Praktische ontwikkelingspsychologie voor sociaal werk
Samenvatting
Praktische Ontwikkelingspsychologie
Inhoud van deze samenvatting
Introductie Ontwikkelingspsychologie....................................................................1
Hoofdstuk 4 – De baby (0-1 jaar)............................................................................1
Hoofdstuk 2 – Ontwikkelingstheorieën...................................................................8
Hoofdstuk 5 – Ontwikkeling tot 2 jaar...................................................................13
Hoofdstuk 6 – De peuter (2 tot 4 jaar)..................................................................20
Hoofdstuk 7 – De kleuter (4 tot 6 jaar).................................................................27
Hoofdstuk 8 – Het basisschoolkind (6 tot 10 jaar)................................................31
Hoofdstuk 9 – De puber (10 tot 14 jaar)...............................................................38
Hoofdstuk 10 – De adolescent (14 tot 22 jaar).....................................................40
Hoofdstuk 11: De volwassene (22-65 jaar)...........................................................43
Hoofdstuk 12: De oudere (65+)............................................................................50
Introductie Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie = de studie naar patronen van groei, verandering en
stabiliteit gedurende het hele leven, van conceptie tot aan de dood.
De ontwikkelingsgebieden:
Lichamelijke ontwikkeling Lichamelijke rijping
Cognitieve ontwikkeling Denken en gevolgen overzien
Sociaal – emotionele ontwikkeling Zelfvertrouwen en identiteit
Morele ontwikkeling Inschatten wat wel mag en niet mag
De belangrijkste onderzoekers
Erikson > sociaal-emotionele ontwikkeling
Piaget > Cognitieve ontwikkeling
Kohlberg > Morele ontwikkeling
Hoofdstuk 4 – De baby (0-1 jaar)
4.1 wat is kenmerkend voor een baby?
, Samenvatting Ontwikkelingspsychologie
Praktische ontwikkelingspsychologie voor sociaal werk
Nestblijvers: meerdere hulpeloze
jongen.
Nestvlieders: een jong, volledig
ontwikkeld.
Reflexen
Pasgeboren baby’s beschikken over
reflexen; niet-aangeleerde,
ingebouwde responsen die optreden in
de aanwezigheid van een bepaalde
stimulus. Dit stelt de baby in staat om
te overleven. Zie figuur ‘Reflexen van
pasgeborenen’.
Reflexen van pasgeborenen
Een baby heeft nog een
overlevingsstrategie: huilen. Hiermee
kan hij laten merken dat er iets mis is.
het is als een automatische reactie op
ongemak (bijv. honger). Na een paar maanden wordt huilen doelgericht > baby leert dat
huilen effect heeft op aandacht en troost. Huilen is een belangrijk communicatiemiddel
voor de baby om behoeften duidelijk te maken.
Een speciale band
De psychiater Bowlby (hechtingstheorie) noemde het gedrag van kinderen waarbij ze
signalen afgeven die ervoor zorgen dat een verzorger dicht bij ze in de buurt blijft – zoals
huilen, glimlachen, brabbelen en nabijheid zoeken – gehechtheidsgedrag.
Ontstaan hechtingsrelatie:
1. Voorhechtingsfase (eerste 2 maanden): baby's reageren hetzelfde op iedereen.
2. Beginnende gehechtheid (rond 3 maanden): baby’s worden selectiever in naar
wie ze glimlachen en tegen wie ze ‘praten’. Ze ontwikkelen een duidelijke
voorkeur voor twee of drie personen, waarvan één favoriet is, de
hechtingspersoon.
3. Feitelijk gehechtheid (zes maanden - twee jaar): de hechtingsrelatie wordt
sterker en intenser. De baby zal gaan huilen wanneer de hechtingspersoon
weggaat en bang zijn dat deze hem verlaat (scheidingsangst). En er ontstaat
vreemdelingenangst; de baby is waakzaam of protesteert wanneer hij
geconfronteerd wordt met een voor hem vreemde persoon.
Erikson: ‘’ Baby’s staan voor de uitdaging ‘fundamenteel vertrouwen versus
wantrouwen’. Een kind krijgt, als het deze uitdaging goed afwikkelt, vertrouwen in
zichzelf en in de wereld om hem heen, wat het helpt bij zijn verdere
persoonlijkheidsontwikkeling.’’
, Samenvatting Ontwikkelingspsychologie
Praktische ontwikkelingspsychologie voor sociaal werk
Een sociaal wezen
Na een paar maanden lachen baby’s en produceren ze klanken als ze in contact komen
met andere baby’s of jonge kinderen, er ontstaan dan interacties tussen baby’s.
Rond de vier maanden lijken baby’s in staat om gezichtsuitdrukkingen te
interpreteren.
Rond de negen maanden gaat een baby op zoek naar informatie over de
gevoelens van anderen om onduidelijke gebeurtenissen te kunnen plaatsen
(social referencing).
Vanaf negen maanden ontstaat joint attention; het lukt de baby om zijn eigen
aandacht en de aandacht van de verzorgers te richten op hetzelfde item.
Een hopeloze nestvlieder
Perceptuele ontwikkeling:
Het duurt een paar maanden voordat een baby alle kleuren kan onderscheiden en
scherp ziet. Na twee maanden kan een baby zijn blik langdurig op iets blijven
richten, na drie maanden kan hij diepte en beweging onderscheiden. Bij zes
maanden is het gezichtsvermogen van een baby vergelijkbaar met dat van een
volwassene.
Het vermogen om te horen is al aanwezig voor de geboorte.
Kort na de geboorte kan een baby de geur van zijn moeder herkennen, heeft hij
een voorkeur voor zoete smaken en reageert hij op aanraking.
Motorische ontwikkeling
Aan de motorische mogelijkheden van een kind gaat een ontwikkelingsproces vooraf, dat
gelijk oploopt met het fysiologische rijpingsproces. Hierin kun je twee ontwikkelingslijnen
onderscheiden:
De cefalocaudale ontwikkelingslijn: onze
ontwikkeling voltrekt zich van boven naar onder (zie
figuur ‘Cefalocaudale ontwikkeling’).
De proximodistale ontwikkelingslijn: onze
ontwikkeling voltrekt zich van dichtbij de lichaamsas
naar de extremiteiten, zie figuur ‘Proximodistale
ontwikkeling’.
Je kunt de motorische ontwikkeling van baby’s in vier stadia indelen:
1. Het kijkstadium (0-3 maanden): de baby leert de oogspieren en de halsspieren
gericht besturen.
2. Het grijpstadium (3-6 maanden): de baby gaat zijn armpjes naar objecten toe
bewegen en vastpakken (de handgreep).
3. Het zitstadium (6-9 maanden): de baby kan zijn horizontale positie zelf
veranderen. De baby gaat zelfstandig zitten.
, Samenvatting Ontwikkelingspsychologie
Praktische ontwikkelingspsychologie voor sociaal werk
4. Het kruip- en optrekstadium (9-12 maanden): de baby leert kruipen en zichzelf
Sensomotorische sprongen
De ontwikkelingspsycholoog Piaget noemde de periode binnen de cognitieve
ontwikkeling waarin baby’s verkeren het sensomotorische stadium. Binnen dit
stadium zijn er verschillende fasen:
1. Ongecoördineerde reflexen (0-1 maand): reflexen samenvoegen, zoals de
zoek-, zuig- en slikreflex om tot globaal voedingsgedrag te komen.
2. Primaire circulaire reacties (1-4 maanden): een baby laat gedragingen uit
eigen beweging zien, de handeling is het doel en op zichzelf bevredigend.
3. Secundaire circulaire reacties (4-8 maanden): baby’s krijgen meer aandacht
voor de effecten die hun gedrag teweegbrengt. Niet het herhalen van de
handeling zelf is het doel, maar het effect dat ermee gepaard gaat.
4. Intentioneel handelen (8-12 maanden): baby’s differentiëren tussen middel en
doel.
Wat is, dat blijft
Baby’s beschikken al over enig leervermogen. Zoals door middel van:
Klassieke conditionering: het herhaaldelijk samen voorkomen van twee
waarnemingen zorgt ervoor dat deze met elkaar geassocieerd worden.
Operante conditionering: pasgeboren baby’s voeren hun zuigtempo op
wanneer dit gedrag herhaaldelijk wordt gevolgd door een leuke prikkel.
Habituatie (gewenning): net geboren baby’s wennen snel, passief, aan
terugkerende prikkels.
Sociaal leren: imitatiegedrag
Het denken, geheugen en leren van baby’s is niet gemakkelijk te ‘meten’.
De complexiteit komt naar voren rondom het begrip objectpermanentie: het besef dat
objecten niet zomaar zijn verdwenen wanneer ze niet meer te zien zijn.
Piaget geloofde dat er in de fase van intentioneel handelen sprake is van een beginnende
objectpermanentie en dat volledig besef van dit concept rond de 2 jaar ontstaat. Andere
onderzoekers beweren dat kinderen al veel eerder beseffen dat onzichtbare zaken niet
zomaar verdwenen zijn.
Brabbelen
De taalontwikkeling in het eerste levensjaar (de prelinguale periode) kun je
onderbrengen in vier stadia.
1. Eerste weken na de geboorte: huilen en interesse in menselijke stemgeluiden.
2. Rond de twee maanden: geluiden maken en vocaliseren; klanken maken met
korte of langgerekte open klinkers.