Injecteren
THEORIE
Gemaakt door: …
KLAS: VVT2A| DATUM: 03-10-2021| OPLEIDING: VERPLEEGKUNDE
,Inhoudsopgave
Medicijnen per injectie ........................................................................................................................ 2
Algemene aandachtspunten bij injecteren .......................................................................................... 2
Voorlichting en instructie ..................................................................................................................... 5
Regels een voorschriften hanteren ...................................................................................................... 5
Controle en observatie ......................................................................................................................... 7
Evaluatie en rapportage van de zorg ................................................................................................... 8
Begeleiden van de zorgvrager .............................................................................................................. 9
Medicijnen klaarmaken voor toediening per injectie ........................................................................ 10
Check materiaal.................................................................................................................................. 11
Dubbelcheck ....................................................................................................................................... 11
Materialen .......................................................................................................................................... 12
Ontluchten van de naald .................................................................................................................... 14
Desinfectie.......................................................................................................................................... 15
Subcutaan injecteren ......................................................................................................................... 16
Kenmerken van subcutaan injecteren ............................................................................................... 16
Enkele indicaties en contra-indicaties subcutaan injecteren ............................................................ 16
Materiaal ............................................................................................................................................ 17
Toedieningsplaatsen .......................................................................................................................... 18
Technieken voor subcutaan injecteren .............................................................................................. 19
Huidplooitechniek .......................................................................................................................... 19
Loodrechttechniek ......................................................................................................................... 20
Subcutaan injecteren van antistolling ................................................................................................ 20
Medicijnen per intramusculaire injectie toedienen........................................................................... 23
Indicaties en contra-indicaties voor intramusculair injecteren ......................................................... 23
Materialen .......................................................................................................................................... 24
Toedieningsplaatsen voor intramusculaire injecties ......................................................................... 25
Toedieningswijzen .............................................................................................................................. 27
Complicaties ....................................................................................................................................... 28
Slechte resorptie ................................................................................................................................ 28
Weefselbeschadiging ......................................................................................................................... 28
Overgevoeligheid voor een geneesmiddel ........................................................................................ 31
Fouten en prikaccidenten .................................................................................................................. 31
1
,Medicijnen per injectie
Een injectie is het inbrengen van vocht in het weefsel of in een ader met behulp van een spuit met
een holle naald. Medicijnen toedienen per injectie wordt ook wel parenterale toediening genoemd.
Soms moeten medicijnen per injectie worden toegediend. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de
opname van medicijnen via het maagdarmstelsel te langzaam verloopt, of dat de werking van het
medicijn wordt verminderd door spijsverteringssappen. Soms is het voor een zorgvrager te moeilijk
of onmogelijk om een medicijn door te slikken. Denk bijvoorbeeld aan een bewusteloze of een
ernstig zieke zorgvrager.
Er zijn verschillende manieren om een injectie toe te dienen:
Vorm van injectie Locatie Voorbeeld
Intracutaan (i.c.) De intracutane injectie is de meest oppervlakkige Mantouxprik
injectie. Het geneesmiddel wordt in de huid
geïnjecteerd. Deze injecteertechniek wordt zelden of
nooit door verpleegkundigen uitgevoerd.
Subcutaan (s.c.) Bij een subcutane injectie wordt het geneesmiddel in Insuline-/Fraxiparine®
de subcutis/het onderhuids vetweefsel geïnjecteerd. - injectie
Intramusculair (i.m.) Bij een intramusculaire injectie wordt het Vitamine B12-injectie/
geneesmiddel in de spierlaag (musculair) geïnjecteerd. griepvaccinatie
Intraveneus (i.v.) Bij een intraveneuze injectie wordt het geneesmiddel Antibiotica-/
in een ader (vene) geïnjecteerd. vochtinfuus
Algemene aandachtspunten bij injecteren
Bij injecteren werk je altijd methodisch en doelgericht. Gebruik de protocollen van de instelling.
Soms veranderen technieken door nieuwe inzichten; zorg ervoor dat je daarvan op de hoogte bent.
Attitude
Je beroepshouding stem je af op de zorgvrager, zijn levensfase en zijn aandoening of stoornis. Houd
rekening met de verschillende emoties die een rol kunnen spelen bij het injecteren.
Angst
Sommige zorgvragers zijn bang voor injecties en kunnen in paniek raken of zelfs flauwvallen. Ze
kunnen bang zijn voor de pijn, voor het bloed of voor het onbekende. Kinderen kunnen hard gaan
huilen en boos of bang worden. Ze willen geen injectie en werken tegen, waardoor het moeilijk is om
een injectie te geven. Blijf rustig en geduldig en geef goede en eerlijke voorlichting.
Schaamte
Zorgvragers die zichzelf regelmatig moeten injecteren, bijvoorbeeld diabetespatiënten, schamen zich
soms voor hun omgeving. Bied de zorgvrager ruimte om zich terug te trekken, zodat hij zichzelf de
injectie kan toedienen.
2
, Verdriet en boosheid
Als zorgvragers horen dat ze voor langere tijd injecties nodig hebben, kunnen ze boos reageren. Ze
reageren zich vaak als eerste af op de verpleegkundige die de injectie geeft of die de zorgvrager
begeleidt. Bedenk dat het een verwerkingsreactie is en niet op jou persoonlijk gericht is. Geef de
zorgvrager ruimte om zijn gevoelens te uiten.
Onzekerheid
Zorgvragers kunnen zich onzeker voelen als ze de injectietechniek zelf gaan leren. Doe ik het wel
goed? Zal deze manier van medicijntoediening wel helpen? Kan ik dat volhouden? Wat moet ik doen
als ik ziek word? Goede voorlichting over alle aspecten van het injecteren kan de onzekerheid
verminderen.
Aandachtspunten bij de levensfase van de zorgvrager
Bij het injecteren houd je rekening met de levensfase van de zorgvrager.
Baby's
Bij het injecteren kan de baby even gaan huilen. Troost de baby dan. Eventueel geef je de ouders
instructies om het medicijn toe te dienen.
Peuters en kleuters
Peuters en kleuters weten vaak niet wat er gaat gebeuren bij een injectie en kunnen angstig
reageren, erg hard gaan huilen, maar soms ook juist gelaten reageren. Geef eerlijk aan wat pijn doet
en wat niet. Om onverwachte bewegingen te voorkomen is het belangrijk om tijdens het toedienen
van injecties het kindje vast te houden, zodat er geen verwonding ontstaat. Troost en beloon het
kindje na afloop.
Schoolgaande kinderen
Basisschoolkinderen vinden injecteren vaak interessant, maar zijn er toch nog bang voor. Het is
belangrijk dat je goede uitleg en instructies geeft. Kinderen zijn vaak erg nieuwsgierig en leergierig en
willen van alles weten. Geef duidelijke en overzichtelijke informatie.
Pubers
Bij pubers is er een grotere kans op therapieontrouw. Dit kan komen omdat ze willen uitzoeken hoe
hun lichaam reageert of omdat ze hun ziekte voor hun omgeving willen verbergen. Soms moet je dit
even laten gaan, zodat ze hun eigen grenzen leren kennen. Uiteindelijk vallen ze vaak terug op
zorgverleners en dan is een goede en uitgebreide voorlichting noodzakelijk. Benader de puber altijd
serieus. Soms wordt dan pas duidelijk wat het emotioneel voor hem betekent om bijvoorbeeld ‘zijn
leven lang’ te moeten injecteren. Ga respectvol om met zijn gevoelens.
Jongvolwassenen
Jongvolwassenen kunnen de technieken erg goed zelf leren en hun therapie in de hand houden. Bij
deze groep is de voorlichting vaak gericht op de betekenis die het injecteren heeft op hun dagelijks
leven. Voorlichting en het aanleren van een juiste techniek en hygiëne staan vaak voorop.
3
THEORIE
Gemaakt door: …
KLAS: VVT2A| DATUM: 03-10-2021| OPLEIDING: VERPLEEGKUNDE
,Inhoudsopgave
Medicijnen per injectie ........................................................................................................................ 2
Algemene aandachtspunten bij injecteren .......................................................................................... 2
Voorlichting en instructie ..................................................................................................................... 5
Regels een voorschriften hanteren ...................................................................................................... 5
Controle en observatie ......................................................................................................................... 7
Evaluatie en rapportage van de zorg ................................................................................................... 8
Begeleiden van de zorgvrager .............................................................................................................. 9
Medicijnen klaarmaken voor toediening per injectie ........................................................................ 10
Check materiaal.................................................................................................................................. 11
Dubbelcheck ....................................................................................................................................... 11
Materialen .......................................................................................................................................... 12
Ontluchten van de naald .................................................................................................................... 14
Desinfectie.......................................................................................................................................... 15
Subcutaan injecteren ......................................................................................................................... 16
Kenmerken van subcutaan injecteren ............................................................................................... 16
Enkele indicaties en contra-indicaties subcutaan injecteren ............................................................ 16
Materiaal ............................................................................................................................................ 17
Toedieningsplaatsen .......................................................................................................................... 18
Technieken voor subcutaan injecteren .............................................................................................. 19
Huidplooitechniek .......................................................................................................................... 19
Loodrechttechniek ......................................................................................................................... 20
Subcutaan injecteren van antistolling ................................................................................................ 20
Medicijnen per intramusculaire injectie toedienen........................................................................... 23
Indicaties en contra-indicaties voor intramusculair injecteren ......................................................... 23
Materialen .......................................................................................................................................... 24
Toedieningsplaatsen voor intramusculaire injecties ......................................................................... 25
Toedieningswijzen .............................................................................................................................. 27
Complicaties ....................................................................................................................................... 28
Slechte resorptie ................................................................................................................................ 28
Weefselbeschadiging ......................................................................................................................... 28
Overgevoeligheid voor een geneesmiddel ........................................................................................ 31
Fouten en prikaccidenten .................................................................................................................. 31
1
,Medicijnen per injectie
Een injectie is het inbrengen van vocht in het weefsel of in een ader met behulp van een spuit met
een holle naald. Medicijnen toedienen per injectie wordt ook wel parenterale toediening genoemd.
Soms moeten medicijnen per injectie worden toegediend. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de
opname van medicijnen via het maagdarmstelsel te langzaam verloopt, of dat de werking van het
medicijn wordt verminderd door spijsverteringssappen. Soms is het voor een zorgvrager te moeilijk
of onmogelijk om een medicijn door te slikken. Denk bijvoorbeeld aan een bewusteloze of een
ernstig zieke zorgvrager.
Er zijn verschillende manieren om een injectie toe te dienen:
Vorm van injectie Locatie Voorbeeld
Intracutaan (i.c.) De intracutane injectie is de meest oppervlakkige Mantouxprik
injectie. Het geneesmiddel wordt in de huid
geïnjecteerd. Deze injecteertechniek wordt zelden of
nooit door verpleegkundigen uitgevoerd.
Subcutaan (s.c.) Bij een subcutane injectie wordt het geneesmiddel in Insuline-/Fraxiparine®
de subcutis/het onderhuids vetweefsel geïnjecteerd. - injectie
Intramusculair (i.m.) Bij een intramusculaire injectie wordt het Vitamine B12-injectie/
geneesmiddel in de spierlaag (musculair) geïnjecteerd. griepvaccinatie
Intraveneus (i.v.) Bij een intraveneuze injectie wordt het geneesmiddel Antibiotica-/
in een ader (vene) geïnjecteerd. vochtinfuus
Algemene aandachtspunten bij injecteren
Bij injecteren werk je altijd methodisch en doelgericht. Gebruik de protocollen van de instelling.
Soms veranderen technieken door nieuwe inzichten; zorg ervoor dat je daarvan op de hoogte bent.
Attitude
Je beroepshouding stem je af op de zorgvrager, zijn levensfase en zijn aandoening of stoornis. Houd
rekening met de verschillende emoties die een rol kunnen spelen bij het injecteren.
Angst
Sommige zorgvragers zijn bang voor injecties en kunnen in paniek raken of zelfs flauwvallen. Ze
kunnen bang zijn voor de pijn, voor het bloed of voor het onbekende. Kinderen kunnen hard gaan
huilen en boos of bang worden. Ze willen geen injectie en werken tegen, waardoor het moeilijk is om
een injectie te geven. Blijf rustig en geduldig en geef goede en eerlijke voorlichting.
Schaamte
Zorgvragers die zichzelf regelmatig moeten injecteren, bijvoorbeeld diabetespatiënten, schamen zich
soms voor hun omgeving. Bied de zorgvrager ruimte om zich terug te trekken, zodat hij zichzelf de
injectie kan toedienen.
2
, Verdriet en boosheid
Als zorgvragers horen dat ze voor langere tijd injecties nodig hebben, kunnen ze boos reageren. Ze
reageren zich vaak als eerste af op de verpleegkundige die de injectie geeft of die de zorgvrager
begeleidt. Bedenk dat het een verwerkingsreactie is en niet op jou persoonlijk gericht is. Geef de
zorgvrager ruimte om zijn gevoelens te uiten.
Onzekerheid
Zorgvragers kunnen zich onzeker voelen als ze de injectietechniek zelf gaan leren. Doe ik het wel
goed? Zal deze manier van medicijntoediening wel helpen? Kan ik dat volhouden? Wat moet ik doen
als ik ziek word? Goede voorlichting over alle aspecten van het injecteren kan de onzekerheid
verminderen.
Aandachtspunten bij de levensfase van de zorgvrager
Bij het injecteren houd je rekening met de levensfase van de zorgvrager.
Baby's
Bij het injecteren kan de baby even gaan huilen. Troost de baby dan. Eventueel geef je de ouders
instructies om het medicijn toe te dienen.
Peuters en kleuters
Peuters en kleuters weten vaak niet wat er gaat gebeuren bij een injectie en kunnen angstig
reageren, erg hard gaan huilen, maar soms ook juist gelaten reageren. Geef eerlijk aan wat pijn doet
en wat niet. Om onverwachte bewegingen te voorkomen is het belangrijk om tijdens het toedienen
van injecties het kindje vast te houden, zodat er geen verwonding ontstaat. Troost en beloon het
kindje na afloop.
Schoolgaande kinderen
Basisschoolkinderen vinden injecteren vaak interessant, maar zijn er toch nog bang voor. Het is
belangrijk dat je goede uitleg en instructies geeft. Kinderen zijn vaak erg nieuwsgierig en leergierig en
willen van alles weten. Geef duidelijke en overzichtelijke informatie.
Pubers
Bij pubers is er een grotere kans op therapieontrouw. Dit kan komen omdat ze willen uitzoeken hoe
hun lichaam reageert of omdat ze hun ziekte voor hun omgeving willen verbergen. Soms moet je dit
even laten gaan, zodat ze hun eigen grenzen leren kennen. Uiteindelijk vallen ze vaak terug op
zorgverleners en dan is een goede en uitgebreide voorlichting noodzakelijk. Benader de puber altijd
serieus. Soms wordt dan pas duidelijk wat het emotioneel voor hem betekent om bijvoorbeeld ‘zijn
leven lang’ te moeten injecteren. Ga respectvol om met zijn gevoelens.
Jongvolwassenen
Jongvolwassenen kunnen de technieken erg goed zelf leren en hun therapie in de hand houden. Bij
deze groep is de voorlichting vaak gericht op de betekenis die het injecteren heeft op hun dagelijks
leven. Voorlichting en het aanleren van een juiste techniek en hygiëne staan vaak voorop.
3