Afdeling vreemdelingpolitie, identificatie en mensenhandel (AVIM): Registreert de
persoonlijke gegevrens en vingerafdrukken.
Immigratie en naturalisatiedienst (IND): Beoordeelt of iemand mag blijven (niet alleen
vluchtelingen maar ook mensen die hier komen werken of studeren etc)
Kinderpardon: Een regeling voor kinderen die al heel lang in Nederland wonen zonder
verblijfsvergunning, die willen blijven. Voorwaarden:
-Jonger dan 19
-Voor 13e asiel hebben aangevraagd
-5 jaar of langer in Nederland hebben gewoond, onafgebroken.
Naturalisatie: Asielzoeker wordt Nederlander en heeft dezelfde rechten en plichten. Dan is
gezinshereniging mogelijk.
Sociale segregatie: Sociaal netwerk bestaat vooral uit mensen van hun cultuur.
Culturele assimilatie: Laten hun oude cultuur los
Marginalisatie: Vallen buiten beide culturen.
2. Mensen met een verstandelijke beperking, ASS of neurocognitieve stoornis
Verstandelijke beperking: Minder goed in logisch redeneren, niet goed voor zichzelf zorgen
en zelf beslissingen nemen.
Adaptieve vermogens: De vermogens die een persoon nodig heeft om zelfstandig te
kunnen leven en zijn leven in te richten. Dit wordt bepaald door conceptuele, sociale en
praktische vaardigheden.
Conceptuele vaardigheden: Dit gaat over het denken zoals het bedenken van oplossingen,
het onthouden, een plan maken en uitvoeren, rekenen, lezen en schrijven.
Sociale vaardigheden: Zijn nodig voor het omgaan met mensen zoals communiceren,
inlevingsvermogen, relaties onderhouden.
Praktische vaardigheden: Het uitvoeren van taken om praktisch te leven zoals
boodschappen doen, financiën regelen, kinderen opvoeden etc.
Zwakbegaafd: 70-85 12+ jaar
Licht verstandelijk beperkt: 50-70 8-12 jaar
Matig: 35-50 5-8 jaar
Ernstig: 20-35 2-5 jaar
Zeer ernstig: 0-20 0-2 jaar
Comorbiditeit: 2 of meer aandoeningen die gerelateerd zijn aan elkaar.
Pervasieve ontwikkelingsstoornis (ook wel ASS): Omdat het veel invloed heeft op de
ontwikkeling en het algemene functioneren.
Novo-mutatie: genetische mutatie die een rol zou kunnen spelen bij het ontstaan van
autisme.
Joint-attention: gebruik maken van sociale gebaren.
Neurocognitieve stoornis (NCS): tekortkomingen in cognitieve functies zoals geheugen,
taal, probleemoplossend, plannen maken etc. (dit uit zich pas later in het leven)
Alzheimer: Als eerst duidelijke achteruitgang in geheugen en leervermogen, daarna meer
verschillende problemen.
Vasculaire dementie: Vooral achteruitgang in complexe aandacht zoals
verwerkingssnelheid en executieve functies.
Aboulie: Verlies van wilskracht, weten wat je moet doen maar het niet kunnen uitvoeren.
Frontotemporale dementie: Voorste gedeelte van de hersenen aangetast, doordat
hersencellen in de frontaalkwab en temporaalkwab afsterven.
, Lewy body dementie: Schommelingen in de cognitieve achteruitgang, de ene keer gaat het
goed, de andere keer niet. Last van visuele hallucinaties.
3. Mensen met een lichamelijke of zintuiglijke beperking:
Spieratrofie: Spieren worden dunner en verliezen kracht.
IDC-11: lijst met ziektes en lichamelijke aandoeningen voor het classificeren van
beperkingen.
ICF: Soort woordenboek om het functioneren van mensen en hun problemen te beschrijven.
4. Mensen met een stemmingsstoornis, angststoornis of trauma.
Agorafobie: Angst voor openbare plekken.
Aanpassingsstoornis: Het lukt een persoon niet om zich aan te passen aan negatieve
veranderingen of gebeurtenissen.
5. Meldcode huiselijk geweld (veilig thuis)
1. Breng de signalen in kaart
2. Overleg met een collega of veilig thuis
3. Ga in gesprek met de betrokkenen
4. Weeg het geweld
5. Neem een beslissing.
6. Gedragsproblematiek en criminaliteit
Oppositioneel-opstandige stoornis (ODD): Een gedragsstoornis waarbij de persoon boze
stemming heeft, brutaal is, wraakzuchtig of hatelijk etc. is.
Normoverschrijdend-gedragsstoornis (CD): Een persoon houdt zich niet aan de
maatschappelijke normen of regels of schendt de grondrechten van anderen.
Positief herformuleren: Je legt de nadruk op wat goed gaat en niet op wat slecht gaat.
Inseinen: Laten zien wanneer het gepast is om bepaald gedrag te laten zien.
Sociaal bekrachtigen: Het kind prijzen/belonen door woorden en aandacht vanwege het
(goede) gedrag dat het laat zien.
Materieel bekrachtigen: Je beloont het kind met een zichtbaar iets, bijv. een sticker of
cadeautje.
Modeling: Het leerproces waarbij iemand gedrag laat zien en dat vervolgens overgenomen
wordt door een ander.
Self fulfilling prophecy: Het gedrag dat je over iemand voorspelt leidt tot het uitkomen van
dat gedrag.
Anomietheorie: De persoon heeft doelen in zijn leven gesteld maar heeft hiertoe niet de
middelen. Hierdoor gaat hij op een criminele manier aan deze middelen komen.
7. Laaggeletterdheid.
-
8. Slachtoffers van mensenhandel
-
9. Samenwerken in een team
Interdisciplinaire samenwerking: Alle disciplines hebben elkaar nodig om een bepaald
‘probleem’ op te lossen.