Samenvatting instructie en leren
Leeswijzer (web)college 2: H3 Valcke grondslagen van
het behaviorisme (p.166-190)
Herman Ebbinghaus
Vergeetcurve
De Ebbinghausprincipes mbt het memoriseren kunnen we als volg samenvatten:
- Let op de betekenis van wat geleerd moet worden. Heeft datgene wat geleerd moet
worden niet direct betekenis voor de lerende, maak dan gebruik van een ezelsbruggetje
- Herhaal hardop wat je wilt memoriseren, of gebruik visuele voorstellingen
- Zorg voor een goede planning van het memoriseren. Spreid dit handig in de tijd,
waarbij je aanvankelijk dikwijls herhaalt en daarna met langere tussenpauzes in de tijd
herhaalt
- Herhaal liever 4 tot 5x iets gedurende een korte periode van tien minuten ipv het
herhalen door te zetten gedurende een uur
Twittmeyer
Klassieke conditionering: combineren en verbinden van twee stimilu.
Ongeconditioneerde en geconditioneerde respons
Pavlov
Werd vader van klassieke conditionering. (denk aan voorbeeld speeksel honden)
Reflex: aangeboren, niet aangeleerd.
Inzicht in klassieke conditionering helpt te begrijpen hoe schoolgedrag van lerenden plots in
positieve of negatieve zin kan evolueren.
Thorndike: het connectionisme
Viertal connectiewetten van Thorndike:
,- Law of effect: Wat volgt op een uitgelokt gedrag, heeft een effect op de mate waarin er
een connectie ontstaat tussen de stimulus en de respons. Wanneer een positieve reactie
volgt op een respons, dan versterkt dit de connectie. Wanneer er een negatieve reactie
volgt, dan verzwakt dit de connectie
- Law of readiness: wanneer lerenden klaar zijn om iets nieuws te verwerven, dan zullen
ze gemakkelijker nieuwe inhouden oppikken. Hebben leerlingen bv al voorkennis, dan
zullen ze gemakkelijker nieuwe connecties kunnen leggen. Deze wet bepaalt dus de
mate waarin S-R ketens aan elkaar geketend kunnen worden
- Law of excercise: Hoe meer de relatie tussen stimulus en respons wordt herhaald, hoe
sterker de relatie wordt en vice versa
- Associative shifting: reacties op een bepaalde stimulus kunnen, indien voldoende
herhaald, ook volgen op andere stimuli, wanneer deze maar in kleine mate van de
oorspronkelijke stimuli verschillen. De wetmatigheid garandeert dat nieuwe kennis stap
voor stap opgebouwd wordt.
Negatieve consequenties blijken minder effectief te zijn.
Thorndike legde sterke nadruk op herhaling net zoals de andere voorlopers.
Connectionisme in de 21e eeuw keert vooral terug in de context van het leren van talen.
John Watson
Quote: ‘Psychologie, zoals een behaviorist dit ziet is een pure objectieve en experimentele
tak van de natuurwetenschappen. Het theoretische doel is het kunnen voorspellen en
controleren van gedrag. Introspectie is geen aanvaardbare onderzoeksaanpak. De
Behaviorist, in een poging om een omvattend schema uit te werken van dierenreacties,
maakt geen onderscheid tussen mens en dier. Het menselijke gedrag, met al zijn verfijning
en complexiteit, is een deel van het onderzoeksterrein van de behaviorist.’
Denken, wanneer we het proces bekijken vanuit de invalshoek van het leren, is dus volledig
te begrijpen als een proces van trial and error.
Alle leren kan teruggebracht worden tot geconditioneerde reflexen/responsen. Stimuli
kunnen wel vervangen worden door andere stimuli (associative shifting). De
geconditioneerde reflex of respons is daarbij een reactie die de instructieverantwoordelijke
kan uitlokken door deze systematisch te combineren met een zelfgekozen stimulus.
,Watson geloofde dat ook emoties geconditioneerd konden worden. Denk aan little Albert
experiment.
Skinner: de eerste behaviorist die behavioristische leerprincipes vertaalt naar een
aanpak voor de instructie
Operante conditionering!
De theorie van Skinner bouwt expliciet verder op het werk van Watson, Thorndike en
Thurnstone.
Skinner verstaat onder leren: Het ontstaan van een observeerbare gedragsverandering.
Alleen observeerbaar gedrag kan bestudeerd worden. Innerlijke kenmerken en motieven
kunnen niet bestudeerd worden en worden daarom genegeerd. Innerlijke proces wordt
gezien als een ‘black box’ waar een onderzoeker niks over kan zeggen.
Het gaat in de eerste plaats niet over de stimulus of respons, wat er gebeurt na de respons,
namelijk de consequentie (de bekrachtiger), staat centraal. Het is uit de consequentie die
volgt op de respons dat iemand leert, en dat dus een waarneembare gedragsverandering
ontstaat.
Versterken van het gewenste gedrag is een belangrijk principe
Wanneer een bekrachtiging volgt als de juiste respons wordt geobserveerd dan is de
bekrachtiging contignent. Dit contigentieprincipe betekent dus dat het gedrag en de
bekrachtiging in tijd en ruimte voldoende bij elkaar moeten liggen. Je herkent hier expliciet
de vroegere associatieprincipes.
Bekrachtigers kunnen positief of negatief zijn en ze kunnen van materiële (bv
bonusstudiepunten) en intrinsieke waarde (Positieve oriëntatie bij het individu) zijn.
Skinner voorstander van positief bekrachtigen.
Het weglaten van positieve bekrachtigers leidt tot de afname van het minder gewenste
gedrag, dit wordt ‘extinctie’ genoemd.
Bekrachtigers zijn de basis voor het belonen van lerenden in instructiesettings. Nog
effectiever wanneer de instructieverantwoordelijke expliciet het gewenste gedrag bespreekt
met de lerende, ‘precorrectieve aanpak’.
Om gewenst gedrag uit te lokken is een antecedent (voorafgaand aan gedrag) nodig. Goed
gedrag moet uitgelokt worden, skinner gebruikt hiervoor hints. De instructieverantwoordelijke
geeft dus hints aan de lerenden over wat gewenst is. Deze hint wordt gelabled als het
antecedent van het gewenste gedrag.
, Prompting: het voordoen, beschrijven van het gewenste gedrag en bouwt voort op het
hanteren van de antecedenten. Promting mag alleen gebeuren als de leerling het eerst zelf
al heeft geprobeerd, anders worden ze er afhankelijk van.
Chaining: het uitwerken van een gedragsketen. Hierbij expliciteert de
instructieverantwoordelijke zeer eenvoudige en eenduidige stappen, die achter elkaar
moeten worden uitgevoerd. In context van classroom management, ofwel uitlokken van
gedisciplineerd gedrag is dit een zeer handige aanpak.
Shaping: betekent letterlijk vormgeven. Het is een instructietechniek waarbij men gedrag dat
enigszins in de richting gaat van het gewenste gedrag, onmiddellijk positief bekrachtigd. Bij
de volgende stap zal men hogere eisen stellen aan het gedrag, techniek van de
‘successieve approximatie’. Er wordt hiervoor gebruik gemaakt van bekrachtigingsschema’s,
dit vraagt wel om een analyse van de opbouw van het gewenste gedrag. Skinner raad
hiervoor aan om een functionele analyse van het gewenste gedrag uit te voeren, een
taakanalyse.
Instructie volgens Skinner
Instructie bouwt voort op de eerder besproken contignenties of reinforcers, daarvoor het je
het volgende nodig:
- Een situatie waarin het gedrag zich kan/zal voordoen
- Het gedrag zelf
- Het plannen van consequenties bij het gedrag (Bekrachtigers)
Een goed onderwijsprogramma splits de verwerven kennis op in kleine delen
(bekrachtegingsschema)
Procedure voor het ontwikkelen van instructie gebasseerd op de behavioristische principes
van Skinner:
1. Beschrijf zo excact mogelijk het gewenste eindgedrag
2. Observeer en/of beschrijf het startgedrag van elke individuele lerenden
3. Werk een opeenvolgende rij van deelgedrag uit, startend bij het initiële gedrag en
opklimmend in complexiteit, tot je uiteindelijk het gewenste gedrag bereikt. Deze
gedragssequenties stel je op voor iedere individuele lerende. Elk volgend gedrag houdt
een kleine verandering in van het vorige gedrag. Splits de sequens op in kleine stappen
(taakanalyse)
Leeswijzer (web)college 2: H3 Valcke grondslagen van
het behaviorisme (p.166-190)
Herman Ebbinghaus
Vergeetcurve
De Ebbinghausprincipes mbt het memoriseren kunnen we als volg samenvatten:
- Let op de betekenis van wat geleerd moet worden. Heeft datgene wat geleerd moet
worden niet direct betekenis voor de lerende, maak dan gebruik van een ezelsbruggetje
- Herhaal hardop wat je wilt memoriseren, of gebruik visuele voorstellingen
- Zorg voor een goede planning van het memoriseren. Spreid dit handig in de tijd,
waarbij je aanvankelijk dikwijls herhaalt en daarna met langere tussenpauzes in de tijd
herhaalt
- Herhaal liever 4 tot 5x iets gedurende een korte periode van tien minuten ipv het
herhalen door te zetten gedurende een uur
Twittmeyer
Klassieke conditionering: combineren en verbinden van twee stimilu.
Ongeconditioneerde en geconditioneerde respons
Pavlov
Werd vader van klassieke conditionering. (denk aan voorbeeld speeksel honden)
Reflex: aangeboren, niet aangeleerd.
Inzicht in klassieke conditionering helpt te begrijpen hoe schoolgedrag van lerenden plots in
positieve of negatieve zin kan evolueren.
Thorndike: het connectionisme
Viertal connectiewetten van Thorndike:
,- Law of effect: Wat volgt op een uitgelokt gedrag, heeft een effect op de mate waarin er
een connectie ontstaat tussen de stimulus en de respons. Wanneer een positieve reactie
volgt op een respons, dan versterkt dit de connectie. Wanneer er een negatieve reactie
volgt, dan verzwakt dit de connectie
- Law of readiness: wanneer lerenden klaar zijn om iets nieuws te verwerven, dan zullen
ze gemakkelijker nieuwe inhouden oppikken. Hebben leerlingen bv al voorkennis, dan
zullen ze gemakkelijker nieuwe connecties kunnen leggen. Deze wet bepaalt dus de
mate waarin S-R ketens aan elkaar geketend kunnen worden
- Law of excercise: Hoe meer de relatie tussen stimulus en respons wordt herhaald, hoe
sterker de relatie wordt en vice versa
- Associative shifting: reacties op een bepaalde stimulus kunnen, indien voldoende
herhaald, ook volgen op andere stimuli, wanneer deze maar in kleine mate van de
oorspronkelijke stimuli verschillen. De wetmatigheid garandeert dat nieuwe kennis stap
voor stap opgebouwd wordt.
Negatieve consequenties blijken minder effectief te zijn.
Thorndike legde sterke nadruk op herhaling net zoals de andere voorlopers.
Connectionisme in de 21e eeuw keert vooral terug in de context van het leren van talen.
John Watson
Quote: ‘Psychologie, zoals een behaviorist dit ziet is een pure objectieve en experimentele
tak van de natuurwetenschappen. Het theoretische doel is het kunnen voorspellen en
controleren van gedrag. Introspectie is geen aanvaardbare onderzoeksaanpak. De
Behaviorist, in een poging om een omvattend schema uit te werken van dierenreacties,
maakt geen onderscheid tussen mens en dier. Het menselijke gedrag, met al zijn verfijning
en complexiteit, is een deel van het onderzoeksterrein van de behaviorist.’
Denken, wanneer we het proces bekijken vanuit de invalshoek van het leren, is dus volledig
te begrijpen als een proces van trial and error.
Alle leren kan teruggebracht worden tot geconditioneerde reflexen/responsen. Stimuli
kunnen wel vervangen worden door andere stimuli (associative shifting). De
geconditioneerde reflex of respons is daarbij een reactie die de instructieverantwoordelijke
kan uitlokken door deze systematisch te combineren met een zelfgekozen stimulus.
,Watson geloofde dat ook emoties geconditioneerd konden worden. Denk aan little Albert
experiment.
Skinner: de eerste behaviorist die behavioristische leerprincipes vertaalt naar een
aanpak voor de instructie
Operante conditionering!
De theorie van Skinner bouwt expliciet verder op het werk van Watson, Thorndike en
Thurnstone.
Skinner verstaat onder leren: Het ontstaan van een observeerbare gedragsverandering.
Alleen observeerbaar gedrag kan bestudeerd worden. Innerlijke kenmerken en motieven
kunnen niet bestudeerd worden en worden daarom genegeerd. Innerlijke proces wordt
gezien als een ‘black box’ waar een onderzoeker niks over kan zeggen.
Het gaat in de eerste plaats niet over de stimulus of respons, wat er gebeurt na de respons,
namelijk de consequentie (de bekrachtiger), staat centraal. Het is uit de consequentie die
volgt op de respons dat iemand leert, en dat dus een waarneembare gedragsverandering
ontstaat.
Versterken van het gewenste gedrag is een belangrijk principe
Wanneer een bekrachtiging volgt als de juiste respons wordt geobserveerd dan is de
bekrachtiging contignent. Dit contigentieprincipe betekent dus dat het gedrag en de
bekrachtiging in tijd en ruimte voldoende bij elkaar moeten liggen. Je herkent hier expliciet
de vroegere associatieprincipes.
Bekrachtigers kunnen positief of negatief zijn en ze kunnen van materiële (bv
bonusstudiepunten) en intrinsieke waarde (Positieve oriëntatie bij het individu) zijn.
Skinner voorstander van positief bekrachtigen.
Het weglaten van positieve bekrachtigers leidt tot de afname van het minder gewenste
gedrag, dit wordt ‘extinctie’ genoemd.
Bekrachtigers zijn de basis voor het belonen van lerenden in instructiesettings. Nog
effectiever wanneer de instructieverantwoordelijke expliciet het gewenste gedrag bespreekt
met de lerende, ‘precorrectieve aanpak’.
Om gewenst gedrag uit te lokken is een antecedent (voorafgaand aan gedrag) nodig. Goed
gedrag moet uitgelokt worden, skinner gebruikt hiervoor hints. De instructieverantwoordelijke
geeft dus hints aan de lerenden over wat gewenst is. Deze hint wordt gelabled als het
antecedent van het gewenste gedrag.
, Prompting: het voordoen, beschrijven van het gewenste gedrag en bouwt voort op het
hanteren van de antecedenten. Promting mag alleen gebeuren als de leerling het eerst zelf
al heeft geprobeerd, anders worden ze er afhankelijk van.
Chaining: het uitwerken van een gedragsketen. Hierbij expliciteert de
instructieverantwoordelijke zeer eenvoudige en eenduidige stappen, die achter elkaar
moeten worden uitgevoerd. In context van classroom management, ofwel uitlokken van
gedisciplineerd gedrag is dit een zeer handige aanpak.
Shaping: betekent letterlijk vormgeven. Het is een instructietechniek waarbij men gedrag dat
enigszins in de richting gaat van het gewenste gedrag, onmiddellijk positief bekrachtigd. Bij
de volgende stap zal men hogere eisen stellen aan het gedrag, techniek van de
‘successieve approximatie’. Er wordt hiervoor gebruik gemaakt van bekrachtigingsschema’s,
dit vraagt wel om een analyse van de opbouw van het gewenste gedrag. Skinner raad
hiervoor aan om een functionele analyse van het gewenste gedrag uit te voeren, een
taakanalyse.
Instructie volgens Skinner
Instructie bouwt voort op de eerder besproken contignenties of reinforcers, daarvoor het je
het volgende nodig:
- Een situatie waarin het gedrag zich kan/zal voordoen
- Het gedrag zelf
- Het plannen van consequenties bij het gedrag (Bekrachtigers)
Een goed onderwijsprogramma splits de verwerven kennis op in kleine delen
(bekrachtegingsschema)
Procedure voor het ontwikkelen van instructie gebasseerd op de behavioristische principes
van Skinner:
1. Beschrijf zo excact mogelijk het gewenste eindgedrag
2. Observeer en/of beschrijf het startgedrag van elke individuele lerenden
3. Werk een opeenvolgende rij van deelgedrag uit, startend bij het initiële gedrag en
opklimmend in complexiteit, tot je uiteindelijk het gewenste gedrag bereikt. Deze
gedragssequenties stel je op voor iedere individuele lerende. Elk volgend gedrag houdt
een kleine verandering in van het vorige gedrag. Splits de sequens op in kleine stappen
(taakanalyse)