100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Semantiek en pragmatiek

Rating
-
Sold
-
Pages
36
Uploaded on
11-08-2025
Written in
2024/2025

Samenvatting semantiek en pragmatiek gebaseerd op de lessen en het boek van Hans Smessaert.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
Yes
Uploaded on
August 11, 2025
Number of pages
36
Written in
2024/2025
Type
Summary

Subjects

Content preview

Semantiek en pragmatiek

Hoofdstuk 1: inleiding: betekenis en /in context (zie sv studocu)

Cognitieve semantiek => conceptuele betekenis

Formele semantiek (= waarheidsfunctionele) => referentiële betekenis



Deel 1: woordbetekenis

Hoofdstuk 2: Betekenisstructuur van woorden

2.1 De relatie vorm-betekenis

Monosemie= combi van 1 vorm met 1 betekenis (vb. megaliet)



Verschillende vormen met 1 betekenis

Synonymie= verschillende vormen met dezelfde betekenis

 Vormen die eenzelfde betekenis hebben maar op vormelijk vlak met
elkaar verwant zijn (vb. differentiëren -> differentiering en
differentiatie)
 Tussen een woordvorm van inheemse oorsprong en het
corresponderende vreemde woord (vb. realiteit- werkelijkheid)



1 vorm met verschillende betekenissen

Ambiguïteit= 1 woordvorm heeft meer dan 1 betekenis

De context hiervan zorgt voor disambiguëring: spreker bedoelt maar 1 van
de mogelijke interpretaties (vb. bank heeft 2 betekenissen; We spreken af
bij de bank)

2 betekenissen van een ambigu woord kunnen we niet tegelijk oproepen in
een zin zonder een effect van vervreemding of anomalie dat we zeugma
noemen

 Polysemie= duidelijke relatie tussen 2 betekenissen
o Metonymie: relatie van nabijheid of contact (vb. kurk)
o Metaforie: relatie van gelijkenis en/of figuurlijkheid (vb. oog
van een naald of oog hebben voor details
- Beide betekenissen eenzelfde etymologische oorsprong
- Kenmerk van 1 woord
- 1 lexeem


1

, Homonymie= 1 woordvorm 2 betekenissen heeft die niet met elkaar
verwant zijn (vb. kater)
- Verschillende betekenissen een verschillende etymologische
oorsprong
- Relatie tussen 2 woorden
- 2 lexemen
 Lexeem in plaats van woord = koppeling van vorm en betekenis die
abstractie maakt (vb. loop-liep-gelopen horen bij lexeem: lopen)
 Lemma of trefwoord= voor de verwante betekenis
 Vaagheid: vb. mijn collega is ziek -> weten niet als man of vrouw



Verschillende vormen met verschillende betekenissen

1) Lexicale morfologie: nieuwe woorden vormen door bestaande
morfemen of woorddelen samen te voegen (afleiding als bij
samenstelling-> duidelijke verwantschap op woordvorm en
betekenissen)
2) 2 vormen wel verwant, maar betekenissen niet:
- Homofomen: 2 woordvormen met eenzelfde klank/ uitspraak maar
met een ander schriftbeeld en dus ook een verschillende betekenis
(vb. hard-hart)
- Homografen: 2 woordvormen met dezelfde spelling maar
verschillende uitspraak, en dus ook een andere betekenis (bv.
Bedelen-bedelen)
3) Vormen niet verwant maar betekenissen wel (antonymie,
hyponymie, meronymie)



Semasiologie en onomasiologie

-Semasiologie (‘leer van de betekenis’) stelt de vraag welke betekenissen
een woord heeft

Vertrekpunt= woordvorm -> daaruit zoeken naar betekenissen

Metonymie en metaforie spelen centrale rol in semasiologie



-Onomasiologie (‘leer van de benaming/naamgeving’) stelt de vraag met
welke woorden we een bepaalde betekenis kunnen aanduiden

Uitgangspunt= betekenis -> gaan op zoek naar woordvormen

Verwant met onomastiek, of naamkunde (studie van eigennamen)



2

,2.2 Categorisatie en prototypiciteit

De logische benadering van categorieën

Definitiestructuur-> noodzakelijke en voldoende voorwaarde

(bv. ‘meisje’ -> 3 kenmerken: menselijk, vrouwelijk en jong. Elk van die
kenmerken afzonderlijk geldt als noodzakelijke voorwaarde: zodra één
kenmerk ontbreekt, is het element geen lid meer van de categorie.
Gezamenlijk zijn de drie kenmerken voldoende: als een element alle drie
de kenmerken heeft, en dus volledig aan de definitie beantwoordt, dan is
het lid van de categorie. Lidmaatschap is in andere woorden dus alles of
niets)



Uitgangspunten van de cognitieve semantiek

Zwaartepunt ligt op conceptuele betekenis: taal is geen autonoom
systeem

Onderscheidt verschillende niveaus van concepten of talige kennis:

 Individuele personen, zaken of gebeurtenissen (vb. mijn moeder)
 ‘gewone’ lexicale: gaat over betekenis van woorden van een taal
 Grotere ervaringsgehelen: scenes of frames (vb. de trein naar huis
nemen)



De psychologische benadering van categorieën

Sterke band door onderzoek naar structuur van perceptuele concepten

 Grenzen en definities
Categorieën zijn geen evenwaardige gebieden met scherp afgelijnde
grenzen
Vage grensgebieden -> grotere flexibiliteit dan bij de strikt-logische
benadering en anderzijds wel voor afbakeningsproblemen



 Interne structuur en saillantheid
Saillant: iets in een bepaald domein van onze zintuiglijke
waarneming als het gemakkelijk de focus van onze aandacht krijgt
Prototypische kern of focus waarvan de kenmerken doorgaans de
meest saillante kenmerken van het concept vormen -> vormt
interne structuur met een asymmetrie tussen prototypische leden in
de kern en marginale leden in de periferie

3

,  Lidmaatschap en familiegelijkenissen

Gelijkenis met prototypische leden, dat wil zeggen het aantal
kenmerken dat een gegeven element gemeenschappelijk heeft met
het prototype, bepaalt in welke mate dat element deel uitmaakt van
de categorie.

Lidmaatschappij: kwestie van graden of percentages

Familiegelijkenis: 1 of meer kenmerken die alle leden van de
categorie hebben



 Experimenteel-psycholinguïstische ondersteuning

Prototypische leden scoren significant beter bij de bewuste
rangschikkingsproeven waarbij elementen een score krijgen voor
goodness-of-example op een schaal van 1 tot 7.

Bij de vraag om spontaan voorbeelden van een categorie op te
sommen gaan de centrale leden systematisch vooraf aan de marginale
leden.

Ten derde blijkt uit de evaluatie van zinnen van het type een
duif/pinguïn/schaap is een vogel dat de reactietijden veel korter zijn bij
de prototypische gevallen (duif) en bij de manifest onware uitspraken
(schaap) dan bij de perifere leden van de categorie (pinguïn).



Hoofdstuk 3: betekenisverandering bij woorden

3.1 Metonymie

-Polyseem: 2 verwante betekenissen

-Gebaseerd op contiguïteit of ‘aangrenzendheid’

-Bidirectionele metonymie: zowel met woord A naar betekenis B kunt
verwijzen, als andersom

-Unidirectionele metonymie: wel met woord A naar betekenis B kunt
verwijzen, maar niet andersom



Bidirectionele metonymie


4
R111,42
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
LAWstudent122

Get to know the seller

Seller avatar
LAWstudent122 Katholieke Universiteit Leuven
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
0
Member since
3 months
Number of followers
0
Documents
2
Last sold
-

0,0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their exams and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can immediately select a different document that better matches what you need.

Pay how you prefer, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card or EFT and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions