100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Pathologie voor verpleegkundigen - Theorie & Toepassing 1/jaar 1

Rating
-
Sold
1
Pages
42
Uploaded on
29-08-2025
Written in
2024/2025

Deze samenvatting bevat alle belangrijke leerstof uit het boek pathologie voor verpleegkundigen voor de theorie en toepassing 1 toetsen van jaar 1 van de opleiding verpleegkunde aan de HVA. De paars gemarkeerde ziektebeelden zijn erg belangrijk om te kennen. Deze samenvatting is gemaakt adhv het nieuwe lessysteem van de opleiding HBO verpleegkunde in studiejaar 2024/2025! Let op: het bevat dus alleen een samenvatting van de paragrafen die nodig zijn voor het vak Theorie & Toepassing van de HVA!

Show more Read less
Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
H1, h2, h3, h6, h7, h8, h9, h10, h12, h13, h16, h17
Uploaded on
August 29, 2025
Number of pages
42
Written in
2024/2025
Type
Summary

Subjects

Content preview

Pathologie voor verpleegkundigen H1
Positieve gezondheidszorg= het vermogen om zich aan te passen en een eigen regie te
voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.
Gezondheid (westers)= handhaving van de homeostase in het lichaam waarbij alle
orgaansystemen optimaal functioneren.
Ziekte (westers)= verstoring van homeostase door een afwijking van de normale anatomie
en lichaamsfuncties.
Aandoening= elke afwijking van het lichaam of geest, het kan gaan over een anatomisch of
functionele afwijking (ziekte), maar ook om een beperking of klacht (pijn).
Pathologie= leer van ziekten of aandoeningen in het algemeen
Pathofysiologie= leer van de afwijkende processen die tot ziekte leiden en het effect daarvan
op de functies van het lichaam/ziekteproces in het lichaam

Epidemiologie= studie van het voorkomen van aandoeningen onder de bevolking in relatie
tot andere verschijnselen.
Incidentie= Het aantal nieuwe gevallen van een aandoening in een bepaalde tijd
Prevalentie= Het aantal gevallen van een aandoening op een bepaald tijdstip/tijd in een
bepaalde populatie (dag, maand, week, jaar) (in %)
Mortaliteit= Aantal sterftegevallen binnen een bepaalde tijd (in %)
Morbiditeit= de mate waarin een aandoening in een bepaalde populatie voorkomt/De
vatbaarheid voor bepaalde groepen ziektes (in %)

Etiologie= oorzaak van een aandoening.
Factoren die tot aandoeningen kunnen lijden:
Endogene factoren (ziekte van binnenuit): Erfelijkheid
Exogene factoren (ziekte van buitenaf): Infecties, fysische (trauma (ongeluk), elektriciteit),
chemische factoren (medicatie, drug, roken) en voeding gerelateerd (te kort of te veel)
Idiopathische aandoening= oorzaak onbekend
Iatrogene aandoening= aandoening als gevolg van een ingreep door een zorgdeskundige

Pathogenese= Ziekteproces met gevolgen voor lichaam/processen die tot ziekte leiden
Belangrijkste processen in de pathogenese:
1-Inflammatie (ontsteking): beschermende reactie van het lichaam op (niet) infectieuze
factoren
2-Abnormale activiteit van het immuunsysteem: auto-immuunziekte, allergie
3-Neoplasie (nieuwvorming): tumoren ontstaan door abnormale en ongecontroleerde cel- of
weefselgroei
4-Ischemie (doorbloedingsstoornissen): zuurstoftekort door onvoldoende doorbloeding
5-Metabole stoornissen: gestoorde stofwisseling op celniveau
6-Degeneratie: afnemen van de normale funtie, bijv door veroudering of slijtage

Risicofactoren= factoren die de kans op een aandoening vergroten
Symptomen= kenmerken of verschijnselen waaraan een aandoening te herkennen is
Objetieve symptomen (symtoms)= feitelijk, iedereen neemt het zo waar
Subjectieve symptomen (signs)= eigen interpretatie
Asymptomatisch= aandoening zonder symptomen

,Diagnostiek= het geneeskundig onderzoek waarmee vastgesteld wordt wat de oorzaak is
van de klachten en verschijnselen
Bestaat uit:
1-Anamnese: het subjectieve verhaal van de patiënt (heteroanamnese: verhaal van familie)
2-Lichamelijk onderzoek:
-Checken vitale functies (ademfrequentie, hart-, bloeddruk, bewustzijn en temp. (ABCDE))
-Inspectie: bekijken buitenkant lichaam (huid, houding, bewegingen)
-Percussie: bekloppen van lichaamsdelen met vingers op vingers (lucht, omvang, ligging)
-Auscultatie: beluisteren van organen met stethoscoop (longen, hart, darmen)
-Palpatie: aftasten van lichaamsdelen (locatie, omvang, structuur, gevoeligheid)
3-Aanvullend onderzoek:
-Laboratioriumonderzoek (bloed, urine, feces, vloeistof)
-Beeldvormend onderzoek (rontgen, CT, MRI, PET, echo, endoscopie)
-Functieonderzoek (ECG, EEG, spirometrie (longfunctie))
-Pathologisch-anatomisch onderzoek (afwijkingen op cel- en weefselniveau

Behandeling/therapie= totaal aantal maatregelen dat zich richt op herstel van een
aandoening, het verlichten van symptomen, het voorkomen van complicaties, voorkomen dat
klachten opnieuw komen en/of leren omgaan.
Soorten behandelingen en ingrepen:
1-Symptomatische behandeling: bestrijden symptomen
2-Curatieve behandeling: gericht op genezing
3-Palliatieve behandeling: gericht op behoud van kwaliteit van leven
4-Medicamenteuze behandeling: gebruik van medicijnen tegen symptomen of oorzaak
5-Invasieve ingreep: een instrument wordt in het lichaam gebracht (infuus)
6-Operatieve/chirurgische ingreep: gesneden in lichaam
7-Conservatieve ingreep: zonder opereren, een arm gipsen
8-Ambulante behandeling: geen opname in ziekenhuis nodig
9-Complementaire behandeling: massages, mindfulness

Prognose= verwachte verloop en de uitkomst van de ziekte of aandoening
Chronische aandoeningen= langzaam begint en maanden of jaren duurt
Remissie= een periode waarin de symptomen van een chronische aandoening tijdelijk
verminderen of verdwijnen.
Exacerbatie= een periode waarin de symptomen van een chronische aandoening plots
verergeren
Complicatie= een onverwacht bijkomend aandoening die optreedt in het beloop of bij een
behandeling van een aandoening
Comorbiditeit= 2 of meer aandoeningen die gerelateerd zijn aan elkaar
Multimobiditeit= 2 of meer aandoeningen die niks met elkaar te maken hebben

,Pathologie voor verpleegkundigen H2.1
-Immuunsysteem herkent lichaamseigen cellen omdat deze specifieke identificatiemoleculen
op hun oppervlak hebben (MHC), als deze er niet zijn zijn het lichaamsvreemde cellen.
-Lichaamsevreemde cel of stof noemen we een antigeen.
-Het verwoven/specifieke deel van afweer moet eerst worden geactiveerd vanaf het moment
dat het dat de specifieke afweer wordt blootgesteld aan een bepaald antigeen.
-Het verworven afweersysteem zorgt voor het opbouwen van weerstand (immuniteit)
-Afweersysteem bestaat uit 2 orgaanstelselsel: de huid en slijmvliezen (barrière) en het
lymfestelstel (B en T cellen)
-In de lymfeklieren worden micro-organismes onschadelijk gemaakt, b en t cellen delen zich
hier dus daardoor soms zwelling in deze klier.

Aspecifieke afweer: eerste verdedigingslinie (barrière) en als ze daar doorheen komen dan
tweede verdedigingslinie.
Tweede verdedigingslinie:
1- Lokale onstekingsreactie: voorkomt verdere verspreiding en bevordert de afvoer
2- Koorts: afweersysteem functioneert hierdoor in een hogere versnelling
3- Vernietiging van ziekteverwekkers door fagocyten (macrofagen en neutrofiele
granulocyten) en NK-cellen (natural killer (type lymfocyt) en herkent cellen die zijn
geinfecteerd met een virus): de leukocyten (witte bloedcellen) zullen aanvallen in
aanvulling op de onstekingsreactie.
4- Complementsysteem: als eiwitten uit complementsysteem in aanraking komt met
immuunsysteem of micro-organismes onstaat een cascade van biochemische
reacties en zorgt dat celmembraam van micro-orgasme uiteen valt.
5- Cytokineproductie: deze stoffen hebben een activerende en/of remmende werking op
immuunsysteem en reguleren immuunrespons.

Specifieke afweersysteem
-Humorale immuniteit: berust op aanmaak antistoffen door B-cellen (type lymfocyt) en
aanmaak B-geheugencellen.
Antistoffen is hetzelfde als antilichamen of immuunglobulinen (Ig)
-Cellulaire immuniteit: beschermt lichaam tegen intracellulaire pathogenen (virus) en
lichaamsvreemde cellen door T-cellen (type lymfocyt) (T-helper en T-cytotoxische cellen).
T-helpencellen reageren als ze in aanraking komen met een door een fagocyt opgenomen
antigeen, dan delen ze zich in meerdere T-helpers en T-geheugen cellen. Zij stimuleren de
T-cytotoxische en NK-cellen en bevorderen de antistoffen, dit maakt ook de verkeerde cellen
onschadelijk.

, Pathologie voor verpleegkundigen H3
Infectie= een ontstekingsreactie van het lichaam op het binnendringen van micro-organismes
(verwekkers) in weefsels.
Pathogenen= ziekteverwekkende micro-organisme die het lichaam binnendringen en
ziekteverschijnselen oproepen.
Endemische ziekte= als een ziekte permanent aanwezig is onder een bevolking
Belangrijkste pathogene micro-organismes: virussen, bacteriën, protozoen, schimmels en
overige.
Dragers= besmet persoon zonder ziekteverschijnselen
Reservoir= de bron van waaruit de verspreiding van micro-organisme plaatsvindt
Porte d’ entree= locatie waar het micro-organisme het lichaam binnentreedt
Nosocomiale infecties (ziekenhuisinfectie): infecties tijdens een opname in zorginstelling

Directe overdracht mogelijkheden:
1- Via luchtwegen door inademen van besmette druppels of aerosolen (COVID,
Influenza en tuberculose)
2- Via direct contact (herpes simplexvirus)
3- Via bloed (hepatitis B en HIV)
4- Via seksueel contact (SOA’s)
5- Via verticale transmissie, moeder op kind (syfilis en HIV)

Nosocomiale infecties (ziekenhuisinfectie): infecties tijdens een opname in zorginstelling
BIJV. BRMO= bijzonder resistente micro organismen, deze micro-organisme zijn snel
resistent tegen een groot aantal antimicrobiële middelen. (bijv. MRSA, ESBL, VRE)
Preventie door handhygiene!!!
-Bij bacterien vaak antibiotica, virus gaan vaak vanzelf over of inferonen, protozoen door
antibiotica of specifieke antiprotozoica, bij schimmels met antimycotica.
-Smalspectrum antibiotica: wordt gebruikt om zeer gericht een bepaald soort bacterie te
bestrijden (verwekker infectie bekend).
-Breedspectrum antibiotica: werkzaam tegen vele soorten bacteriën (verwekker niet bekend).
-Sepsis= een klinisch syndroom van levensbedreigende orgaandisfunctie dat veroorzaakt
wordt door een abnormaal immuunrespons bij een infectie meestal door bacterie.
R114,17
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
lisannevanlinden

Document also available in package deal

Get to know the seller

Seller avatar
lisannevanlinden Hogeschool van Amsterdam
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
3
Member since
3 months
Number of followers
0
Documents
4
Last sold
1 month ago

0,0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their exams and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can immediately select a different document that better matches what you need.

Pay how you prefer, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card or EFT and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions