H4 weer (zelfstudie les)
Luchtdruk -> het gewicht van de lucht dat op het aardoppervlak en op je lichaam
drukt
Barometer -> hiermee kun je de luchtdruk mee meten
Drukeenheden is pascal (Pa). 1 pascal is hetzelfde als 1 newton (N) per vierkante
meten -> 1 Pa = 1 N/ m2
- 1milibar (1mbar) = 100 Pa = 0,1 kiloPascal (kPa)
- 1 atmosfeer (atm) = 101325 Pa
- 1 mm Hg (kwik) = 133 Pa
Lagedrukgebied -> luchtdruk is lager dan in de omgeving
Hogedrukgebied -> luchtdruk is hoger dan in de omgeving
De luchtdruk op zeeniveau is tussen de 970 en 1040 mbar (97 en 104 kPa)
Manometer -> om de druk in een band te meten
Overdruk -> verschil tussen de luchtdruk buiten en de druk in de band
Absolute druk -> de echte druk in de band vind je door de overdruk op te tellen bij
de luchtdruk
Absolute druk = luchtdruk + overdruk
Onderdruk -> met de manometer
Absolute druk = luchtdruk – overdruk
Vloeistofthermometer -> bestaat uit een reservoir en een stijgbuis waarlangs een
schaalverdeling. Het reservoir is gevuld met vloeistof. Als de temperatuur stijgt dat
zet het vloeistof uit en gaat het omhoog.
Omrekenen Fahrenheit naar Celsius =
Tc = (Tf – 32) x 5:9
Van Celsius naar Fahrenheit =
Tf = Tc x 5 : 9 + 32
Kelvin naar Celsius =
Tc = Tk – 273
Celsius naar Kelvin =
Tk = Tc + 273
Bimetaal = 2 strips van verschillende metalen. Als het warm wordt zet 1 metaal uit
hierdoor trekt het bimetaal krom.
Dauw = als de temperatuur de ver daalt kan de lucht al de waterdamp niet meer
bevatten. Het teveel aan waterdamp condenseert dan tot kleine waterdruppeltjes.
Luchtdruk -> het gewicht van de lucht dat op het aardoppervlak en op je lichaam
drukt
Barometer -> hiermee kun je de luchtdruk mee meten
Drukeenheden is pascal (Pa). 1 pascal is hetzelfde als 1 newton (N) per vierkante
meten -> 1 Pa = 1 N/ m2
- 1milibar (1mbar) = 100 Pa = 0,1 kiloPascal (kPa)
- 1 atmosfeer (atm) = 101325 Pa
- 1 mm Hg (kwik) = 133 Pa
Lagedrukgebied -> luchtdruk is lager dan in de omgeving
Hogedrukgebied -> luchtdruk is hoger dan in de omgeving
De luchtdruk op zeeniveau is tussen de 970 en 1040 mbar (97 en 104 kPa)
Manometer -> om de druk in een band te meten
Overdruk -> verschil tussen de luchtdruk buiten en de druk in de band
Absolute druk -> de echte druk in de band vind je door de overdruk op te tellen bij
de luchtdruk
Absolute druk = luchtdruk + overdruk
Onderdruk -> met de manometer
Absolute druk = luchtdruk – overdruk
Vloeistofthermometer -> bestaat uit een reservoir en een stijgbuis waarlangs een
schaalverdeling. Het reservoir is gevuld met vloeistof. Als de temperatuur stijgt dat
zet het vloeistof uit en gaat het omhoog.
Omrekenen Fahrenheit naar Celsius =
Tc = (Tf – 32) x 5:9
Van Celsius naar Fahrenheit =
Tf = Tc x 5 : 9 + 32
Kelvin naar Celsius =
Tc = Tk – 273
Celsius naar Kelvin =
Tk = Tc + 273
Bimetaal = 2 strips van verschillende metalen. Als het warm wordt zet 1 metaal uit
hierdoor trekt het bimetaal krom.
Dauw = als de temperatuur de ver daalt kan de lucht al de waterdamp niet meer
bevatten. Het teveel aan waterdamp condenseert dan tot kleine waterdruppeltjes.
