Module 5: Water in de grond
Bij alle voorafgaande hoofdstukken hebben we gerekend met stilstaand water. Nu
zullen we leren hoe we rekening kunnen houden met stromend water in de
ondergrond.
Basisbegrippen
Stijghoogte “h”
Hydraulische of piëzometrische stijghoogte “h” in meter
h = totale stijghoogte
⇒ afstand vanaf referentievlak tot waar het water in de peilbuis staat
z = plaatshoogte
⇒ afstand vanaf referentievlak tot onderkant van de peilbuis
Waterdruk
“u” = waterspanning
“gamma w” = 10 (water)
Deze formule was makkelijk in te vullen in gronden met stilstaand water. Maar indien
er grondwaterstroming is, kan men de “u” niet meteen invullen want de
waterspanning zal niet constant zijn. Hiervoor zal men de “u” op elk punt moeten
berekenen. Dit doet men door “z” naar de andere kant te brengen en
vermenigvuldigen met “gamma w” (10)
Module 5: Water in de grond 1
, u = onafhankelijk van gekozen referentievlak
Als referentievlak zal vaak het maaiveld gekozen worden
⇒ Bij beide zal je dezelfde waterspanning uit. Het maakt dus niet uit waar je het
referentievlak neemt. Maar wij spreken af dat we het maaiveld nemen
💡 Wanneer we de waterspanning in een grond waar het grondwater in
beweging is, dan hebben we de “plaatshoogte” en “stijghoogte” nodig
Hydraulische gradiënt i
∆h = het verschil in stijghoogte
∆s = het verschil in afstand
Hierbij zal je 2 peilbuizen nodig hebben. Je meet dan het verschil in stijghoogte
tussen beide peilbuizen. Indien de afstand tussen de peilbuizen groot is, dan zal
“i” klein zijn. Want hoe groter de horizontale afstand, hoe meer tijd het water heeft
Module 5: Water in de grond 2
Bij alle voorafgaande hoofdstukken hebben we gerekend met stilstaand water. Nu
zullen we leren hoe we rekening kunnen houden met stromend water in de
ondergrond.
Basisbegrippen
Stijghoogte “h”
Hydraulische of piëzometrische stijghoogte “h” in meter
h = totale stijghoogte
⇒ afstand vanaf referentievlak tot waar het water in de peilbuis staat
z = plaatshoogte
⇒ afstand vanaf referentievlak tot onderkant van de peilbuis
Waterdruk
“u” = waterspanning
“gamma w” = 10 (water)
Deze formule was makkelijk in te vullen in gronden met stilstaand water. Maar indien
er grondwaterstroming is, kan men de “u” niet meteen invullen want de
waterspanning zal niet constant zijn. Hiervoor zal men de “u” op elk punt moeten
berekenen. Dit doet men door “z” naar de andere kant te brengen en
vermenigvuldigen met “gamma w” (10)
Module 5: Water in de grond 1
, u = onafhankelijk van gekozen referentievlak
Als referentievlak zal vaak het maaiveld gekozen worden
⇒ Bij beide zal je dezelfde waterspanning uit. Het maakt dus niet uit waar je het
referentievlak neemt. Maar wij spreken af dat we het maaiveld nemen
💡 Wanneer we de waterspanning in een grond waar het grondwater in
beweging is, dan hebben we de “plaatshoogte” en “stijghoogte” nodig
Hydraulische gradiënt i
∆h = het verschil in stijghoogte
∆s = het verschil in afstand
Hierbij zal je 2 peilbuizen nodig hebben. Je meet dan het verschil in stijghoogte
tussen beide peilbuizen. Indien de afstand tussen de peilbuizen groot is, dan zal
“i” klein zijn. Want hoe groter de horizontale afstand, hoe meer tijd het water heeft
Module 5: Water in de grond 2