In je lichaam zitten 206 beenderen of botten.
Samen vormen ze je skelet of beenderstelsel.
Schedel = botten in je hoofd
Je schedel wordt gedragen door je wervelkolom.
De botten in je wervelkolom heten wervels.
Bekken = je heupbeenderen en je bekken
Wervelkolom:
7 halswervels
12 borstwervels (zitten aan de ribben vast aan de voorkant)
5 lendewervels
Heiligbeen
Staartbeen
De borstkas bestaat uit ribben, borstbeen en borstwervels.
Tussen de wervels zitten kraakbeenschijven.
De functies van het skelet:
1. Stevigheid geven
2. Vorm geven
3. Kwetsbare organen beschermen
4. Beweging mogelijk maken
Het bot bestaat uit:
1. Het grootste deel van het bot bestaat uit been. Been bestaat uit beencellen die in ringen
groeien. Het heeft veel kalk en weinig lijmstof.
2. Bloedvaatjes, hierdoor krijgen de beencellen de stoffen die ze nodig hebben
3. Zenuwen, hierdoor kun je pijn voelen in je botten
4. In het midden van het bot zit een holle ruimte met beenmerg
, Er zijn 2 soorten botten:
1. Pijpbeenderen (lang en dun). Hierin zit geel beenmerg waarin vet wordt opgeslagen wordt
2. Platte beenderen (plat en breed). Hierin zit rood beenmerg, hierin worden bloedcellen
gevormd
De beencellen maken een stevige stof met veel kalk en een beetje lijmstof (ligt tussen de
beencellen). De kalk maakt de botten hard en de lijmstof een beetje lijmstof.
Kraakbeen
Soms zit er kraakbeen aan het uiteinde van je bot, bijvoorbeeld aan het puntje van je neus en oor.
Kraakbeen is buigzaam.
Kraakbeen bestaat uit kraakbeencellen met daartussen een geleiachtige stof. Die stof bestaat uit veel
lijmstof en heel weinig kalk.
Kalk zorgt voor stevigheid en harheid, lijmstof voor buigzaamheid
Verbening = het groeiproces, verandert het kraakbeen in de botten van een baby langzaam in been.
Het groeien gebeurt door groeischijven in je botten. Deze groeischijven maken nieuw kraakbeen. Zo
worden de beenderen langer en groei. Nieuwe kraakbeen wordt omgezet in hard bot. Aan het eind
van de puberteit verbenen de groeischijven zelf ook waardoor de lengtegroei stopt.
De wervel
Elke wervel bestaat uit een wervellichaam, een wervelgat en uitsteeksels.
Wervellichaam geeft stevigheid aan wervelkolom.
In het wervelgat ligt het ruggenmerg dat bestaat uit zenuwcellen.
Tillen met een rechte rug is belangrijk, omdat de kraakbeenschijven gelijkmatig worden belast.
Samen vormen ze je skelet of beenderstelsel.
Schedel = botten in je hoofd
Je schedel wordt gedragen door je wervelkolom.
De botten in je wervelkolom heten wervels.
Bekken = je heupbeenderen en je bekken
Wervelkolom:
7 halswervels
12 borstwervels (zitten aan de ribben vast aan de voorkant)
5 lendewervels
Heiligbeen
Staartbeen
De borstkas bestaat uit ribben, borstbeen en borstwervels.
Tussen de wervels zitten kraakbeenschijven.
De functies van het skelet:
1. Stevigheid geven
2. Vorm geven
3. Kwetsbare organen beschermen
4. Beweging mogelijk maken
Het bot bestaat uit:
1. Het grootste deel van het bot bestaat uit been. Been bestaat uit beencellen die in ringen
groeien. Het heeft veel kalk en weinig lijmstof.
2. Bloedvaatjes, hierdoor krijgen de beencellen de stoffen die ze nodig hebben
3. Zenuwen, hierdoor kun je pijn voelen in je botten
4. In het midden van het bot zit een holle ruimte met beenmerg
, Er zijn 2 soorten botten:
1. Pijpbeenderen (lang en dun). Hierin zit geel beenmerg waarin vet wordt opgeslagen wordt
2. Platte beenderen (plat en breed). Hierin zit rood beenmerg, hierin worden bloedcellen
gevormd
De beencellen maken een stevige stof met veel kalk en een beetje lijmstof (ligt tussen de
beencellen). De kalk maakt de botten hard en de lijmstof een beetje lijmstof.
Kraakbeen
Soms zit er kraakbeen aan het uiteinde van je bot, bijvoorbeeld aan het puntje van je neus en oor.
Kraakbeen is buigzaam.
Kraakbeen bestaat uit kraakbeencellen met daartussen een geleiachtige stof. Die stof bestaat uit veel
lijmstof en heel weinig kalk.
Kalk zorgt voor stevigheid en harheid, lijmstof voor buigzaamheid
Verbening = het groeiproces, verandert het kraakbeen in de botten van een baby langzaam in been.
Het groeien gebeurt door groeischijven in je botten. Deze groeischijven maken nieuw kraakbeen. Zo
worden de beenderen langer en groei. Nieuwe kraakbeen wordt omgezet in hard bot. Aan het eind
van de puberteit verbenen de groeischijven zelf ook waardoor de lengtegroei stopt.
De wervel
Elke wervel bestaat uit een wervellichaam, een wervelgat en uitsteeksels.
Wervellichaam geeft stevigheid aan wervelkolom.
In het wervelgat ligt het ruggenmerg dat bestaat uit zenuwcellen.
Tillen met een rechte rug is belangrijk, omdat de kraakbeenschijven gelijkmatig worden belast.
