100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Class notes

De samenvatting voor SAH

Rating
-
Sold
-
Pages
44
Uploaded on
03-11-2024
Written in
2024/2025

Deze samenvatting heb ik gemaakt tijdens schade afweer en herstel. Ik had zelf een 9.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
November 3, 2024
Number of pages
44
Written in
2024/2025
Type
Class notes
Professor(s)
Alle docenten
Contains
All classes

Subjects

Content preview

Hoofdstuk 1
Immuunsysteem bestaat uit aangeboren (innate) en verworven
(adaptieve) immuunsysteem.
Samen zorgen ze voor de vernietiging van pathogenen

Er zijn twee typen lymfocyten (B- lymfocyten en T- lymfocyten) in het
adaptieve immuunsysteem. Als deze cellen geactiveerd worden, zal er een
specifieke immuunrespons ontstaan. Ze gaan zich delen en differentiëren,
maar de proliferatie duurt een aantal dagen en daardoor duurt het een
tijdje voordat het adaptieve systeem is opgestart.

Als de innate immuniteit ontbreekt dan komen er heel snel meer
pathogenen dan gewone cellen in het lichaam.
Als de adaptieve immuniteit ontbreekt kan een micro organisme niet
goed verwijderd worden. Er zijn dan wel minder pathogenen in het lichaam
(dankzij het innate systeem), maar de micro organismen veroorzaken
ziekte omdat ze niet goed verwijderd kunnen worden.
Er is samenwerking nodig tussen beide systemen.

De cellen van zowel het adaptieve als het innate immunsysteem stammen
van dezelfde hematopoëtische stamcel af. Deze is afkomstig uit het
beenmerg. Onder invloed van de omgeving in het beenmerg kan de
stamcel uitrijpen en verschillende voorlopercellen voor de lymfoïde en
myeloïde lijn vormen. Deze cellen rijpen vervolgens ook uit en uiteindelijk
ontstaan leukocyten.
Uitrijping van B-cellen in beenmerg
Uitrijping van T-cellen in thymus

De B en T cellen wachten totdat ze een pathogeen tegenkomen, zodra die
gesignaleerd is worden ze allebei een effectorcel.

B-cel wordt een plasmacel -> gaat antilichamen maken
T-cel wordt een Teffector-Cel ->gaat stoffen produceren die de omgeving
beïnvloeden

Uit de hematopoetishce stamcel ontstaan twee ander soorten van stamcel
lijnen (een soort stroomschema)
 Myeloide lijn: daaruit ontstaan de cellen van het innate
immuunsysteem.
o De natural killer-cel (NK-cel) is een uitzondering-> die
ontstaat uit de lymphoide lijn, maar kan niet specifiek
reageren op een pathogeen. Daardoor hoort hij dus wel bij het
innate systeem, ookal is dat niet per se zijn oorsprong om het
zomaar te zeggen.
 Lymphoide lijn: daaruit ontstaan de cellen van het adaptieve
immunsysteem.
o De T-cellen en de B-cellen
De differentiatie van alle cellen van het immunsysteem uit de
hematopoetishce stamcel wordt: hematopoëse genoemd.

,Innate immuunsysteem:
 Granulocyten (neutrofiel, basofiel, eosinofiel)
 Macrofagen
 NK-cellen
 Dendritische cellen
 Mestcellen

Adaptieve immuunsysteem:
 T-lymfocyten
 B-lymfocyten

De twee systemen werken enorm goed samen, het innate systeem zet het
adaptieve systeem namelijk in gang-> als de dendritische cel (innate) een
pathogeen waarneemt, brengt hij moleculen op zijn oppervlakte tot
expressie.
 De dendritische cel is dan geactiveerd en gaat via de lymfevaten
naar een secundair lymphoid orgaan
 De dendritische cel laat daar stukjes van een pathogeen aan een T-
cel zien
 De T-cel met de juiste receptor gaat reageren en wordt een
effectorcel

Innate:
De cellen van het innate afweersysteem hebben receptoren (die
receptoren zorgen uiteindelijk dus voor de opname en de afbraak van
pathogenen) op hun oppervlakte waarmee ze bepaalde terugkerende
domeinen van pathogenen kunnen herkennen.
 Bijvoorbeeld de lipopolysacchariden op bacterien
-> adhesie van een domein aan een receptor is een trigger om een
fagosoom te maken en de bacterie naar binnen te sluiten
-> de fagosoom fuseert met een lysosoom-> daardoor krijg je een
fagolysosoom
-> dit vernietigt het pathogeen door een milieu te creeeren dat leidt tot de
dood vn het pathogeen

Er bestaan ook toll like receptoren (TLR's)-> zij kunnen ook het
oppervlakte van pathogenen herkennen.
TLR's zijn receptoren die zorgen voor activering van cellen.
Er vindt dan alleen geen fagocytose plaats, maar activering van
cellen.
-> het zorgt er voor dat dendritische cellen het weefsel verlaten
Daarnaast spelen TLK's een rol bij signalering: wanneer een TLR
geactiveerd wordt, vindt er transcriptie vna genen plaats.
-> er worden dan lysosomale eiwitten en inflammatoire cytokines
gesynthethiseerd om zo een ontstekingsreactie op te wekken.

Adaptief:
De receptoren die op de B- en T-cellen zitten zijn per cel uniek.
B-cel receptor is een oppervlakte molecuul

,Wanneer er binding bij een B- of een T-cel is op het antigeen bindende
domein, is dat voor de B- of T-cel een signaal om in actie te komen.

De B-cel heeft het vermogen om na activatie de B-celreceptor uit te
scheiden door het transmembraandomein eraf te knippen. Wanneer dit
gebeurt, wordt het een antilichaam.
Het verschil tussen een B-cel en een T-cel is dat een T-cel dit niet kan. ->
de T-cel kan niet het transmembraandomein eraf knippen en dus geen
antilichaam worden.

Een antilichaam is een effectormolecuul dat een reactie teweeg
kan brengen.

Tijdens de ontwikkeling in het beenmerg (de B-cellen) en in de Thymus (de
T-cellen), vind er herrangschikking van DNA plaats (daardoor ontstaan er
zoveel verschillende receptoren).

T- en B- cellen zijn altijd opzoek naar antigenen--> zodra ze herkend
hebben, worden ze effectorcellen
 Dit duurt een aantal dagen, en daarom is duurt de adaptieve
immuniteit ook langer.

De effectorcellen:
 Effector T-cellen: kunnen oplosbare stoffen (dat noem je
effectormoleculen) uitscheiden om cellen van het innate
immuunsysteem te helpen.
o Toxines-> die cellen doden
o Cytokines-> die cellen van het innate immuunsysteem helpen
 Effector B-cellen: worden plasmacellen en gaan antilichamen (dat
noem je effectormoleculen) uitscheiden waarmee ze ook de
omgeving kunnen beinvloeden.
o Die antilichamen kunnen bacteriele toxines neutraliseren.
 Ze gaan bvb aan de toxine binden waardoor deze toxine
niet meer een andere cel kunnen infecteren.
o Opsonisatie is ook mogelijk:
 Antilichamen binden aan de bacterie door herkenning
van moleculen aan de oppervlakte van pathogenen.
 Er wordt een complex gevormd.
 De oppervlakte van het pathogeen wordt nu zo
aangepakt dat het complex kan binden aan fagocyten
 Die hakken de bacterie in stukjes en ruimen het
op.
 Door opsonisatie wordt het innate immuunsysteem ook
beter


In het bloed zijn factoren die de werking van antilichamen
versterekn. Dit heet complementsysteem. Het complement helpt

, antilichamen met het onschadelijk maken van bacterien. Het
bevordert de opname van abcterien door fagocytose.

Primaire lymphoide organen zijn organen waar de immuuncellen gemaakt
worden (beenmerg en de thymus)
Secundaire lymphoide organen bevatten de lymfocyten die opzoek zijn
naar antigenen.
 Als de lymfocyten geen antigenen signaleren dan verlaten ze de
lymfeklier weer
In de secundaire lymphoide organen wordt de adaptieve reactie gestart.
De dendritische cellen presenteren hier de antigenen aan T-cellen.

Bij een infectie liggen er altijd cellen van het innate immuunsysteem in de
buurt. -> zij nemen de pathogenen op en maken er kleine stukjes van
(middels lysosomale eiwitten).
-> zij krijgen vervolgens en stimulus om naar de dichtstbijzijnde
drainerende lymfeklier te gaan.
-> Onderweg maken ze peptiden uit het pathogeen
-> die peptiden bieden ze aan, aan de T-cellen
-> na activatie gaan de T-cellen delen en differentieren
-> de T-cellen kunnen de B-cellen helpen om antilichamen te maken.
-> zowel de effector T-cellen als de geactiveerde B-cellen worden
aan het lymfe afgegeven en komen weer in het arteriele bloed
terecht.

Lymfeklieren
 In ons lichaam hebben wij er ongeveer 300
 Ze zijn op verschillende plekken gelokaliseerd
 Lymfeklieren filteren de lymfe
 Lymfe is het plasma dat vanuit de bloedbaan in de organen terecht
komt-> dit moet weer terug naar het bloed
 Lymfe kan allemaal pathogenen bevatten, en moet daarom eerst
gefilterd worden voordat het terug kan gaan naar het bloed
 De lymfeklieren hebben die filterfunctie
 Als de lymfe weer terug in het bloed komt bevat het dus geen
pathogenen meer
 Via de ductus thoracicus (in de borst) komt het gefilterde lymfe weer
terug in het bloed

 In de lymfeklier komen naieve lymfocyten (witte bloedcellen) binnen
via het bloed
 Ze verlaten de lymfeknoop niet via het venueze bloed, maar via het
lymfesysteem
o Lymocytenrecirculatie
 De lymfocyten gaan continu alle lymfeklieren af totdat er
iets aan de hand is.

De milt
 Witte pulpa -> het lymfoide gedeelte-> daar liggen de B- en de T-
cellen
R122,36
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
thatsmemerijn

Get to know the seller

Seller avatar
thatsmemerijn Vrije Universiteit Amsterdam
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
0
Member since
1 year
Number of followers
0
Documents
4
Last sold
-

0,0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their exams and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can immediately select a different document that better matches what you need.

Pay how you prefer, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card or EFT and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions