Hoofdstuk 1: Inleiding
Basisinformatie
basisfunctie
o input komt aan
o input w verwerkt
o op basis v/d verwerking w een output gegenereerd
reflexboog voorbeeld
o input komt vanuit patella aan in ruggenmerg
mr ook input vanuit de hersenen
afferente informatie
o interneuron zal de input verwerken
o output w via motorneuron verstuurt
efferente informatie
Zenuwweefsel
zenuwcellen
o uniek
zijn prikkelbaar
kunnen gestimuleerd w door iets
kunnen daar een antwoord op geven
prikkel verloopt in 1 richting
o actiepotentiaal
depolarisatie v/h celmembraan
hierna periode van hyperpolarisatie
er kan geen depolarisatie plaatsvinden
prikkel kan niet meer de andere kant op
prikkel kan enkel kant op nr celmembraan dat nog niet gedepolariseerd is
o geleidingssnelheid
afhankelijk v/d myelineschede
hoe dikker de schede, hoe sneller de geleiding
pijn en temperatuur gaat via trage vezels
hoe kan het als een prikkel trager is dan het zou moeten zijn?
isolatie v/d myelineschede werkt niet meer goed
prikkelsnelheid meten om de dikte v/d myelineschede te achterhalen
sensibele, oppervlakkige takken meest gebruikt
w binnen de diergeneeskunde niet frequent gebruikt
o morfologie
perikaryon
cellichaam
dendriet
kort
ongemyeliniseerd
axon/neuriet
lang
eventueel gemyeliniseerd
1
, gliacellen
o perifere
mantelcellen
schwann-cellen
enterische gliacellen
o centrale
oligodendrocyten
equivalenten v/d schwann-cellen
uitlopers zullen zich rond de axonen leggen
zorgen in het CZS vr een myelineschede
astrocyten
talrijke uitlopers nr axon, synapsen …
o moduleren van signaaloverdracht
uitlopers nr bloedvaten
o afschermen van zenuwweefsel v/d buitenwereld
o deel vorming bloed-hersenbarrière
uitlopers nr onderkant ependymcellen
o vr extra barrière
microglia
niet-geactiveerd
o kleine cel met veel uitlopers
o verankering
geactiveerd
o trekken hun uitlopers in
o migreren doorheen het zenuwweefsel
fagocyterende microglia
o opruimen van stoffen die niet in CZS hoort te zitten
ependymcellen
schermen hersenventrikel af
rond het cerebrospinaal vocht
toepassing: hypomyelogenese congenita
o te kort aan myeline t.h.v. het CZS
o kan genetisch overgedragen zijn of via de moeder en placenta
o geen goede isolatie v/h elektrisch signaal
o wss iets mis met de oligodendrocyten
o als ze slapen, gebeurt er niks
o ‘trilbiggen’
2
,Indeling
morfologisch
o centraal zenuwstelsel
hoofdzaak v/d cursus
o perifeer zenuwstelsel
vooral bij abs
wel craniale zenuwen
functioneel
o somatisch en autonoom
o zowel centraal en perifeer
cursus fysiologie
Overzicht receptoren en effectoren
somatisch
o afferenten
SSA
specifiek somatische afferent
zintuigen buiten geur en smaak
o zijn eerder autonoom
ASA
algemeen somatisch afferent
proprioceptie
mechano-, thermo en pijnreceptoren
o efferenten
skeletspieren
3
, autonoom/visceraal
o afferenten
SVA
specifiek visceraal afferent
geur en smaak
AVA
algemeen visceraal afferent
mechano-, chemo- en pijnreceptoren
o efferenten
SVA
specifiek visceraal efferent
kieuwboogspieren
AVE
algemeen visceraal efferent
gladde spieren, hartspier, klieren
4
Basisinformatie
basisfunctie
o input komt aan
o input w verwerkt
o op basis v/d verwerking w een output gegenereerd
reflexboog voorbeeld
o input komt vanuit patella aan in ruggenmerg
mr ook input vanuit de hersenen
afferente informatie
o interneuron zal de input verwerken
o output w via motorneuron verstuurt
efferente informatie
Zenuwweefsel
zenuwcellen
o uniek
zijn prikkelbaar
kunnen gestimuleerd w door iets
kunnen daar een antwoord op geven
prikkel verloopt in 1 richting
o actiepotentiaal
depolarisatie v/h celmembraan
hierna periode van hyperpolarisatie
er kan geen depolarisatie plaatsvinden
prikkel kan niet meer de andere kant op
prikkel kan enkel kant op nr celmembraan dat nog niet gedepolariseerd is
o geleidingssnelheid
afhankelijk v/d myelineschede
hoe dikker de schede, hoe sneller de geleiding
pijn en temperatuur gaat via trage vezels
hoe kan het als een prikkel trager is dan het zou moeten zijn?
isolatie v/d myelineschede werkt niet meer goed
prikkelsnelheid meten om de dikte v/d myelineschede te achterhalen
sensibele, oppervlakkige takken meest gebruikt
w binnen de diergeneeskunde niet frequent gebruikt
o morfologie
perikaryon
cellichaam
dendriet
kort
ongemyeliniseerd
axon/neuriet
lang
eventueel gemyeliniseerd
1
, gliacellen
o perifere
mantelcellen
schwann-cellen
enterische gliacellen
o centrale
oligodendrocyten
equivalenten v/d schwann-cellen
uitlopers zullen zich rond de axonen leggen
zorgen in het CZS vr een myelineschede
astrocyten
talrijke uitlopers nr axon, synapsen …
o moduleren van signaaloverdracht
uitlopers nr bloedvaten
o afschermen van zenuwweefsel v/d buitenwereld
o deel vorming bloed-hersenbarrière
uitlopers nr onderkant ependymcellen
o vr extra barrière
microglia
niet-geactiveerd
o kleine cel met veel uitlopers
o verankering
geactiveerd
o trekken hun uitlopers in
o migreren doorheen het zenuwweefsel
fagocyterende microglia
o opruimen van stoffen die niet in CZS hoort te zitten
ependymcellen
schermen hersenventrikel af
rond het cerebrospinaal vocht
toepassing: hypomyelogenese congenita
o te kort aan myeline t.h.v. het CZS
o kan genetisch overgedragen zijn of via de moeder en placenta
o geen goede isolatie v/h elektrisch signaal
o wss iets mis met de oligodendrocyten
o als ze slapen, gebeurt er niks
o ‘trilbiggen’
2
,Indeling
morfologisch
o centraal zenuwstelsel
hoofdzaak v/d cursus
o perifeer zenuwstelsel
vooral bij abs
wel craniale zenuwen
functioneel
o somatisch en autonoom
o zowel centraal en perifeer
cursus fysiologie
Overzicht receptoren en effectoren
somatisch
o afferenten
SSA
specifiek somatische afferent
zintuigen buiten geur en smaak
o zijn eerder autonoom
ASA
algemeen somatisch afferent
proprioceptie
mechano-, thermo en pijnreceptoren
o efferenten
skeletspieren
3
, autonoom/visceraal
o afferenten
SVA
specifiek visceraal afferent
geur en smaak
AVA
algemeen visceraal afferent
mechano-, chemo- en pijnreceptoren
o efferenten
SVA
specifiek visceraal efferent
kieuwboogspieren
AVE
algemeen visceraal efferent
gladde spieren, hartspier, klieren
4