Tijdens de lagere school ontwikkelt een kind een optimale motorische
beheersing. Vergeleken met kleuters worden schoolkinderen:
Leniger en krachtiger → beter in sport en beweging.
Beter in evenwicht en reactievermogen → verbeterde prestaties
in activiteiten zoals fietsen of balsporten.
Beter in oog-handcoördinatie → fijner en preciezer in schrijven,
tekenen en knutselen.
Invloed op sociaal-emotionele ontwikkeling
Sportieve vaardigheden kunnen de sociale positie van een kind
beïnvloeden. Sportieve kinderen worden vaak als populairder
gezien.
Verschillen in talent worden zichtbaar, wat invloed heeft op het
zelfbeeld van een kind.
2. Cognitieve ontwikkeling
Schoolkinderen komen volgens Piaget in de concreet operationele
fase (7-12 jaar). Dit betekent dat ze logischer en minder intuïtief gaan
denken.
Nieuwe cognitieve vaardigheden
1. Classificeren: Kinderen begrijpen dat iets tot meerdere categorieën
kan behoren.
o Test: Als je een kind vraagt of er meer honden of meer dieren
zijn (met 3 honden en 2 katten), zal een kleuter zeggen
“honden” en een schoolkind correct “dieren”.
2. Conservatie: Begrijpen dat een hoeveelheid hetzelfde blijft, zelfs
als de vorm verandert.
o Test: Water overgieten in een smaller glas → kleuters denken
dat het smalle glas meer water bevat; schoolkinderen
begrijpen dat de hoeveelheid gelijk blijft.
3. Inlevingsvermogen (perspectiefneming):
o Kleuters zijn nog egocentrisch (denken dat iedereen
hetzelfde ziet als zij).