D E E L 1: VLAAMSE EN NEDERLANDSE COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE
HOOFDSTUK 1 – PSYCHOTHERAPIE EN GEDRAGSTHERAPIE: OMSCHRIJVING EN AFLIJNING
VRAAG 1
DE WERKING VAN PSYCHOTHERAPIE BERUST OP DRIE FACTOREN.
Er zijn drie factoren die een belangrijke invloed hebben op het effect van een therapie.
Deze factoren liggen niet vast en zijn niet generaliseerbaar over alle klachten of cliënten. Het is
belangrijk om steeds rekening houden met de individuele situatie van de cliënt.
(1) Common sense
→ (!) goed gesprek met iemand die je begrijpt
→ (!) goed advies
(2) Common factors (aspecifieke factoren ➔ 85%)
= factoren die aanwezig zijn ongeacht de school (bv. cognitieve gedragstherapie, psychodynamiek, ...)
die de therapeut volgt
→ (!) gekwalificeerde en competente therapeut
→ (!) goed evenwicht bewaren binnen de werkrelatie: vertrouwen vs. gezonde afstand
(1) Therapeutische alliantie: goede vertrouwensrelatie tussen de therapeut en de cliënt
(samen tot goede afspraken komen, overeenkomen over de doelen en taken van de therapie,
...)
(2) Healing setting: warme en rustige omgeving voor de cliënt
(3) Rationele symptomen en behandeling: wederzijds gedeelde kennis tussen de therapeut
en de cliënt, inzicht in het probleem en het begrijpen van het probleem binnen een gedeeld
denkkader
(4) Zowel de patiënt als de therapeut moeten geloven in het effect van de behandeling
(5) Patiëntvariabelen (40%): klachten (ernst en aantal?), levensomstandigheden,
persoonlijkheidskenmerken
(6) Therapeutvariabelen: goede en slechte therapeuten (ervaring en training)
(3) Schoolspecifieke factoren
→ Volgens sommigen spelen schoolspecifieke factoren geen rol in het therapie-effect
(cfr. Dodo-effect waarbij de technieken van de verschillende scholen tot hetzelfde therapieresultaat
leiden)
→ Volgens sommigen (prof) spelen schoolspecifieke factoren wel een rol in het therapie-effect
1