130 Representatieve Oefenvragen
Ontwikkelingsleer
Tilburg universiteit – psychologie
*Antwoorden staan onderaan
1) Welk advies zou een volgeling van de hechtingstheorie aan een kersverse moeder
geven?
A. Verwen je kind niet door hem te veel aandacht te geven
B. Kinderen moeten zich tot onafhankelijke wezens ontwikkelen, daarom moet je de
baby niet te veel aan je laten hechten
C. Je moet je kind vaak alleen laten, zodat hij een robuust werkmodel van andere mensen
kan ontwikkelen
D. Geef je baby veel liefde zodat hij op zijn beurt later in zijn leven liefdevolle relaties
kan ontwikkelen
2) Wat is de correctie volgorde van gebeurtenissen tijdens de germinale fase?
A. Bevruchting; blastocyste; implantatie
B. Blastocyste; bevruchting; implantatie
C. Implantatie; bevruchting; blastocyste
D. Bevruchting; implantatie; blastocyste
3) Welke van deze stellingen beschrijft het pre-operationele stadium van Piaget het
best?
A. Egocentrisme, transductief redeneren, centratie
B. Perceptuele opvallendheid, conservatie, vertraagde imitatie
C. Egocentrisme, vertraagde imitatie, conservatie
D. Focus op motorische reacties, inductief redeneren, objectpermanentie
4) Wie van deze psychologen gaat er van uit dat ontwikkeling universeel is in plaats van
contextspecifiek?
A. Skinner
B. Bronfenbrenner
C. Vygotsky
D. Piaget
5) Welke 20-jarige lijdt aan identiteitsverwarring (identity confusion)?
A. Hans, die verward is omdat hij zoveel interesses en plannen heeft
B. Klaas, die zich niet kan voorstellen dat er voor hem ooit een toekomst in de volwassen
maatschappij is weggelegd
C. Anne, die niet precies weet hoe haar toekomst eruit gaat ziet
D. Jennifer, die aan het dubben is of ze psycholoog of verpleegkundige wil worden
6) Welke stelling over verschillen in risicovolle beslissingen tussen adolescenten en
volwassenen is correct?
A. Adolescenten nemen risicovollere beslissingen dan volwassenen, zowel alleen als in
het bijzijn van leeftijdsgenoten
, B. Adolescenten nemen risicovollere beslissingen dan volwassenen, maar alleen in het
bijzijn van leeftijdsgenoten
C. Adolescenten nemen risicovollere beslissingen dan volwassenen, maar alleen als ze
alleen zijn
D. Adolescenten en volwassenen nemen allebei risicovollere beslissingen als ze alleen
zijn, dan wanneer ze met leeftijdsgenoten zijn.
7) Als zijn moeder zijn speelgoedfiguren in de opbergdoos stop, roept Robbie “Nee, ze
zijn bang in het donker!” Susanne neemt aan dat oma weet dat ze naar het strand is
geweest, ook al heeft ze dat nog niet verteld. Uit het antwoord van Robbie blijkt
______, terwijl het antwoord van Susanne ______ illustreert
A. Artificialisme; egocentrisme
B. Animisme; egocentrisme
C. Egocentrisme; animisme
D. Egocentrisme; artificialisme
8) Een onderzoeker vraagt 1000 ouders om aan te geven hoeveel uur ze hun foetussen
hebben blootgesteld aan klassieke muziek tijdens de zwangerschap en meet
vervolgens het IQ van de kinderen elk jaar van 3 tot 7 jaar. Zijn resultaten tonen
aan dat hoe meer foetussen worden blootgesteld aan klassieke muziek, hoe hoger de
toename in IQ. De onderzoeker raadt vervolgens ouders aan om klassieke muziek te
spelen tijdens de zwangerschap om IQ van hun kinderen te verbeteren. Is deze
conclusie gerechtvaardigd?
A. De conclusie is gerechtvaardigd, omdat hij een longitudinaal design gebruikt en dat is
geschikt om causale verbanden vast te stellen
B. De conclusie is niet gerechtvaardigd, omdat hij correlationele methoden gebruikt en
derde variabelen verantwoordelijk kunnen zijn voor het effect
C. De conclusie is gerechtvaardigd, omdat hij een grote steekproef heeft waardoor het
representatief is
D. Deze conclusie is niet gerechtvaardigd, omdat de toename in IQ tijdens de kindertijd
verklaard kan worden door test-hertest effecten.
9) Afrikaans-Amerikaanse ouders en ouders in collectivistische culturen zijn meer
geneigd tot een ________ stijl van opvoeden dan goed gesitueerde Europees-
Amerikaanse ouders
A. Autoritatieve
B. Verwaarlozende (rejecting-neglecting)
C. Autoritaire
D. Toegevende (permissive)
10) Welk kind is waarschijnlijk begonnen met het ervaren van eerste seksuele
gevoelens?
A. Mia, wiens niveau adrenale androgenen is toegenomen
B. Peter, die recentelijk zijn eerste zaadlozing heeft gehad
C. Bea, die voor het eerst ongesteld is geworden
D. Jim, die onlangs verliefd is geworden
11) Chantal is pas met pensioen gegaan. Wat zou het beste advies zijn op basis van de
sociaal-emotionele selectiviteitstheorie?
A. Leer nieuwe mensen kennen om andere perspectieven te leren kennen
, B. Bepaal op welke lange-termijn doelen je je in de komende 10 jaar wilt richten
C. Onderhoudt hechte relaties die je emotionele betekenis geven
D. Neem een nieuwe hobby die je helpt de horizon te verbreden
12) Shirly van 3 jaar is een uitbundig kind wiens temperament is geclassificeerd als
“moeilijk”. Als een kind als Shirley zich misdraagt, zijn ouders vaak geneigd om
A. Haar te negeren
B. Inductie te gebruiken
C. Een time-out te gebruiken
D. Te schreeuwen en dwingen
13) De minimale basiseenheden die betekenis uitdrukken (zoals “jongen” en “s” in het
woord “jongens”) noemen we:
A. Morfemen
B. Syntax
C. Semantiek
D. Fonemen
14) Als 2-jarige Henry wordt gebracht op de crèche, en zijn moeder er nog is, speelt hij
een beetje alleen. Als zijn moeder weggaat lijkt het hem niet veel uit te maken. Ook
als zijn moeder terugkomt lijkt hij onverschillig. Welke hechtingsstijl heeft Henry
waarschijnlijk?
A. Vermijdend
B. Gedesorganiseerd
C. Vermijdend
D. Afwerend
15) Waarom kunnen ouders kinderen rond 3jarige leeftijd rustig voor korte tijd alleen
laten, zonder dat ze meteen in paniek raken?
A. Ze hebben een wederkerige relatie ontwikkeld, zodat ze ervan uitgaan dat de ouders
terugkomen als het daartoe initiatieven ontwikkelt
B. Ze hebben een stabiel intern werkmodel van hun ouders ontwikkeld, zodat de fysieke
aanwezigheid van de ouders niet voortdurend vereist is
C. Ze gebruiken de relatie met hun ouders als veilige haven, die hen in staat stelt om de
wereld om hen heen desnoods zelfstandig te exploreren
D. Ze zijn het sensorimotorische stadium gepasseerd zodat ze niet alleen meer van
zintuigelijke indrukken (zoals het zien en horen van de ouders) afhankelijk zijn
16) Je ziet dat een kind een klasgenoot belachelijk maakt. Welke van de volgende
reacties zou het meest effectief zijn om prosociaal gedrag te socialiseren?
A. “Het is vervelend om andere kinderen te plagen. Denk eens na over hoe dat andere
kind zich moet voelen”
B. “Het is vervelend om andere kinderen te plagen. Daarom moet jij nu een tijdje alleen
op de gang gaan staan (time out)”
C. “Het is vervelend om andere kinderen te plagen. Jij bent een stout kind”
D. “Het is vervelend om andere kinderen te plagen. Ik zal je eens een lesje leren door jou
te gaan plagen”
17) Welke van de volgende opties is geen nadeel van een cross-sectioneel onderzoek:
A. Geen informatie over individuele trajecten
Ontwikkelingsleer
Tilburg universiteit – psychologie
*Antwoorden staan onderaan
1) Welk advies zou een volgeling van de hechtingstheorie aan een kersverse moeder
geven?
A. Verwen je kind niet door hem te veel aandacht te geven
B. Kinderen moeten zich tot onafhankelijke wezens ontwikkelen, daarom moet je de
baby niet te veel aan je laten hechten
C. Je moet je kind vaak alleen laten, zodat hij een robuust werkmodel van andere mensen
kan ontwikkelen
D. Geef je baby veel liefde zodat hij op zijn beurt later in zijn leven liefdevolle relaties
kan ontwikkelen
2) Wat is de correctie volgorde van gebeurtenissen tijdens de germinale fase?
A. Bevruchting; blastocyste; implantatie
B. Blastocyste; bevruchting; implantatie
C. Implantatie; bevruchting; blastocyste
D. Bevruchting; implantatie; blastocyste
3) Welke van deze stellingen beschrijft het pre-operationele stadium van Piaget het
best?
A. Egocentrisme, transductief redeneren, centratie
B. Perceptuele opvallendheid, conservatie, vertraagde imitatie
C. Egocentrisme, vertraagde imitatie, conservatie
D. Focus op motorische reacties, inductief redeneren, objectpermanentie
4) Wie van deze psychologen gaat er van uit dat ontwikkeling universeel is in plaats van
contextspecifiek?
A. Skinner
B. Bronfenbrenner
C. Vygotsky
D. Piaget
5) Welke 20-jarige lijdt aan identiteitsverwarring (identity confusion)?
A. Hans, die verward is omdat hij zoveel interesses en plannen heeft
B. Klaas, die zich niet kan voorstellen dat er voor hem ooit een toekomst in de volwassen
maatschappij is weggelegd
C. Anne, die niet precies weet hoe haar toekomst eruit gaat ziet
D. Jennifer, die aan het dubben is of ze psycholoog of verpleegkundige wil worden
6) Welke stelling over verschillen in risicovolle beslissingen tussen adolescenten en
volwassenen is correct?
A. Adolescenten nemen risicovollere beslissingen dan volwassenen, zowel alleen als in
het bijzijn van leeftijdsgenoten
, B. Adolescenten nemen risicovollere beslissingen dan volwassenen, maar alleen in het
bijzijn van leeftijdsgenoten
C. Adolescenten nemen risicovollere beslissingen dan volwassenen, maar alleen als ze
alleen zijn
D. Adolescenten en volwassenen nemen allebei risicovollere beslissingen als ze alleen
zijn, dan wanneer ze met leeftijdsgenoten zijn.
7) Als zijn moeder zijn speelgoedfiguren in de opbergdoos stop, roept Robbie “Nee, ze
zijn bang in het donker!” Susanne neemt aan dat oma weet dat ze naar het strand is
geweest, ook al heeft ze dat nog niet verteld. Uit het antwoord van Robbie blijkt
______, terwijl het antwoord van Susanne ______ illustreert
A. Artificialisme; egocentrisme
B. Animisme; egocentrisme
C. Egocentrisme; animisme
D. Egocentrisme; artificialisme
8) Een onderzoeker vraagt 1000 ouders om aan te geven hoeveel uur ze hun foetussen
hebben blootgesteld aan klassieke muziek tijdens de zwangerschap en meet
vervolgens het IQ van de kinderen elk jaar van 3 tot 7 jaar. Zijn resultaten tonen
aan dat hoe meer foetussen worden blootgesteld aan klassieke muziek, hoe hoger de
toename in IQ. De onderzoeker raadt vervolgens ouders aan om klassieke muziek te
spelen tijdens de zwangerschap om IQ van hun kinderen te verbeteren. Is deze
conclusie gerechtvaardigd?
A. De conclusie is gerechtvaardigd, omdat hij een longitudinaal design gebruikt en dat is
geschikt om causale verbanden vast te stellen
B. De conclusie is niet gerechtvaardigd, omdat hij correlationele methoden gebruikt en
derde variabelen verantwoordelijk kunnen zijn voor het effect
C. De conclusie is gerechtvaardigd, omdat hij een grote steekproef heeft waardoor het
representatief is
D. Deze conclusie is niet gerechtvaardigd, omdat de toename in IQ tijdens de kindertijd
verklaard kan worden door test-hertest effecten.
9) Afrikaans-Amerikaanse ouders en ouders in collectivistische culturen zijn meer
geneigd tot een ________ stijl van opvoeden dan goed gesitueerde Europees-
Amerikaanse ouders
A. Autoritatieve
B. Verwaarlozende (rejecting-neglecting)
C. Autoritaire
D. Toegevende (permissive)
10) Welk kind is waarschijnlijk begonnen met het ervaren van eerste seksuele
gevoelens?
A. Mia, wiens niveau adrenale androgenen is toegenomen
B. Peter, die recentelijk zijn eerste zaadlozing heeft gehad
C. Bea, die voor het eerst ongesteld is geworden
D. Jim, die onlangs verliefd is geworden
11) Chantal is pas met pensioen gegaan. Wat zou het beste advies zijn op basis van de
sociaal-emotionele selectiviteitstheorie?
A. Leer nieuwe mensen kennen om andere perspectieven te leren kennen
, B. Bepaal op welke lange-termijn doelen je je in de komende 10 jaar wilt richten
C. Onderhoudt hechte relaties die je emotionele betekenis geven
D. Neem een nieuwe hobby die je helpt de horizon te verbreden
12) Shirly van 3 jaar is een uitbundig kind wiens temperament is geclassificeerd als
“moeilijk”. Als een kind als Shirley zich misdraagt, zijn ouders vaak geneigd om
A. Haar te negeren
B. Inductie te gebruiken
C. Een time-out te gebruiken
D. Te schreeuwen en dwingen
13) De minimale basiseenheden die betekenis uitdrukken (zoals “jongen” en “s” in het
woord “jongens”) noemen we:
A. Morfemen
B. Syntax
C. Semantiek
D. Fonemen
14) Als 2-jarige Henry wordt gebracht op de crèche, en zijn moeder er nog is, speelt hij
een beetje alleen. Als zijn moeder weggaat lijkt het hem niet veel uit te maken. Ook
als zijn moeder terugkomt lijkt hij onverschillig. Welke hechtingsstijl heeft Henry
waarschijnlijk?
A. Vermijdend
B. Gedesorganiseerd
C. Vermijdend
D. Afwerend
15) Waarom kunnen ouders kinderen rond 3jarige leeftijd rustig voor korte tijd alleen
laten, zonder dat ze meteen in paniek raken?
A. Ze hebben een wederkerige relatie ontwikkeld, zodat ze ervan uitgaan dat de ouders
terugkomen als het daartoe initiatieven ontwikkelt
B. Ze hebben een stabiel intern werkmodel van hun ouders ontwikkeld, zodat de fysieke
aanwezigheid van de ouders niet voortdurend vereist is
C. Ze gebruiken de relatie met hun ouders als veilige haven, die hen in staat stelt om de
wereld om hen heen desnoods zelfstandig te exploreren
D. Ze zijn het sensorimotorische stadium gepasseerd zodat ze niet alleen meer van
zintuigelijke indrukken (zoals het zien en horen van de ouders) afhankelijk zijn
16) Je ziet dat een kind een klasgenoot belachelijk maakt. Welke van de volgende
reacties zou het meest effectief zijn om prosociaal gedrag te socialiseren?
A. “Het is vervelend om andere kinderen te plagen. Denk eens na over hoe dat andere
kind zich moet voelen”
B. “Het is vervelend om andere kinderen te plagen. Daarom moet jij nu een tijdje alleen
op de gang gaan staan (time out)”
C. “Het is vervelend om andere kinderen te plagen. Jij bent een stout kind”
D. “Het is vervelend om andere kinderen te plagen. Ik zal je eens een lesje leren door jou
te gaan plagen”
17) Welke van de volgende opties is geen nadeel van een cross-sectioneel onderzoek:
A. Geen informatie over individuele trajecten
