Par 1 dynamiek op de wadden:
Getijstromen
Het Nederlandse waddengebied (eilanden, Waddenzee en de noordkust) hebben te maken
met de natuurkracht water.
- Iedere 24 uur stroomt de Waddenzee vol met water en gaat het water weer weg. Bij deze eb
zie je de drooggevallen zandplaten.
- Deze dagelijkse beweging van opkomend en afgaand water heet getj.
De Waddenzee is een ondiepe zee die vrijwel helemaal is omringt door land.
- Het ene moment zie je drooggevallen zeeplaten en het andere moment water.
- De vloedstromen komen vanuit het westen en verplaatsen zich oostwaarts langs de eilanden.
Na ongeveer 6 uur komt er een sterke eb stroom vanuit het oosten de andere kant op (dit
heet bij elkaar springtj).
De Waddenzee
Bestaat uit verschillende onderdelen.
zeegaten. Hier stroomt het water door naar de Waddenzee. Door de uitschurende
werking van de getjstromen zijn de zeegaten soms heel diep. Geulen zijn de zijtakken
van de zeegaten. Deze zijn altjd gevuld met water. Want ze liggen beneden niveau van
gemiddeld laag water.
- In het water ziten veel deeltjes (zware en lichte) deze deeltjes in het water noem je slib. In
de geulen stroomt het water zo snel dat alleen de zware slibdeeltjes zakken. (geulen zijn
De wadplaten: liggen bij eb droog. De worden langzaam opgehoogd met kleine deeltjes
die achter blijven nadat er deeltjes gezonken zijn bij stlstaand water bij vloed.
- dit sediment is vooral fjn zand. De rest is klei en heel klein beetje grof zand.
Het wantj: de plek ten zuiden van een eiland, waar de vloedstromen vanuit twee
zeegaten samenkomen. In dit rustg stromende, of zelfs stlstaande water bezinkt het
meeste slib. (Het is er erg ondiep).
Een waddeneiland
De meeste Waddeneilanden liggen evenwijdig met de kust en zijn gescheiden door de w.
Zee.
Door de steeds wisselende golven, getjstromen en zandaanvoer liggen er op de kop en aan
de staart van een eiland enorme zandbanken grenzend aan diepe zeegaten.
- De zandbanken veranderen steeds van plek. Bij storm worden ze weggeslagen, in rustge
tjden juist weer opgebouwd.
Langs de hele Noordzeekust van een eiland liggen brede zandstranden met duinen erachter.
- Er is daar nat strand dat dagelijks bij vloed overstroomd en droog strand dat alleen bij extra
hoog water overstroomt.
Op hogere, drogere delen van het strand ontstaan lage duintjes. Zand waait weg en komt
neer achter een polletje gras, hout of een ander obstakel. Bergje zand, je ziet het obstakel
niet meer er gaan planten op groeien die het zand beter vasthouden. (tadaa een duin).
Deze duinen groeien na verloop van tjd aaneen tot een duinenrij (kust van NL heef dat).
Aan de waddenkant van een eiland ligt een kwelder. Deze overstroomt alleen bij hoge vloed.
- De zee laat hier steeds een klein stukje slib achter (tjdens vloed bezinken deeltjes en deze
blijven liggen als het eb word).
- Als de grond na deze lagen hoog genoeg is om niet meer te overstromen, groeien er planten
(deze kunnen tegen zout water). Hierdoor word de grond stevig en droger.