschreven als de ‘Overgang van Mythos naar
logos’:
- Van een wereldbeeld gebaseerd op mythen(=verhalen), meestal gekleurd
door rijke wereld van goden en fantastische verhalen
=> wereldbeeld dat haar fundering zoekt in een meer 'rationele' (reden of
logos) verklaring.
OMSCHRIJVING EN INDELING VAN DE FILOSOFIE:
Filosofie ligt precies tussen wetenschap en religie in
- Wetenschap bestudeert op systematische wijze de ‘objectieve’ verschijnselen of fenomenen
● Verschijnselen in de natuur bestuderen
● Materiële bestuderen, de werkelijkheid
● Ratio (rede/verstand) en empirie (zintuiglijke waarneming)
Objectief is wat we zijn. Met het domein van religie is de wetenschap niet mee bezig.
- Religie zoekt naar iets absoluuts en biedt troost
● Zingeving, waarden, bewustzijn (is onveranderlijk)
● “Voorbij” zintuigen en verstand
DRIE GROTE VRAGEN EN DOMEINEN
● Immanuel Kant (filosoof van de verlichting) => 3 essentiële vragen
- Wat kan ik weten ?
- Wat moet ik doen ?
- Wat mag ik hopen ?
➔ Teruggebracht naar 1 vraag = "Wat is de mens ?”
● Luc Ferry = Filosofie houd zich bezig met:
1. Kennis = werkelijkheid
2. Ethiek = rechtvaardigheid
3. Wijsheid = heil of geluk
➔ Niet omdat iemand veel kennis bezit en dus veel weet, dat hij wijs in het
leven staat (of omgekeerd), kennis verschilt dus van wijsheid
=> Hoofd en hart (verwezen worden naar) rede en intuïtie
,HET HUIS VAN DE FILOSOFIE
● Metafysica (buiten/boven de waarneembare feiten) & ontologie
=> Je kan er niet naar toewijzen (bv: ben jij hier?)
ONTOLOGIE = Leer van het zijn
➔ Over de fundamentele aard van de werkelijkheid (wat is zijn, vrijheid, . . .)
● Kosmologie (Over datgene wat bestaat = de zijnden)
=> De wereld, de natuur of “kosmos” = kosmologie of natuurfilosofie
(waaruit de wetenschappen zoals fysica, scheikunde, biologie zich ontwikkelden)
● Psyche
=> de geest of “psyche” = filosofie van de geest (waaruit de psychologie ontsproot):we
ervaren de wereld van de geest, onze gedachten,gevoelens
➔ Kosmologie = psyche (geest) en kosmos (natuur/wereld) = samen de mens
(combineert)
● Theologie: het domein dat God als onderwerp heeft
● Antropos
=> de mens of “antropos” = wijsgerige antropologie (waaruit sociologie, economie,…):de
vragen die hier aan bod komen, gaan over de aard van de mens
WAT ‘BEHOORT’ = 3 GROTE WAARDEN
* HET WARE :
1. De epistemologie of kennisleer houdt zich bezig met de vragen over waarheid en kennis.
Voorbeelden van zulke vragen zijn: "wat is kennis?", "wat is waarheid?", "wat is het verschil
tussen waarheid en mening?"; "waarop is ware kennis gefundeerd"; wat zijn de grenzen van
de kennis en "hoe kunnen we zekere kennis bereiken?".
Bijv: Wat is het goede (ondersteund, koester, liefde geven, . . .) ?, Waar moet ik goed in zijn
?, . . .
2. De logica houdt zich bezig met de vraag: "wat is geldig redeneren". In de twintigste eeuw
ontstonden de wetenschapsfilosofie, de taalfilosofie en de bewustzijnsfilosofie als aparte
takken van de kennisleer.
3. De wetenschapsfilosofie houdt zich bezig met de grondslagen van de kennis van de
afzonderlijke wetenschappen. Methoden, grondstellingen, begrippen en doel worden hier
verhelderd en aan kritisch onderzoek onderworpen.
4. De taalfilosofie behandelt het ontstaan, de ontwikkeling, de betekenis en de functie van de
taal.
* HET GOEDE EN HET RECHTVAARDIGE ( of goedheid en rechtvaardigheid):
1. De ethiek onderzoekt het goede. Ze vraagt wat goedheid en rechtvaardigheid is, of en hoe
het goede kan gefundeerd worden, of normen en waarden een universele grond hebben, dan
wel relatief zijn aan de mens en cultuur.
2. Toegepast op de maatschappij vertaalt de vraag naar het goede zich in de vraag: "Hoe dient
een rechtvaardige maatschappij te worden georganiseerd?" Dit soort vragen behoort tot het
domein van de politieke en/of sociale filosofie.
3. Ook de rechtsfilosofie is een apart vakgebied: daarin wordt o.a. de vraag gesteld naar de
aard en de oorsprong van recht en haar verhouding tot ethiek.
,* HET SCHONE
1. De esthetica houdt zich bezig met de vraag naar wat Schoonheid en wat Kunst is.
2. Afgeleide deelgebieden zijn de kunst- en cultuurfilosofie.
DE PRESOCRATISCHE FILOSOFIE
● Presocratische filosofie = Filosofie van voor Socrates
➔ hebben de eerste stappen gezet naar een nieuw soort denken
➔ Kosmologisch geïnspireerd
➔ Op zoek naar de oorsprong en de principes van waardering van de kosmos
6 Belangwekkende figuren:
1. THALES VAN MILETE
● Eerste filosoof volgens Plato onbeholpen + Niet praktisch
aangelegd
● Archè (oerbeginsel) van alles is water:
- Reductionisme of het herleiden van complexe
werkelijkheid tot één beginsel
● Stelling van thales: A/B = D/C
● Ken jezelf (zelfkennis) als fundamentele filosofische taak
2. ANAXIMANDER VAN MILETE
● Leerling van Thales
● Het apeiron (onbepaalde of onbeperkte) = eerste beginsel waaruit alles
voortkomt
● Eerste poging kosmogonie(=ontstaan en evolutie van de wereld): verklaring
voor ontstaan van de wereld als een scheiding en inwerking van
tegengestelde elementen op elkaar
3. PYTHAGORAS EN DE VERBORGEN ORDE
● Philosophos: Ik blijf zoeken en nadenken tot ik de werkelijkheid begrijp
● wereld kan via getallen en hun onderlinge verhoudingen in kaart gebracht
worden(de kosmos is een geordend geheel)
● Harmonie der sferen (muziek)
● idee van reïncarnatie (ziel dat na de dood opnieuw herboren wordt) van
de ziel
● Stelling van pythagoras: a2+b2=c2
4. PARMENIDES EN HERAKLEITOS
PARMENIDES HET EEUWIGE “ZIJN”
● Centraal staat de vraag naar het zijn (ontologie=de leer vh zijn)
● Beroemdste uitspraak: “alles (het zijn) is één en onvergankelijk en aan
zichzelf gelijk
➔ Al het tijdelijke verschijnt en verdwijnt in het eeuwige zijn
➔ Denk aan de metafoor van een computerscherm
HERAKLEITOS: DE VOORTDURENDE “WORDING” OF VERANDERING
● Bijnaam “de Duistere” omwille van diepe uitspraken
- Alles vloeit (pantha rei)
- Je kan nooit 2x in dezelfde rivier stappen
- Oorlog is de vader van alles
● De Logos is het principe achter de steeds veranderende werkelijkheid
● Rivier, vuur en oorlog als metaforen voor verandering
● Een vergelijking met taoïsme (Toa is de orde en de tegenstelling yin-yang
de dynamiek) ligt voor de hand
● Het zijn is voortdurend in verandering
5. DEMOCRITOS
, ● Alles bestaat uit niet-deelbare partikels a-tomos
- Atomen klitten samen en komen los
- Verschillen in zwaarte:
Zwaardere = materie en lichtere = gedachten
● Deze visie maakt hem tot de eerste filosofische “materialist”
● Atoomleer (vader van het materialisme)
FILOSOFIE BINNEN HET HOGER ONDERWIJS
● Algemeen: verruimende en transformatieve kracht van filosofie
● Reflective practitioners: zelfreflectie bij handelen/ beslissen is cruciale competentie als je
met mensen werkt
1. Mentale kracht = geneeskunde van de ziel bereiken van geluk of onverstoorbaarheid
2. Zingeving
3. Nuttige vaardigheden op vlak van spreken, kritisch denken, argumenteren, morele
keuzes, . . .
4. Basisvaardigheden op vlak van zelfreflectie, pluralisme, openheid, burgerschap en
praktisch wijsheid
● Filosofie gaat over Bildung (= karakterontwikkeling & zelfontplooiing)
‘het huis van de filosofie’ = 2 verdiepingen met 3 kamers
1. Zijn en zijnden = metafysica en wereld, geest en mens
2. Behoren: waarheid, goedheid, schoonheid
zijn (essentie-parmenides) - worden (herakleitos)
HOOFDSTUK 2:
DE SOFISTEN
=RONDTREKKENDE LERAARS
Sofisten maakten onderscheidt tussen natuur (physi) “datgene wat zich vanzelf ontwikkelt” en
nomos “datgene wat door de mens is gemaakt”(= wet,traditie en gewoonte)
Athene 5de eeuw v chr. Gouden Eeuw van Precies – democratie
Sofistès = “beoefenaren van wijsheid”
➔ Kennis in de eerste plaats nuttig zijn en bruikbaar voor de praktijk
➔ Politici = Overtuigingskracht en redeneervermogen zijn zeer belangrijk
- Rondtrekkende leraar filosofen bieden hun diensten aan
- Gaven les tegen betaling aan welstellende jeugd
- In grammatica (spreken), dialectica (argumenteren), retorica (overtuigen)
Elke gemeenschap bezit haar eigen gewoonten en hecht belang aan specifieke waarden en regels.
Dat betekent dat haar waarden, regels en tradities relatief zijn aan die gemeenschap.
● ze waren pragmatisch ingesteld = Waarheid is wat in de praktijk bruikbaar en nuttig is (=
waarheid is wat werkt)
PROTAGORAS (= belangrijkste sofist): DE MENS IS DE MAAT
Kritiek op en relativering van de traditionele waarden
➔ Relativisme = “de mens is de maat van alle dingen” = de maatstaf is relatief
(aan tijd, plaats, cultuur)
- elke stelling is relatief = moet gerelateerd worden aan degene die ze uitspreekt of
zegt
HOOFDSTUK 1:
2 onderwerpen:
- Oorsprong van de filosofie
● Filosofie van het Griekse
=> Filein = Houden van
=> Sophie = Godin van de wijsheid
● Geschiedenis van de filosofie is een verhaal van mannen
- Inhoud + indeling van de filosofie
● Zo oud als de mens zelf
● Iedereen die diepzinnige vragen stelt,is filosofisch bezig
*In specifieke zin echter is filosofie een manier van denken die ontstaan is in een bepaalde
periode en binnen een bepaalde cultuur*( vb westerse filosofie ontstond rond de
Egeische zee, terwijl in het Oosten nieuwe filosofische denkwijzen ontstonden)
● het ontstaan vd westerse filosofie w beschreven als de ‘Overgang van Mythos naar
logos’:
- Van een wereldbeeld gebaseerd op mythen(=verhalen), meestal gekleurd
door rijke wereld van goden en fantastische verhalen
=> wereldbeeld dat haar fundering zoekt in een meer 'rationele' (reden of
logos) verklaring.
OMSCHRIJVING EN INDELING VAN DE FILOSOFIE:
Filosofie ligt precies tussen wetenschap en religie in
- Wetenschap bestudeert op systematische wijze de ‘objectieve’ verschijnselen of fenomenen
● Verschijnselen in de natuur bestuderen
● Materiële bestuderen, de werkelijkheid
● Ratio (rede/verstand) en empirie (zintuiglijke waarneming)
Objectief is wat we zijn. Met het domein van religie is de wetenschap niet mee bezig.
- Religie zoekt naar iets absoluuts en biedt troost
● Zingeving, waarden, bewustzijn (is onveranderlijk)
● “Voorbij” zintuigen en verstand
DRIE GROTE VRAGEN EN DOMEINEN
● Immanuel Kant (filosoof van de verlichting) => 3 essentiële vragen
- Wat kan ik weten ?
- Wat moet ik doen ?
- Wat mag ik hopen ?
➔ Teruggebracht naar 1 vraag = "Wat is de mens ?”
● Luc Ferry = Filosofie houd zich bezig met:
1. Kennis = werkelijkheid
2. Ethiek = rechtvaardigheid
3. Wijsheid = heil of geluk
➔ Niet omdat iemand veel kennis bezit en dus veel weet, dat hij wijs in het
leven staat (of omgekeerd), kennis verschilt dus van wijsheid
=> Hoofd en hart (verwezen worden naar) rede en intuïtie
,HET HUIS VAN DE FILOSOFIE
● Metafysica (buiten/boven de waarneembare feiten) & ontologie
=> Je kan er niet naar toewijzen (bv: ben jij hier?)
ONTOLOGIE = Leer van het zijn
➔ Over de fundamentele aard van de werkelijkheid (wat is zijn, vrijheid, . . .)
● Kosmologie (Over datgene wat bestaat = de zijnden)
=> De wereld, de natuur of “kosmos” = kosmologie of natuurfilosofie
(waaruit de wetenschappen zoals fysica, scheikunde, biologie zich ontwikkelden)
● Psyche
=> de geest of “psyche” = filosofie van de geest (waaruit de psychologie ontsproot):we
ervaren de wereld van de geest, onze gedachten,gevoelens
➔ Kosmologie = psyche (geest) en kosmos (natuur/wereld) = samen de mens
(combineert)
● Theologie: het domein dat God als onderwerp heeft
● Antropos
=> de mens of “antropos” = wijsgerige antropologie (waaruit sociologie, economie,…):de
vragen die hier aan bod komen, gaan over de aard van de mens
WAT ‘BEHOORT’ = 3 GROTE WAARDEN
* HET WARE :
1. De epistemologie of kennisleer houdt zich bezig met de vragen over waarheid en kennis.
Voorbeelden van zulke vragen zijn: "wat is kennis?", "wat is waarheid?", "wat is het verschil
tussen waarheid en mening?"; "waarop is ware kennis gefundeerd"; wat zijn de grenzen van
de kennis en "hoe kunnen we zekere kennis bereiken?".
Bijv: Wat is het goede (ondersteund, koester, liefde geven, . . .) ?, Waar moet ik goed in zijn
?, . . .
2. De logica houdt zich bezig met de vraag: "wat is geldig redeneren". In de twintigste eeuw
ontstonden de wetenschapsfilosofie, de taalfilosofie en de bewustzijnsfilosofie als aparte
takken van de kennisleer.
3. De wetenschapsfilosofie houdt zich bezig met de grondslagen van de kennis van de
afzonderlijke wetenschappen. Methoden, grondstellingen, begrippen en doel worden hier
verhelderd en aan kritisch onderzoek onderworpen.
4. De taalfilosofie behandelt het ontstaan, de ontwikkeling, de betekenis en de functie van de
taal.
* HET GOEDE EN HET RECHTVAARDIGE ( of goedheid en rechtvaardigheid):
1. De ethiek onderzoekt het goede. Ze vraagt wat goedheid en rechtvaardigheid is, of en hoe
het goede kan gefundeerd worden, of normen en waarden een universele grond hebben, dan
wel relatief zijn aan de mens en cultuur.
2. Toegepast op de maatschappij vertaalt de vraag naar het goede zich in de vraag: "Hoe dient
een rechtvaardige maatschappij te worden georganiseerd?" Dit soort vragen behoort tot het
domein van de politieke en/of sociale filosofie.
3. Ook de rechtsfilosofie is een apart vakgebied: daarin wordt o.a. de vraag gesteld naar de
aard en de oorsprong van recht en haar verhouding tot ethiek.
,* HET SCHONE
1. De esthetica houdt zich bezig met de vraag naar wat Schoonheid en wat Kunst is.
2. Afgeleide deelgebieden zijn de kunst- en cultuurfilosofie.
DE PRESOCRATISCHE FILOSOFIE
● Presocratische filosofie = Filosofie van voor Socrates
➔ hebben de eerste stappen gezet naar een nieuw soort denken
➔ Kosmologisch geïnspireerd
➔ Op zoek naar de oorsprong en de principes van waardering van de kosmos
6 Belangwekkende figuren:
1. THALES VAN MILETE
● Eerste filosoof volgens Plato onbeholpen + Niet praktisch
aangelegd
● Archè (oerbeginsel) van alles is water:
- Reductionisme of het herleiden van complexe
werkelijkheid tot één beginsel
● Stelling van thales: A/B = D/C
● Ken jezelf (zelfkennis) als fundamentele filosofische taak
2. ANAXIMANDER VAN MILETE
● Leerling van Thales
● Het apeiron (onbepaalde of onbeperkte) = eerste beginsel waaruit alles
voortkomt
● Eerste poging kosmogonie(=ontstaan en evolutie van de wereld): verklaring
voor ontstaan van de wereld als een scheiding en inwerking van
tegengestelde elementen op elkaar
3. PYTHAGORAS EN DE VERBORGEN ORDE
● Philosophos: Ik blijf zoeken en nadenken tot ik de werkelijkheid begrijp
● wereld kan via getallen en hun onderlinge verhoudingen in kaart gebracht
worden(de kosmos is een geordend geheel)
● Harmonie der sferen (muziek)
● idee van reïncarnatie (ziel dat na de dood opnieuw herboren wordt) van
de ziel
● Stelling van pythagoras: a2+b2=c2
4. PARMENIDES EN HERAKLEITOS
PARMENIDES HET EEUWIGE “ZIJN”
● Centraal staat de vraag naar het zijn (ontologie=de leer vh zijn)
● Beroemdste uitspraak: “alles (het zijn) is één en onvergankelijk en aan
zichzelf gelijk
➔ Al het tijdelijke verschijnt en verdwijnt in het eeuwige zijn
➔ Denk aan de metafoor van een computerscherm
HERAKLEITOS: DE VOORTDURENDE “WORDING” OF VERANDERING
● Bijnaam “de Duistere” omwille van diepe uitspraken
- Alles vloeit (pantha rei)
- Je kan nooit 2x in dezelfde rivier stappen
- Oorlog is de vader van alles
● De Logos is het principe achter de steeds veranderende werkelijkheid
● Rivier, vuur en oorlog als metaforen voor verandering
● Een vergelijking met taoïsme (Toa is de orde en de tegenstelling yin-yang
de dynamiek) ligt voor de hand
● Het zijn is voortdurend in verandering
5. DEMOCRITOS
, ● Alles bestaat uit niet-deelbare partikels a-tomos
- Atomen klitten samen en komen los
- Verschillen in zwaarte:
Zwaardere = materie en lichtere = gedachten
● Deze visie maakt hem tot de eerste filosofische “materialist”
● Atoomleer (vader van het materialisme)
FILOSOFIE BINNEN HET HOGER ONDERWIJS
● Algemeen: verruimende en transformatieve kracht van filosofie
● Reflective practitioners: zelfreflectie bij handelen/ beslissen is cruciale competentie als je
met mensen werkt
1. Mentale kracht = geneeskunde van de ziel bereiken van geluk of onverstoorbaarheid
2. Zingeving
3. Nuttige vaardigheden op vlak van spreken, kritisch denken, argumenteren, morele
keuzes, . . .
4. Basisvaardigheden op vlak van zelfreflectie, pluralisme, openheid, burgerschap en
praktisch wijsheid
● Filosofie gaat over Bildung (= karakterontwikkeling & zelfontplooiing)
‘het huis van de filosofie’ = 2 verdiepingen met 3 kamers
1. Zijn en zijnden = metafysica en wereld, geest en mens
2. Behoren: waarheid, goedheid, schoonheid
zijn (essentie-parmenides) - worden (herakleitos)
HOOFDSTUK 2:
DE SOFISTEN
=RONDTREKKENDE LERAARS
Sofisten maakten onderscheidt tussen natuur (physi) “datgene wat zich vanzelf ontwikkelt” en
nomos “datgene wat door de mens is gemaakt”(= wet,traditie en gewoonte)
Athene 5de eeuw v chr. Gouden Eeuw van Precies – democratie
Sofistès = “beoefenaren van wijsheid”
➔ Kennis in de eerste plaats nuttig zijn en bruikbaar voor de praktijk
➔ Politici = Overtuigingskracht en redeneervermogen zijn zeer belangrijk
- Rondtrekkende leraar filosofen bieden hun diensten aan
- Gaven les tegen betaling aan welstellende jeugd
- In grammatica (spreken), dialectica (argumenteren), retorica (overtuigen)
Elke gemeenschap bezit haar eigen gewoonten en hecht belang aan specifieke waarden en regels.
Dat betekent dat haar waarden, regels en tradities relatief zijn aan die gemeenschap.
● ze waren pragmatisch ingesteld = Waarheid is wat in de praktijk bruikbaar en nuttig is (=
waarheid is wat werkt)
PROTAGORAS (= belangrijkste sofist): DE MENS IS DE MAAT
Kritiek op en relativering van de traditionele waarden
➔ Relativisme = “de mens is de maat van alle dingen” = de maatstaf is relatief
(aan tijd, plaats, cultuur)
- elke stelling is relatief = moet gerelateerd worden aan degene die ze uitspreekt of
zegt