1.1 Algemene opmerkingen
- De gemengde economie ('een markteconomie' met 'overheidsinterventie') waar we ons op
richten is slechts één van de vele opties, maar heeft tot nu toe redelijk goed gewerkt
- Twee belangrijke tekortkomingen – gemengde economie is verre van perfect
o interacties tss het economisch systeem en de fysieke omgeving
▪ BV: milieuproblemen, gezondheidsproblemen
o blijvende inkomens- en vermogensongelijkheid, blijvende armoede
Grafieken:
- Groeivoet van bbp per capita is zeer lange tijd nul gebleven en vanaf een bepaald moment is
het explosief gestegen: hockeystick profiel
o Kapitalistische revolutie
▪ Kenmerken kapitalisme
• Privaat eigendom (ook bij bedrijven)
• Bedrijven zijn eenheden van productie
• Vrijemarkten waarin consumenten zelf beslissen of ze kopen
1.2 Economie als onderdeel van fysieke omgeving
1.3 Problemen
1.3.1 Opwarming van de aarde
Concentratie CO2 & effect van verbranding van fossiele
brandstoffen: fel toegenomen sinds IR
Hockeystick profiel
1.3.2 Pandemieën: Covid-19
- K van sociale contacten: tijd
- Externaliteit: hoe meer sociale contacten je aangaat
tijdens pandemie, hoe groter je het besmettingsrisico
maakt voor anderen.
- Taak overheid: aantal spoedgevallen onder controle
houden en verdeling naar R verschuiven (verspreiding
virus uitstellen) en piek verlagen (spoedgevallen
beheersbaar houden)
,1.3.3 Persistente ongelijkheid (Piketty)
Verticale as: aandeel van 0,1% rijkste van land tov totale
inkomen van dat land
- Dalende trend in ongelijkheid MAAR blijvend gedeelte
o ≠ productiviteiten -> ≠ inkomens tss WN
- Zelfs in top 0,1% rijksten zijn er nog verschillen
Hyper meritocratie – ook politiek kan ongelijkheid beïnvloeden
1.4 Rendement op kapitaal en groei
2 componenten:
- g: groeivoet van economie (witte vierkanten)
- rendement op kapitaal (zwarte lijn)
Als rendement op kapitaal > groeivoet economie: vermogen
concentreert zich meer en meer
UITZ: 1900: groeivoet economie < rendement op kapitaal
1.5 Toptarieven inkomstenbelasting
Er moet ongelijkheid in inkomens zijn want er zijn verschillen in wat WN doen
MAAR bij te grote ongelijkheid:
- Te geconcentreerde politieke macht
- Meritocratie komt in het gedrang
o Meritocratie = persoon met meest geschikte vaardigheden, krijgt de positie
1.6 Waarom is micro-economie nuttig?
- Cruciaal voor het begrijpen van zakelijke beslissingen: prijsstelling, investeringen, reclame
- Cruciaal voor het begrijpen van (effecten van) beleidsbeslissingen van overheid:
o beleid mbt gezondheid, sociale zekerheid, werkgelegenheid, onderwijs, milieu,
handel, transport, huisvesting
o Hoe efficiënt is dit beleid?
o Wat is hun effect op ongelijkheid en armoede?
= > micro-economie moet leiden tot betere beslissingen van bedrijven en overheden
1.7 Onze benadering
Combinatie van:
- ‘klassieke' benadering: consumenten, producenten, marktstructuur, rol van de overheid
- 'niet-klassieke' inzichten
,2 HFST 2: Vraag- en aanbodanalyse
Toepassingen van wet van vraag en aanbod:
- Fruit dat goedkoper w in maanden met hoge consumptie
- Appartementen aan dijk w duurder in maanden met hoge consumptie
o Aanbod kan zich niet aanpassen
- Hoge variatie in prijzen van ruwe olie, aandelen en rechten op koolstofuitstoot
- Speculatieve bubbels
o Dit heeft te maken met verwachtingen – BV: Bitcoin
2.1 Een kort overzicht: vraag, aanbod, evenwicht, elasticiteiten
Verschuivingen in vraag en aanbod:
- Prijsverandering: beweging LANGS de curve
- Verandering in andere determinanten: beweging VAN de curve
2.1.1 Elasticiteiten
Elasticiteit: meet in welke mate kopers en verkopers reageren op veranderingen in
marktomstandigheden
BV:
- prijselasticiteit van vraag en aanbod
- kruiselingse prijselasticiteit van vraag en aanbod
- inkomenselasticiteit van de vraag
- reclame-elasticiteit van de vraag
- loonelasticiteit van het aanbod
- energieprijselasticiteit van het aanbod
2.1.1.1 Prijselasticiteit van vraag en aanbod
Prijselasticiteit van vraag: meet in welke mate de gevraagde hoeveelheid van een goed reageert op
een prijsverandering.
Het w berekend als de % verandering in de gevraagde Q gedeeld door de % verandering in de P:
𝑑𝑄 𝐷
𝑄𝐷 𝑑𝑄 𝐷 𝑃
𝜀𝑃𝐷 = =
𝑑𝑃 𝑑𝑃 𝑄 𝐷
𝑃
(-): uitkomst van deze formule hangt af van de richting van verandering (BV: P: 2 -> 3 of P: 3 -> 2)
OPL:
Boogelasticiteit/ middelpuntmethode: hierbij neemt men een gewogen gemiddelde van de
hoeveelheden
(8−10)
(10+8)/2
BV: P: $2.00 -> $2.20; Q: 10 → 8 => 𝜀𝑃𝐷 = (2.20 −2.00) = −2.33
(2.00+2.20)/2
, Determinanten van de prijselasticiteit van vraag:
- Beschikbaarheid van nauwe substituten
- Definitie van markt
- Noodzakelijkheid vs luxeartikelen
- Tijdshorizon (KT vs LT)
Meer elastischere vraag bij:
- Groter aantal nauwe substituten
- Beperktere de markt
- Luxeartikelen
- Langere tijdshorizon
o UITZ: duurzame goederen = G die in meer dan 1 periode nut opleveren
▪ Prijsgevoeliger op KT dan op LT
• BV: auto kopen: als nieuwe auto’s duurder w, blijf je langer met oude
auto rijden dus op KT ben je prijsgevoeliger voor nieuwe auto. Op LT
is oude auto stuk en moet je toch nieuwe auto kopen
Elastische en inelastische vraag
- Elastische V: 𝜀𝑃𝐷 < −1 of |𝜀𝑃𝐷 | > 1
o Gevraagde hoeveelheid daalt meer dan proportioneel
- Inelastische V: 𝜀𝑃𝐷 > −1 or |𝜀𝑃𝐷 | < 1
o Gevraagde hoeveelheid daalt minder dan proportioneel
- 2 extremen:
o Perfecte inelastisch: 𝜀𝑃𝐷 = 0
▪ Gevraagde hoeveelheid reageert niet op prijsverandering
▪ Verticale curve
o Perfect elastisch: 𝜀𝑃𝐷 = −∞
▪ Gevraagde hoeveelheid reageert extreem op prijsverandering, slechts 1 prijs
is mogelijk
▪ Horizontale curve
Prijselasticiteit van de vraag langs een (lineaire) vraagcurve
- Prijselasticiteit kan veranderen langsheen de curve
o Elastische deel van curve: −∞ ≤ 𝜀𝑃𝐷 ≤ −1
o Inelastische deel van curve: −1 ≤ 𝜀𝑃𝐷 ≤ 0
𝑎−𝑄𝐷
𝑑𝑄 𝐷 𝑃 𝑃 𝑎−𝑄 𝐷
- 𝜀𝑃𝐷 = = −𝑏 𝐷 ⇒ 𝜀𝑃𝐷 = −𝑏 𝑏
=−
𝑑𝑃 𝑄 𝐷 𝑄 𝑄𝐷 𝑄𝐷
Prijselasticiteit van V (in een bepaald punt) vergelijken op verschillende vraagcurven
- Als we vanuit punt A de prijs laten toenemen met ∆𝑃, zien we een
veel grotere verandering in hoeveelheid bij 𝐷2 dan bij 𝐷1
=> Hoe vlakker de vraagcurve, hoe prijselastischer de vraag