1. Basis nomenclatuur voor het verstaan van de tandmorfologie
a. Melkgebid
20 tanden
8 snijtanden
4 hoektanden
Geen premolaren (kleine maaltanden, voorkiezen)
8 molaren (grote maaltanden, kiezen)
b. Definitief gebid
32 tanden
8 snijtanden
4 hoektanden
8 premolaren
12 molaren
c. Universele nummering (niet gebruikt in EU)
Melkgebid: A-T
Definitief gebid: 1-31
d. Europese nummering: FDI nummering
Melkgebid:
Definitief gebid:
e. Onderdelen van een tand
4 weefsels van een tand
o Glazuur
o Dentine
o Pulpa (met bloedvaten en zenuwvezels)
o Cementum
Rest van de tand
o Foramen apicale
o Wortelkanaal
o Cement-dentine grens
o Pulpa kamer
o Glazuur-cement grens
, o Glazuur-dentine grens
2. Anatomische vs klinische kroon en wortel
a. Anatomische kroon: bedekt met glazuur (tot aan de cervicale lijn)
b. Anatomische wortel: bedekt met cementum
c. Klinische kroon: deel van de tand zichtbaar in de mond
d. Klinische wortel: deel van de tand dat niet zichbaar is in de mond
‘klinisch’: enkel gebruikt als tanden in mond staan en gedeeltelijk doorgebroken
e. Introductie tot het paradontium
Alveolair bot = tandkas
Paradonatle ligamenten = vezels
Tandvlees = gingiva
Zwarte lijn: tandvleesrand: zone tussen tandvlees en tand
3. Benamingen van verschillende tandvlakken
a. Bovenvlak (antagonist) D1
Fronttanden: Incisale rand
Posterieure tanden: Occlusaal vlak
b. Buitenvlak D2
Posterieure tanden: buccaal/vestibulair
fronttanden: labiaal/vestibulair
c. Proximaal vlak D5 :
Naar middenlijn toe: Mesiaal vlak
Van middenlijn weg: Distaal vlak
d. Binnenvlak D4
Ondertanden: linguaal
Boventanden: linguaal/palataal
1: vestibulair derde
2: midden derde
3: linguaal derde
1: occlusaal derde
2: midden derde
3: cervicaal derde