Instructeur B Motorische Ontwikkeling
Techniek
- Aandeel verschil van sport tot sport: dansers >< wielrenner
- Functies
o Bewegingsrendement verhogen: duursporten
o Mechanisch: gewichtheffen, verspringen
o Spelprobleem oplossen: dribbelen of passen
o Blessurepreventie
o Einddoel training: dansen, kunstschaatsen
- Functie afhankelijk van waar sporter staat in leerproces, zijn doelstellingen en
vaardigheidsniveau
Vaardig bewegen kenmerken
= mogelijkheid tot het uitvoeren van een doelgerichte handeling die leidt tot eindresultaat
met hoge consistentie, minimale energiekost en optimale timing
- Doelgericht: duidelijke intentie: toevallig goed uitgevoerd niet als vaardig
beschouwd
- Hoge consistentie: goede uitvoering bij groot aantal herhalingen
- Grote flexibiliteit: aanpassingen aan omstandigheden zoals regen, wind, ondergrond
- Minimale energiekost: fysiek (spierinzet) als cognitief (aandacht) vlak
- Optimale timing: uitvoering is passend in tijd, andere snelheid kan
moeilijkheidsgraad aanpassen
Motorisch leren
= geheel van inwendige processen waarbij door oefening en ervaring relatief permanente en
stabiele verandering in gedragsmogelijkheden optreedt
- Inwendige processen: minder meetbaar dan bv spierkracht, komen tot uiting in
zenuwen wijziging in coördinatiepatroon en prestatie
- Oefening en ervaring: we beschouwen vooruitgang in prestatie een gevolg van groei
en ontwikkeling
- Relatief permanent: leren = veranderingen blijven lange tijd in bewegingsrepertoire
Coördinatie
= overkoepelende term voor enkele eigenschappen die in meer of mindere mate aanwezig
moeten zijn om een vaardigheid te kunnen leren
- Reactievermogen: zo snel mogelijk reageren op stimulus of signaal
- Koppelingsvermogen: deelbewegingen en enkelvoudige bewegingen optimaal met
elkaar af te wisselen, in elkaar te laten vloeien, of tegelijk uitvoeren
- Oriëntatievermogen: kunnen inschatten en uitvoeren van lichaamshouding en
lichaamsbewegingen, zowel in ruimte en tijd
- Differentiatievermogen: precieze deelbewegingen binnen totale vaardigheid kunnen
uitvoeren en aanpassen
- Evenwichtsvermogen: statisch (behoud en herstel van evenwicht), dynamisch
(evenwicht bij skiën)
, - Wendbaarheid: op basis van verandering in momentane situatie
bewegingsuitvoering corrigeren
- Ritmegevoel: waarneming en integratie van begeleidende muziek, interne klok
(cadans bij wielrennen),
Classificaties van vaardigheden: motorische en cognitieve componenten
- Mate waarin omgeving stabiel en voorspelbaar is
o Stabiel: uitvoerder kan perfect plannen wat hij/zij exact zal doen zonder
rekening te houden met mogelijke situatieveranderingen tijdens uitvoering
meeste aandacht naar controle van uitvoering
= gesloten vaardigheden
Gymnastiek, boogschieten, zwemmen
o Onstabiel: open vaardigheden
Voetbal, boksen, tikspelen
o Meeste zaken bevinden zich tussen de twee
- Discreet – serieel – continu
o Discreet: duidelijk begin- en eindpunt, korte duur, bouwstenen van ruimere
sport- en spelactiviteiten
Werpen, vangen, schoppen
o Serieel: enkele discrete zaken na elkaar
Grondoefening gymnastiek
o Continu: geen duidelijk begin- en eindpunt, langer, soms onbeperkt, cyclisch-
herhalend
Lopen, fietsen, zwemmen
- Groot- of kleinmotorisch aspect: hoeveel spiergroepen er betrokken zijn
Retentie
= test na ruim tijdsinterval om stabiliteit van prestatie vast te stellen
- Bv pirouette aanleren begin volgende mes checken of ze het nog altijd kunnen
Transfer
= mate waarin vooruitgang vaardigheid A verklaard wordt door beheersen vaardigheid B
- Bv. A: pirouette in wedstrijd, B: pirouette in training
- Verklaringen
o Binnen 1 bepaalde sport: jongleren voetbal zorgt voor betere balcontrole
voetbal
o Tussen verschillende sporten: handballer kan goed baseball werpen: zelfde
spieren en specifieke coördinatie
Leren en presteren
- Prestatie: momentopname zonder rekening te houden met omgevingsfactoren
stabiliseren van gekend bewegingspatroon, gekende patronen zo snel, krachtig,
sierlijk… uitvoeren
- Leren: zoeken naar nieuw bewegingspatroon, proberen loskomen van stabiel en
ingeslepen bewegingspatroon op termijn een constant en hoger prestatieniveau
nastreven
Techniek
- Aandeel verschil van sport tot sport: dansers >< wielrenner
- Functies
o Bewegingsrendement verhogen: duursporten
o Mechanisch: gewichtheffen, verspringen
o Spelprobleem oplossen: dribbelen of passen
o Blessurepreventie
o Einddoel training: dansen, kunstschaatsen
- Functie afhankelijk van waar sporter staat in leerproces, zijn doelstellingen en
vaardigheidsniveau
Vaardig bewegen kenmerken
= mogelijkheid tot het uitvoeren van een doelgerichte handeling die leidt tot eindresultaat
met hoge consistentie, minimale energiekost en optimale timing
- Doelgericht: duidelijke intentie: toevallig goed uitgevoerd niet als vaardig
beschouwd
- Hoge consistentie: goede uitvoering bij groot aantal herhalingen
- Grote flexibiliteit: aanpassingen aan omstandigheden zoals regen, wind, ondergrond
- Minimale energiekost: fysiek (spierinzet) als cognitief (aandacht) vlak
- Optimale timing: uitvoering is passend in tijd, andere snelheid kan
moeilijkheidsgraad aanpassen
Motorisch leren
= geheel van inwendige processen waarbij door oefening en ervaring relatief permanente en
stabiele verandering in gedragsmogelijkheden optreedt
- Inwendige processen: minder meetbaar dan bv spierkracht, komen tot uiting in
zenuwen wijziging in coördinatiepatroon en prestatie
- Oefening en ervaring: we beschouwen vooruitgang in prestatie een gevolg van groei
en ontwikkeling
- Relatief permanent: leren = veranderingen blijven lange tijd in bewegingsrepertoire
Coördinatie
= overkoepelende term voor enkele eigenschappen die in meer of mindere mate aanwezig
moeten zijn om een vaardigheid te kunnen leren
- Reactievermogen: zo snel mogelijk reageren op stimulus of signaal
- Koppelingsvermogen: deelbewegingen en enkelvoudige bewegingen optimaal met
elkaar af te wisselen, in elkaar te laten vloeien, of tegelijk uitvoeren
- Oriëntatievermogen: kunnen inschatten en uitvoeren van lichaamshouding en
lichaamsbewegingen, zowel in ruimte en tijd
- Differentiatievermogen: precieze deelbewegingen binnen totale vaardigheid kunnen
uitvoeren en aanpassen
- Evenwichtsvermogen: statisch (behoud en herstel van evenwicht), dynamisch
(evenwicht bij skiën)
, - Wendbaarheid: op basis van verandering in momentane situatie
bewegingsuitvoering corrigeren
- Ritmegevoel: waarneming en integratie van begeleidende muziek, interne klok
(cadans bij wielrennen),
Classificaties van vaardigheden: motorische en cognitieve componenten
- Mate waarin omgeving stabiel en voorspelbaar is
o Stabiel: uitvoerder kan perfect plannen wat hij/zij exact zal doen zonder
rekening te houden met mogelijke situatieveranderingen tijdens uitvoering
meeste aandacht naar controle van uitvoering
= gesloten vaardigheden
Gymnastiek, boogschieten, zwemmen
o Onstabiel: open vaardigheden
Voetbal, boksen, tikspelen
o Meeste zaken bevinden zich tussen de twee
- Discreet – serieel – continu
o Discreet: duidelijk begin- en eindpunt, korte duur, bouwstenen van ruimere
sport- en spelactiviteiten
Werpen, vangen, schoppen
o Serieel: enkele discrete zaken na elkaar
Grondoefening gymnastiek
o Continu: geen duidelijk begin- en eindpunt, langer, soms onbeperkt, cyclisch-
herhalend
Lopen, fietsen, zwemmen
- Groot- of kleinmotorisch aspect: hoeveel spiergroepen er betrokken zijn
Retentie
= test na ruim tijdsinterval om stabiliteit van prestatie vast te stellen
- Bv pirouette aanleren begin volgende mes checken of ze het nog altijd kunnen
Transfer
= mate waarin vooruitgang vaardigheid A verklaard wordt door beheersen vaardigheid B
- Bv. A: pirouette in wedstrijd, B: pirouette in training
- Verklaringen
o Binnen 1 bepaalde sport: jongleren voetbal zorgt voor betere balcontrole
voetbal
o Tussen verschillende sporten: handballer kan goed baseball werpen: zelfde
spieren en specifieke coördinatie
Leren en presteren
- Prestatie: momentopname zonder rekening te houden met omgevingsfactoren
stabiliseren van gekend bewegingspatroon, gekende patronen zo snel, krachtig,
sierlijk… uitvoeren
- Leren: zoeken naar nieuw bewegingspatroon, proberen loskomen van stabiel en
ingeslepen bewegingspatroon op termijn een constant en hoger prestatieniveau
nastreven