SAMENVATTING ECOSYSTEEMBEHEER
INLEIDING
1. Wat is een ecosysteem?
I. Afbakening
II. Terminologie
III. Voorbeelden
2. Processen in ecosystemen
I. Ecosysteembeheer
II. Invloeden op ecosystemen
i. Schaal en hiërarchie
ii. Klimaat
iii. Topografie
iv. Ruimtelijke positie
v. Biogeografische regio’s
III. Ecosysteemprocessen en -patronen
i. Ruimtelijke patronen: zonatie
ii. Temporele patronen: successie
iii. Geomorfologische processen
iv. Fysische en Biologische processen
3. Antropogene verstoring van ecosystemen
I. Antropogene invloeden
II. Antropogene wijzigingen van ecosystemen
III. Oefeningen ecosysteemdegradatie
IV. Welke ecosystemen blijven over?
4. Waarom ecosysteembeheer?
, 1. Wat is een ecosysteem?
I. Afbakening
Hangt af van de schaal waarop je kijkt
II. Terminologie
Habitat= leefomgevingen voor voltooien van de levenscyclus van een specifieke soort, plaats
van een organisme binnen het ecosysteem
Ecosysteem= locatie waarin abiotische en biotische componenten en processen met elkaar in
interactie gaan
Landschap= ruimtelijk geheel van onderling interagerende ecosystemen
Toenemende focus op:
• De ruimtelijke relaties
• De flux van energie, nutriënten en soorten
• Temporele dynamiek
• Expliciete nadruk op belang van ruimtelijke en temporele relaties voor ecologische en
evolutionaire processen
Landschap en ecosysteem zijn beide (fysieke) plaatsaanduidingen
Ecosysteem
• =een levensgemeenschap van planten en dieren
o Wordt bepaald door biotische en abiotische factoren
• Vaak omschreven als één vegetatietype
o bijv.: elzenbroekbos, droge heide…
o Zie cursus ‘Ecosysteemtypes’
Habitat (van een soort)
• = welbepaalde plaats(en) binnen de ecosystemen
• Kan ook gesitueerd zijn t.h.v. de overgang tussen ecosystemen.
Dit onderscheid is van belang voor het correct afstemmen van de doelstellingen van
ecosysteembeheer
→ Voor biodiversiteit (α, β, γ, genetisch-soort-ecosysteemniveau)
→ Voor ecosysteemdiensten
Alfa diversiteit= op een bepaalde plaats (bv. ongeveer 40 soorten)
Gamma diversiteit= regionaal (bv. ongeveer 200 soorten)
Bèta diversiteit= verschil tussen twee vegetatieopnames
,III. Voorbeelden
Samenvatting:
• Verschillende benoemingen en definities van ‘ecosysteem’ → kan verwarring
veroorzaken
• Definitie is van belang voor gericht beheer → omschrijven in functie van
doelstellingen ecosysteembeheer
• Schaal is van groot belang → aangepast aan de relevante omstandigheden van
ecosystemen en doelstellingen van ecosysteembeheer
• Antropocentrische ervaring verschilt vaak van realiteit in ecosystemen →
antropocentrische bias vermijden voor gericht ecosysteembeheer
2. Processen in ecosystemen
I. Ecosysteembeheer
Abiotische en biotische invloeden en ecosysteemprocessen → herkennen, begrijpen,
verstoringen, identificeren en ultiem manipuleren is noodzakelijke basis voor effectief
ecosysteembeheer
II. Invloeden op ecosystemen
Verschillende invloeden zoals bodem ontwikkelingen, klimaatschommelingen, kolonisatie van
een soort, ... op temporele en ruimtelijke schaal hierarchie in deze invloeden
i. Schaal en hiërarchie
ii. Klimaat
, Temperatuur, neerslag en evapotranspiratie (waterkringloop), hoogte, …
iii. Topografie
o Sneeuwbedekking
bepaalt lengte van het
groeiseizoen
o Distributie van
sneeuw wordt sterk
bepaald door topografie
en wind
o Groot effect op
bodem (bijvoorbeeld
nutriënten)
iv. Ruimtelijke positie
Hoe de zon valt, nabijheid bij de zee, schaduw, …
v. Biogeografische regio’s
INLEIDING
1. Wat is een ecosysteem?
I. Afbakening
II. Terminologie
III. Voorbeelden
2. Processen in ecosystemen
I. Ecosysteembeheer
II. Invloeden op ecosystemen
i. Schaal en hiërarchie
ii. Klimaat
iii. Topografie
iv. Ruimtelijke positie
v. Biogeografische regio’s
III. Ecosysteemprocessen en -patronen
i. Ruimtelijke patronen: zonatie
ii. Temporele patronen: successie
iii. Geomorfologische processen
iv. Fysische en Biologische processen
3. Antropogene verstoring van ecosystemen
I. Antropogene invloeden
II. Antropogene wijzigingen van ecosystemen
III. Oefeningen ecosysteemdegradatie
IV. Welke ecosystemen blijven over?
4. Waarom ecosysteembeheer?
, 1. Wat is een ecosysteem?
I. Afbakening
Hangt af van de schaal waarop je kijkt
II. Terminologie
Habitat= leefomgevingen voor voltooien van de levenscyclus van een specifieke soort, plaats
van een organisme binnen het ecosysteem
Ecosysteem= locatie waarin abiotische en biotische componenten en processen met elkaar in
interactie gaan
Landschap= ruimtelijk geheel van onderling interagerende ecosystemen
Toenemende focus op:
• De ruimtelijke relaties
• De flux van energie, nutriënten en soorten
• Temporele dynamiek
• Expliciete nadruk op belang van ruimtelijke en temporele relaties voor ecologische en
evolutionaire processen
Landschap en ecosysteem zijn beide (fysieke) plaatsaanduidingen
Ecosysteem
• =een levensgemeenschap van planten en dieren
o Wordt bepaald door biotische en abiotische factoren
• Vaak omschreven als één vegetatietype
o bijv.: elzenbroekbos, droge heide…
o Zie cursus ‘Ecosysteemtypes’
Habitat (van een soort)
• = welbepaalde plaats(en) binnen de ecosystemen
• Kan ook gesitueerd zijn t.h.v. de overgang tussen ecosystemen.
Dit onderscheid is van belang voor het correct afstemmen van de doelstellingen van
ecosysteembeheer
→ Voor biodiversiteit (α, β, γ, genetisch-soort-ecosysteemniveau)
→ Voor ecosysteemdiensten
Alfa diversiteit= op een bepaalde plaats (bv. ongeveer 40 soorten)
Gamma diversiteit= regionaal (bv. ongeveer 200 soorten)
Bèta diversiteit= verschil tussen twee vegetatieopnames
,III. Voorbeelden
Samenvatting:
• Verschillende benoemingen en definities van ‘ecosysteem’ → kan verwarring
veroorzaken
• Definitie is van belang voor gericht beheer → omschrijven in functie van
doelstellingen ecosysteembeheer
• Schaal is van groot belang → aangepast aan de relevante omstandigheden van
ecosystemen en doelstellingen van ecosysteembeheer
• Antropocentrische ervaring verschilt vaak van realiteit in ecosystemen →
antropocentrische bias vermijden voor gericht ecosysteembeheer
2. Processen in ecosystemen
I. Ecosysteembeheer
Abiotische en biotische invloeden en ecosysteemprocessen → herkennen, begrijpen,
verstoringen, identificeren en ultiem manipuleren is noodzakelijke basis voor effectief
ecosysteembeheer
II. Invloeden op ecosystemen
Verschillende invloeden zoals bodem ontwikkelingen, klimaatschommelingen, kolonisatie van
een soort, ... op temporele en ruimtelijke schaal hierarchie in deze invloeden
i. Schaal en hiërarchie
ii. Klimaat
, Temperatuur, neerslag en evapotranspiratie (waterkringloop), hoogte, …
iii. Topografie
o Sneeuwbedekking
bepaalt lengte van het
groeiseizoen
o Distributie van
sneeuw wordt sterk
bepaald door topografie
en wind
o Groot effect op
bodem (bijvoorbeeld
nutriënten)
iv. Ruimtelijke positie
Hoe de zon valt, nabijheid bij de zee, schaduw, …
v. Biogeografische regio’s