Tijdens een van mijn diensten heb ik een discussie met een collega over de manier
waarop ze feedback aan mij gaf. Zij gaf mij feedback op een onprofessionele
manier waardoor ik terugtrek. Ik kon op die manier niet werken dacht ik bij mijzelf.
Dus, ik besloot in gesprek met haar te gaan om haar te vertellen hoe ik me voelde
over de manier waarop ze feedback gaf.
T Taak (schrijf wat je moest doen, wat werd er van je verwacht.)
Op de avond, mijn taak was alle verpleegkundige handelingen doen en de
beademing handelingen wat ik afgetoetst heb wel zelfstandig doen maar altijd hulp
vragen waar het nodig is.
A Actie (schrijf wat je hebt gedaan.)
Toen ik een zorgvrager wilde uitzuigen omdat zorgvrager benauwd was. Ik kreeg de
canule niet open omdat het erg strak zat. Ik besloot om niet verder te gaan met
trekken maar hulp vragen. Deze was verkeerd begrepen door collega. Collega
kwam binnen en zei. “jij hebt het handelingen veel te vroeg afgetoetst, jij moest het
vaker oefenen etc’’. Alle feedback gaf zij waar de zorgvrager erbij was.
R Resultaat (schrijf wat er gebeurde nadat je je actie had gedaan, was iemand
tevreden, is er een gevaarlijke situatie ontstaan.)
Ten eerste feedback geef je niet in de bijzijn van de zorgvrager maar op een rustige
plek. Je geeft feedback en geeft de andere ook ruimte om wat te vertellen.
Het resultaat van haar feedback gaf mij heel veel twijfel over mijn handelingen
waardoor ik ging reflecteren of ik het goed deed of niet. Ook voelde ik me nutteloos
en slecht in mijzelf.
R Reflectie (schrijf wat je voelde, was je blij, opgelucht, bang dat je het verkeerde
deed.)
Tijdens ons gesprek heb ik haar alles verteld en hoe ik me voelde over de manier
waarop zij feedback gaf. Zij erkende het meteen en heeft haar excuses aangeboden
en alles was meteen klaar.
Uiteindelijk voelde ik me fijn en trots op mijzelf dat ik haar aangesproken heb over
haar gedrag.