Cursus 1
1.1 Onderwerp, hoofdgedachte, tekstdoel en titel
- Onderwerp en hoofdgedachte
Het onderwerp van de tekst geeft aan waar het overgaat (woord). De hoofdgedachte
is het belangrijkste wat wordt gezegd over het onderwerp (zin).
- Tekstdoel
Er zijn verschillende tekstdoelen:
- Amuseren: het publiek vermaken
- Informeren: het publiek uitleggen hoe iets zit (informatie geven)
- Opiniëren: het publiek zelf een mening laten vormen
- Overtuigen: het publiek een mening laten overnemen
- Activeren: het publiek aanzetten om iets te gaan doen
- Titel
Er zijn 2 soorten titels:
- Informerende: dit is een titel die aangeeft waar de tekst over gaat.
- Motiverende: dit is een titel die de lezer nieuwsgierig maakt.
1.2 Inleiding en slot
- Inleiding: de aandacht trekken
Een inleiding wordt gebruikt om aandacht van het publiek te gebruiken en de lezer
aan de tekst te introduceren.
Manieren voor een aantrekkelijke inleiding:
- Verwijzing naar een actuele gebeurtenis
- De voorgeschiedenis kort beschrijven
- Een aantrekkelijk voorbeeld geven:
- Anekdote
- Het belang voor het publiek aangeven
Ook kan de inleiding aantrekkelijk worden door een sterke eerste zin:
- Een intrigerende vraag
- Schokkende of opvallende cijfers
- Een paradox (schijnbare tegenstelling)
- Een prikkelend citaat
- Een suggestieve of raadselachtige opsomming
- Inleiding: het onderwerp van de tekst introduceren
Manieren om een onderwerp te introduceren:
- Er worden 1 of meer vragen gesteld
- Er wordt een mening (standpunt) geformuleerd
- Er wordt een probleem geschetst
In het middenstuk worden deze 3 dingen op hun eigen manier uitgewerkt
- Slot
In het slot wordt vaak de hoofdgedachte benoemd, het slot begint vaak met een
signaal. Je moet nooit het slot afsluiten met clichés.
1.1 Onderwerp, hoofdgedachte, tekstdoel en titel
- Onderwerp en hoofdgedachte
Het onderwerp van de tekst geeft aan waar het overgaat (woord). De hoofdgedachte
is het belangrijkste wat wordt gezegd over het onderwerp (zin).
- Tekstdoel
Er zijn verschillende tekstdoelen:
- Amuseren: het publiek vermaken
- Informeren: het publiek uitleggen hoe iets zit (informatie geven)
- Opiniëren: het publiek zelf een mening laten vormen
- Overtuigen: het publiek een mening laten overnemen
- Activeren: het publiek aanzetten om iets te gaan doen
- Titel
Er zijn 2 soorten titels:
- Informerende: dit is een titel die aangeeft waar de tekst over gaat.
- Motiverende: dit is een titel die de lezer nieuwsgierig maakt.
1.2 Inleiding en slot
- Inleiding: de aandacht trekken
Een inleiding wordt gebruikt om aandacht van het publiek te gebruiken en de lezer
aan de tekst te introduceren.
Manieren voor een aantrekkelijke inleiding:
- Verwijzing naar een actuele gebeurtenis
- De voorgeschiedenis kort beschrijven
- Een aantrekkelijk voorbeeld geven:
- Anekdote
- Het belang voor het publiek aangeven
Ook kan de inleiding aantrekkelijk worden door een sterke eerste zin:
- Een intrigerende vraag
- Schokkende of opvallende cijfers
- Een paradox (schijnbare tegenstelling)
- Een prikkelend citaat
- Een suggestieve of raadselachtige opsomming
- Inleiding: het onderwerp van de tekst introduceren
Manieren om een onderwerp te introduceren:
- Er worden 1 of meer vragen gesteld
- Er wordt een mening (standpunt) geformuleerd
- Er wordt een probleem geschetst
In het middenstuk worden deze 3 dingen op hun eigen manier uitgewerkt
- Slot
In het slot wordt vaak de hoofdgedachte benoemd, het slot begint vaak met een
signaal. Je moet nooit het slot afsluiten met clichés.