2011-2012 blok9-T2 Herkansing januari 2012
Levensverzekeringen en Pensioenen
Piet Pieters is IB-ondernemer, 40 jaar oud en alleenstaand. Hij heeft op zijn 35e een koopsom van
€ 8.000 gestort die bij leven op zijn 60e een bedrag uitkeert dat in een lijfrente moet worden omgezet.
De hoogte van de lijfrente wordt pas bepaald als hij 60 wordt. Bij overlijden keert de polis niets uit.
Het verwachte effectieve rendement op deze polis bedraagt 7,5%.
AOW van een gehuwde bedraagt €9500 per jaar; voor een ongehuwde is dat €13.000 per jaar.
Rekenrente=4% tenzij anders vermeld.
a. Bepaal de eindwaarde van de polis bij het verwachte rendement. (rekenrente 7,5% gebruiken
en rekening houden met de sterftekans)
b. Veronderstel dat de eindwaarde op leeftijd 60 van genoemde polis door achterblijvende
beleggingsresultaten €30.000 bedraagt. Die eindwaarde wordt omgezet in een levenslange
lijfrente die echter pas op zijn 65e zal ingaan. Hoe hoog is die lijfrente, uitgaande van een
rentevoet op dat moment van 4%?
c. Pieters zet op zijn 40e de onderneming om in een BV. Hij wordt dga van deze vennootschap en
zet een pensioenregeling op. Hij kiest voor een eindloonregeling met een opbouw van 2% en
een franchise van €20.000. Zijn loon wordt vastgesteld op €80.000 per jaar. Pensioengevend
loon is gelijk aan het jaarloon. Pensionering op 65e.
Bepaal hoeveel pensioen hij (bij dit salaris) via deze vennootschap kan opbouwen tot zijn 65e
en daarmee het totale oudedagsinkomen in de 3 pijlers, rekening houdend met alle
bovenstaande gegevens . Toets ook aan de 70%-norm.
d. Het pensioen wordt in eigen beheer gehouden in de onderneming zelf. Hoe hoog is de dotatie
aan de voorziening in het laatste jaar voor pensioneren? (leeftijd balansdatum 65)
e. Welk effect op de in vraag d berekende voorziening heeft een hogere rentevoet en waarom en
welke invloed heeft een recentere sterftetafel en waarom?
Hogere rentevoet:
Recentere sterftetafel:
f. Geef drie sterke kanten van het onderbrengen van zijn pensioen bij een verzekeraar. Omschrijf
deze punten zo helder mogelijk.
Levensverzekeringen en Pensioenen
Piet Pieters is IB-ondernemer, 40 jaar oud en alleenstaand. Hij heeft op zijn 35e een koopsom van
€ 8.000 gestort die bij leven op zijn 60e een bedrag uitkeert dat in een lijfrente moet worden omgezet.
De hoogte van de lijfrente wordt pas bepaald als hij 60 wordt. Bij overlijden keert de polis niets uit.
Het verwachte effectieve rendement op deze polis bedraagt 7,5%.
AOW van een gehuwde bedraagt €9500 per jaar; voor een ongehuwde is dat €13.000 per jaar.
Rekenrente=4% tenzij anders vermeld.
a. Bepaal de eindwaarde van de polis bij het verwachte rendement. (rekenrente 7,5% gebruiken
en rekening houden met de sterftekans)
b. Veronderstel dat de eindwaarde op leeftijd 60 van genoemde polis door achterblijvende
beleggingsresultaten €30.000 bedraagt. Die eindwaarde wordt omgezet in een levenslange
lijfrente die echter pas op zijn 65e zal ingaan. Hoe hoog is die lijfrente, uitgaande van een
rentevoet op dat moment van 4%?
c. Pieters zet op zijn 40e de onderneming om in een BV. Hij wordt dga van deze vennootschap en
zet een pensioenregeling op. Hij kiest voor een eindloonregeling met een opbouw van 2% en
een franchise van €20.000. Zijn loon wordt vastgesteld op €80.000 per jaar. Pensioengevend
loon is gelijk aan het jaarloon. Pensionering op 65e.
Bepaal hoeveel pensioen hij (bij dit salaris) via deze vennootschap kan opbouwen tot zijn 65e
en daarmee het totale oudedagsinkomen in de 3 pijlers, rekening houdend met alle
bovenstaande gegevens . Toets ook aan de 70%-norm.
d. Het pensioen wordt in eigen beheer gehouden in de onderneming zelf. Hoe hoog is de dotatie
aan de voorziening in het laatste jaar voor pensioneren? (leeftijd balansdatum 65)
e. Welk effect op de in vraag d berekende voorziening heeft een hogere rentevoet en waarom en
welke invloed heeft een recentere sterftetafel en waarom?
Hogere rentevoet:
Recentere sterftetafel:
f. Geef drie sterke kanten van het onderbrengen van zijn pensioen bij een verzekeraar. Omschrijf
deze punten zo helder mogelijk.