Werken in het basisonderwijs
Hoofdstuk 1.2 & 3
Hoofdstuk 1.2
Functies van het onderwijs
1. Kennisverwerving
Basisvaardigheden leren
De maatschappelijke ontwikkeling bepaald de nadruk op bepaalde vakken.
Bijvoorbeeld: studenten kunnen steeds slechter rekenen, met als gevolg dat
de rekentoets weer verplicht wordt.
2. Leren hoe je leert (ook wel permanente educatie)
Zelfstandigheid bij leren. Op welke manier pak je het leren aan?
3. Opvoeding en socialisering
Actief burgerschap: waarden en normen leren die nodig zijn voor een actieve
en sociale deelname aan de maatschappij.
Cultuur verschillen (bekend worden met of in aanraking komen met)
Respect leren hebben voor andere mensen
Kerndoelen en lesmateriaal gericht op opvoeding pesten protocol
Je eigen houding en gedrag zijn van groot belang voor het leren van waarden
en normen.
Hoofdstuk 3
Traditionele vernieuwingsscholen
19e eeuw = leerstofjaar klassensysteem
- Onderwijs verbaal en leerkracht gestuurd
- Kennisoverdracht via methodes
20e eeuw = reformpedagogiek
- Aansluiten bij belevingswereld kind
- Eigen inbreng van kinderen belangrijk
- Op eigen manier de stof eigen maken
- Leren door te doen!
, In de geschiedenis zijn er verschillende onderwijspedagogen geweest met ieder een eigen
visie. Op de volgende pagina’s worden de onderwijspedagogen uitgebreid toegelicht. Het is
belangrijk dat je niet alleen de kenmerken van het onderwijs kan koppelen aan de naam van
het onderwijs, maar ook dat je de kenmerken kan koppelen aan de onderwijspedagoog die
daarbij hoort! Leer de stof dus op verschillende manieren :).
Hieronder een kort overzicht:
1. Maria Montessori montessorionderwijs
2. Helen Parkhurst daltononderwijs
3. Célestin Freinet freinetonderwijs
4. Peter Petersen jenaplanonderwijs
5. Rudolf Steiner vrijeschool
Montessorionderwijs (Maria Montessori)
Uitgangspunten:
- “Leer mij het zelf te doen”
- Zelfstandig op eigen tempo ontwikkelen: ontwikkeling in explosies vs. passieve
perioden.
- Gevoelige periode: extra openstaan voor prikkels die bijdragen aan een bepaald
aspect van de ontwikkeling
Voorbereide omgeving
- “Omgeving die elementen bevat die het kind helpen verder te komen”
- Leerkracht heeft een actieve houding. De leerkracht volgt de ontwikkeling van het
kind, stimuleert het kind en daagt het uit. Vragen die je als leerkracht aan jezelf kan
stellen zijn:
Hoever is het kind?
Wat kan het kind?
Wat wil het kind?
- Kinderen hebben verantwoordelijkheden in de klas
Groepsindeling
- Onderbouw = 4 tot 6 jaar
- Middenbouw = 6 tot 9 jaar
- Bovenbouw = 9 tot 12 jaar
De groepen zijn heterogeen. Dit houdt in dat leerlingen stof krijgen aangeboden op
hun eigen niveau.
Materialen
De materialen die worden gebruikt in dit onderwijs hebben de volgende kenmerken:
- Aan de slag met korte instructies
- Zelf ontdekken
- Zelfstandig werken
- Controle op fouten ingebouwd
- Aansluitend bij belangstelling
- Simpel en kunstzinnig
Hoofdstuk 1.2 & 3
Hoofdstuk 1.2
Functies van het onderwijs
1. Kennisverwerving
Basisvaardigheden leren
De maatschappelijke ontwikkeling bepaald de nadruk op bepaalde vakken.
Bijvoorbeeld: studenten kunnen steeds slechter rekenen, met als gevolg dat
de rekentoets weer verplicht wordt.
2. Leren hoe je leert (ook wel permanente educatie)
Zelfstandigheid bij leren. Op welke manier pak je het leren aan?
3. Opvoeding en socialisering
Actief burgerschap: waarden en normen leren die nodig zijn voor een actieve
en sociale deelname aan de maatschappij.
Cultuur verschillen (bekend worden met of in aanraking komen met)
Respect leren hebben voor andere mensen
Kerndoelen en lesmateriaal gericht op opvoeding pesten protocol
Je eigen houding en gedrag zijn van groot belang voor het leren van waarden
en normen.
Hoofdstuk 3
Traditionele vernieuwingsscholen
19e eeuw = leerstofjaar klassensysteem
- Onderwijs verbaal en leerkracht gestuurd
- Kennisoverdracht via methodes
20e eeuw = reformpedagogiek
- Aansluiten bij belevingswereld kind
- Eigen inbreng van kinderen belangrijk
- Op eigen manier de stof eigen maken
- Leren door te doen!
, In de geschiedenis zijn er verschillende onderwijspedagogen geweest met ieder een eigen
visie. Op de volgende pagina’s worden de onderwijspedagogen uitgebreid toegelicht. Het is
belangrijk dat je niet alleen de kenmerken van het onderwijs kan koppelen aan de naam van
het onderwijs, maar ook dat je de kenmerken kan koppelen aan de onderwijspedagoog die
daarbij hoort! Leer de stof dus op verschillende manieren :).
Hieronder een kort overzicht:
1. Maria Montessori montessorionderwijs
2. Helen Parkhurst daltononderwijs
3. Célestin Freinet freinetonderwijs
4. Peter Petersen jenaplanonderwijs
5. Rudolf Steiner vrijeschool
Montessorionderwijs (Maria Montessori)
Uitgangspunten:
- “Leer mij het zelf te doen”
- Zelfstandig op eigen tempo ontwikkelen: ontwikkeling in explosies vs. passieve
perioden.
- Gevoelige periode: extra openstaan voor prikkels die bijdragen aan een bepaald
aspect van de ontwikkeling
Voorbereide omgeving
- “Omgeving die elementen bevat die het kind helpen verder te komen”
- Leerkracht heeft een actieve houding. De leerkracht volgt de ontwikkeling van het
kind, stimuleert het kind en daagt het uit. Vragen die je als leerkracht aan jezelf kan
stellen zijn:
Hoever is het kind?
Wat kan het kind?
Wat wil het kind?
- Kinderen hebben verantwoordelijkheden in de klas
Groepsindeling
- Onderbouw = 4 tot 6 jaar
- Middenbouw = 6 tot 9 jaar
- Bovenbouw = 9 tot 12 jaar
De groepen zijn heterogeen. Dit houdt in dat leerlingen stof krijgen aangeboden op
hun eigen niveau.
Materialen
De materialen die worden gebruikt in dit onderwijs hebben de volgende kenmerken:
- Aan de slag met korte instructies
- Zelf ontdekken
- Zelfstandig werken
- Controle op fouten ingebouwd
- Aansluitend bij belangstelling
- Simpel en kunstzinnig
