37 multiple choice vragen over de colleges en het boek Cognitive neuroscience.
Voorbeeldvragen:
17. Welke van onderstaande vaardigheden valt niet onder fluid intelligence?
a. Probleem oplossen
b. Algemene kennis
c. Classificeren
d. Analogieën
32. Welke uitspraak over intelligentie is juist?
I. Meer witte stof in de gebieden voor hogere orde functies hangt samen met een hoger IQ.
II. De hersengebieden die belangrijk zijn voor IQ zijn voornamelijk te vinden in de
frontaal en temporaal kwab.
a. Beide uitspraken zijn juist
b. Uitspraak I is juist, II is onjuist
c. Uitspraak II is juist, I is onjuist
d. Beide uitspraken zijn onjuist
, Vragen:
1. Volgens welke theorie/stroming zijn brein en mind verschillende perspectieven voor
hetzelfde?
a. Reductionisme
b. Dualisme
c. Dual Aspect Theory
d. Informatieverwerkingstheorie
2. Welke uitspraak is geen neuromythe?
a. Het bespelen van een instrument heeft positieve effecten op de concentratie.
b. De hersenen functioneren beter door het spelen van spelletjes die het brein trainen.
c. Na de geboorte kunnen er geen nieuwe hersencellen meer worden aangemaakt.
d. Bij het drinken van alcohol gaan er hersencellen kapot.
3. Wat wordt bedoeld met het SANE-effect?
a. Door middel van een groot aantal afbeeldingen van de hersenen kan een algemeen
beeld van de hersenen worden gevormd.
b. De ontwikkeling van verschillende hersengebieden verloopt niet tegelijkertijd, het
wordt beïnvloed door ervaringen.
c. Voor hersenactiviteit is zuurstof nodig, waarvoor de bloedtoevoer naar een specifiek
hersengebied sterk toeneemt.
d. Redeneringen vanuit de neurowetenschap worden als geloofwaardiger beschouwd
wanneer hier een afbeelding van het brein bij wordt gegeven.
4. Met welke imaging methode worden tijdelijke veranderingen in de zuurstoftoevoer in het
brein door middel van magnetisme gelinkt aan cognitieve processen?
a. CT
b. Structural MRI
c. Functional MRI
d. Functional NIRS
5. Welke uitspraak over de topografie van de hersenen is juist?
I. De grijze stof in de hersenen bestaat uit neuronen, cellichamen en dendrieten.
II. Sulci zijn de groeven in de hersenen.
a. Beide uitspraken zijn juist
b. Uitspraak I is juist, II is onjuist
c. Uitspraak II is juist, I is onjuist
d. Beide uitspraken zijn onjuist
6. Wat moet bij de cijfers in onderstaande afbeelding komen te staan?
a. 1 = anterior 2 = posterior
b. 1 = posterior 2 = anterior
c. 1 = dorsal 2 = ventral 1
d. 1 = ventral 2 = dorsal
e. 1 = superior 2 = inferior
f. 1 = inferior 2 = superior 2