BT2 Nederlands samenvatting Semester 1 | Jaar 2
Rijke taal
Paragraaf 1...4
Paragraaf 3.2.2 en 3.2.3
Paragraaf 5.2 t/m 5.5
Paragraaf 6.4
Paragraaf 7.2 en 7.3
Basiskennis Taalonderwijs
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 1
1.2 – Duurzaam en betekenisvol (taal) leren
- Werkelijk leren is het tot stand brengen van rijke verbindingen in de hersenen die leiden tot
duurzame veranderingen in het langetermijngeheugen.
- Leren verandert de manier waarop leerlingen kijken naar de samenleving
- Duurzaam leren: vergroot ervarings- en taalbasis.
- Leren moet betekenisvol zijn (nieuwsgierigheid en verrassing moeten opgewekt worden).
- Leerstof moet over langere tijd worden verspreid en herhaald.
- Leercirkel:
o à waarnemen à begrijpen à nadenken verbinden à Interactie
Waarnemen: leerlingen ervaren / bekijken / lezen iets
Begrijpen: leerling helpen om leerstof te begrijpen
Actief nadenken
Interactie
- Transfer en verbinding zijn erg belangrijk. Leren wordt duurzaam wanneer er sprake is van
transfer tussen taaldomeinen.
- Zichtbaar maken van duurzaam leren: bijv. portfolio, foto’s etc.
1.3 – Leerprocessen en ontwikkelingsprocessen
- Onderscheid tussen leerprocessen en ontwikkelingsprocessen
- Leerprocessen:
o Het gaat om expliciete processen waarbij duidelijke instructie nodig is, bijv. via directe
instructiemodel.
o Bijv. decoderen of het leren van de grammaticale regels
- Ontwikkelingsprocessen:
o Impliciete processen. Frequent en gemotiveerd oefenen met adequate ondersteuning en
feedback centraal
o Bijv. leren begrijpen van teksten
- Thema’s: geen thema’s die bij wereldoriëntatie al worden behandeld, geen thema’s die te
actueel zijn (tenzij het onlinemethode is).
- Niet inzoomen op een detail als je de context niet kent.
- Goed taalonderwijs is onderwijs waarin sprake is van hoge verwachtingen. Niet niveaus staan
centraal, maar de ondersteuning die leerlingen krijgen.
Veel uitdaging
Leren/betrokkenheid Frustratie/angst
Veel ondersteuning Weinig ondersteuning
Te gemakkelijk Verveling
Weinig uitdaging
, - Interactief taalonderwijs: focus op sociaal, betekenisvol en strategisch leren in samenhang
1.4 – De taalleraar
- Taalcompetenties:
o Gesprekken
o Luisteren
o Spreken
o Lezen van zakelijke teksten
o Lezen van literaire en fictionele teksten
o Schrijven
- Proces van pedagogisch/didactisch redeneren is erg belangrijk. Waarom doe ik wat ik doe?
Hoofdstuk 3
3.2.2 – Brede rijke contexten in de onderbouw
- Vaak gewerkt rond 1 thema. Bezwaar: thema’s zijn te eendimensionaal (ze hebben maar 1
betekenislaag) en te eenvoudig.
- In plaats van thema ‘Herfst’ kan je kiezen: ‘alles wordt anders’.
- Er kan diepgaander worden gesproken over prentenboeken wanneer ze verbonden worden met
meerdimensionale thema’s.
3.2.3 – Brede rijke contexten in de midden- en bovenbouw
- Methodes met allemaal eigen thema: leerlingen worden met veel verschillende thema’s tegelijk
geconfronteerd. Hoe langer en intensiever over een thema wordt gewerkt, hoe meer effect dat
heeft op taalontwikkeling en begrip.
- Mogelijkheden:
o Leesbegrip en schrijven verbinden met kunst- en wereldoriëntatiethema’s.
o Wereldoriëntatiethema’s met elkaar verbinden, in andere volgorde zetten, waardoor
overkoepelende brede concepten ontstaan, bijv: oorlog-vrede / macht / verzet etc.
o Actualiteiten kunnen mooie basis bieden voor thema’s. Biedt gouden mogelijkheden om
te werken aan digitale geletterdheid.
o Lezen van fictie en verhalende non-fictie.
- Gevaar van thema’s: te oppervlakkige invulling. Gebeurt vooral als leerlingen zelf informatie
zoeken. Ze leren te weinig.
- Kenmerken van duurzame betekenisvolle thema’s:
o Thema duurt langere tijd, liefst minimaal 6 weken.
o Thema is betekenisvol en uitdagend
o Thema is multiperspectivisch. Kent allerlei deelaspecten
o Filmpjes, boeken, teksten, sites over thema
o Fictie en non-fictie-teksten zijn rijk, hebben hoog niveau.
o Leraren lezen verhalende boeken voor over het thema
o Leerlingen worden uitgedaagd actief te denken over inhoud van het thema/teksten.
Rijke taal
Paragraaf 1...4
Paragraaf 3.2.2 en 3.2.3
Paragraaf 5.2 t/m 5.5
Paragraaf 6.4
Paragraaf 7.2 en 7.3
Basiskennis Taalonderwijs
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 1
1.2 – Duurzaam en betekenisvol (taal) leren
- Werkelijk leren is het tot stand brengen van rijke verbindingen in de hersenen die leiden tot
duurzame veranderingen in het langetermijngeheugen.
- Leren verandert de manier waarop leerlingen kijken naar de samenleving
- Duurzaam leren: vergroot ervarings- en taalbasis.
- Leren moet betekenisvol zijn (nieuwsgierigheid en verrassing moeten opgewekt worden).
- Leerstof moet over langere tijd worden verspreid en herhaald.
- Leercirkel:
o à waarnemen à begrijpen à nadenken verbinden à Interactie
Waarnemen: leerlingen ervaren / bekijken / lezen iets
Begrijpen: leerling helpen om leerstof te begrijpen
Actief nadenken
Interactie
- Transfer en verbinding zijn erg belangrijk. Leren wordt duurzaam wanneer er sprake is van
transfer tussen taaldomeinen.
- Zichtbaar maken van duurzaam leren: bijv. portfolio, foto’s etc.
1.3 – Leerprocessen en ontwikkelingsprocessen
- Onderscheid tussen leerprocessen en ontwikkelingsprocessen
- Leerprocessen:
o Het gaat om expliciete processen waarbij duidelijke instructie nodig is, bijv. via directe
instructiemodel.
o Bijv. decoderen of het leren van de grammaticale regels
- Ontwikkelingsprocessen:
o Impliciete processen. Frequent en gemotiveerd oefenen met adequate ondersteuning en
feedback centraal
o Bijv. leren begrijpen van teksten
- Thema’s: geen thema’s die bij wereldoriëntatie al worden behandeld, geen thema’s die te
actueel zijn (tenzij het onlinemethode is).
- Niet inzoomen op een detail als je de context niet kent.
- Goed taalonderwijs is onderwijs waarin sprake is van hoge verwachtingen. Niet niveaus staan
centraal, maar de ondersteuning die leerlingen krijgen.
Veel uitdaging
Leren/betrokkenheid Frustratie/angst
Veel ondersteuning Weinig ondersteuning
Te gemakkelijk Verveling
Weinig uitdaging
, - Interactief taalonderwijs: focus op sociaal, betekenisvol en strategisch leren in samenhang
1.4 – De taalleraar
- Taalcompetenties:
o Gesprekken
o Luisteren
o Spreken
o Lezen van zakelijke teksten
o Lezen van literaire en fictionele teksten
o Schrijven
- Proces van pedagogisch/didactisch redeneren is erg belangrijk. Waarom doe ik wat ik doe?
Hoofdstuk 3
3.2.2 – Brede rijke contexten in de onderbouw
- Vaak gewerkt rond 1 thema. Bezwaar: thema’s zijn te eendimensionaal (ze hebben maar 1
betekenislaag) en te eenvoudig.
- In plaats van thema ‘Herfst’ kan je kiezen: ‘alles wordt anders’.
- Er kan diepgaander worden gesproken over prentenboeken wanneer ze verbonden worden met
meerdimensionale thema’s.
3.2.3 – Brede rijke contexten in de midden- en bovenbouw
- Methodes met allemaal eigen thema: leerlingen worden met veel verschillende thema’s tegelijk
geconfronteerd. Hoe langer en intensiever over een thema wordt gewerkt, hoe meer effect dat
heeft op taalontwikkeling en begrip.
- Mogelijkheden:
o Leesbegrip en schrijven verbinden met kunst- en wereldoriëntatiethema’s.
o Wereldoriëntatiethema’s met elkaar verbinden, in andere volgorde zetten, waardoor
overkoepelende brede concepten ontstaan, bijv: oorlog-vrede / macht / verzet etc.
o Actualiteiten kunnen mooie basis bieden voor thema’s. Biedt gouden mogelijkheden om
te werken aan digitale geletterdheid.
o Lezen van fictie en verhalende non-fictie.
- Gevaar van thema’s: te oppervlakkige invulling. Gebeurt vooral als leerlingen zelf informatie
zoeken. Ze leren te weinig.
- Kenmerken van duurzame betekenisvolle thema’s:
o Thema duurt langere tijd, liefst minimaal 6 weken.
o Thema is betekenisvol en uitdagend
o Thema is multiperspectivisch. Kent allerlei deelaspecten
o Filmpjes, boeken, teksten, sites over thema
o Fictie en non-fictie-teksten zijn rijk, hebben hoog niveau.
o Leraren lezen verhalende boeken voor over het thema
o Leerlingen worden uitgedaagd actief te denken over inhoud van het thema/teksten.