Beroepsethiek en sociale ethiek:
beroepsethiek: morele voorschriften en aanbevelingen waar de professional zich aan moet houden
sociale ethiek: Nederlands geldende morele opvattingen
macht: vermogen om andere te laten doen wat jij wilt. MW hebben macht en moeten zich verantwoorden, dit voorkomt
machtsmisbruik.
Vertrouwensrelatie: niet bij onvrijwillige hulpverlening, kan wel.
Professionele samenwerkingsrelatie: zowel MS als cliënt streven naar het gestelde doel.
Recht en hulpverlening:
wettelijk onvrijwillig/ gedwongen hulpverlening: Dwang
zijn verplicht om behandeling te accepteren minder zelfbeschikking inbreuk op grondrechten (grondwet) alleen rechter
kan dit beslissen.
drie groepen:
- Ouders+ kinderen in problematische opvoedsituaties:
kinderrechter spreekt OTS uit. Jeugdzorg stelt gezinscoach aan. Ouders houden gezag.
uithuisplaatsing: kind uit huis, ouders nog steeds ouderlijk gezag
ontzet uit ouderlijke macht: verantwoordelijkheden voor kinderen ontnomen, hoeft ook niet meer te betalen.
Taken voor kinderbescherming:
o Onderzoek ernstige opvoedprobemen, zo nodig kinderrechter inschakelen.
o Adviseren van de rechtbank over echtscheidingszaken
o Adviseren kinderrechter over gezag kinderen
o Voorlichten officier van justitie en kinderrechter over strafzaken minderjarigen.
- (Jeugd) reclassering:
Jeugdreclassering: onderdeel bureau jeugdzorg. 12-18-jarige die met politie/justitie te maken heeft.
Taken reclassering:
o Vroeghulp bieden. o Diagnose + advies.
o Toezicht houden. o Taakstraffen organiseren +uitvoeren.
o Gedragsinterventies uitvoeren en o Begeleiden bij voorwaardelijke vrijstelling.
ontwikkelen.
- Mensen met psychiatrische klachten, gevaar voor zichzelf en anderen:
tbs: ernstige misdrijven maar psychiatrisch dus niet voor veroordeling in aanmerking.
2 groepen: 1. tbs met dwangverpleging (kliniek) 2. Tbs met voorwaarden (ambulant).
Rechter kan voorlopige machtiging of een machtiging tot voortgezet verblijf opleggen ter oplegging in psychiatrisch
ziekenhuis.
Hoe ga je om met mensen in gedwongen kader? Basisbehoeften:
behoeften autonomie: - eigenrichting bepalen. – eigenaar eigenontwikkeling. – eigen keuzes maken. – hoe meer autonomie hoe
makkelijker verbonden voelen.
Handelen: 1. Geen druk uitoefenen. 2. Met weerstand meerollen. 3. Uitgaan perspectief wereld cliënt. 4. Maximale keuzes
geven binnen beperkingen. 5. Uitleg wanneer geen keuze mogelijk is.
behoeften aan competentie: iemand voelt zich capabel genoeg om eigen ontwikkeling vorm te geven: -
effecten bewerkstellen op eigen gedrag. – invloed uitoefenen op omgeving. – aanpassen aan omstandigheden.
Handelen: 1. Realistische doelen stellen. 2. Duidelijke neutrale informatie over doelen zodat er geen verkeerde
verwachtingen zijn. 3. Positieve feedback vooruitgang. 4. Ondersteunen zelf-effectiviteit
behoeften aan verbondenheid: - hechte intieme relatie met mensen. – erbij horen. – goede onderlinge betrokkenheid. – steun
voor anderen kunnen zijn.
handelen: 1. Empathie uitdrukken. 2. Exploreren gedachten en zaken cliënt. 3. Begrip tonen voor positie van cliënt.