Samenvatting Analyse & Interpretatie 1 (AIV-V2ANALYS1-20)

Samenvatting Analyse en Interpretatie Blok A

Week A1

- Door middel van argumentatieanalyse aan te kunnen tonen welke drogredenen en
denkfouten er worden gemaakt in een casus.

Na: dus, derhalve, daarom, daaruit volgt  komt altijd een standpunt
Na: want, omdat, immers, aangezien  komt altijd een argument

Soorten argumenten:

 Enkelvoudige argumentatie  één argument
 Meervoudige argumentatie  meerdere argumenten
 Onderschikkende argumentatie  een relatie tussen de argumenten: Zij is de juiste persoon
voor die baan van boekverkoopster. Zij heeft ruime ervaring in die branche.
 Complexe argumentatie  combinatie van onderschikkende en meervoudige argumentatie
 Contra-argumenten  argument valt standpunt aan (tegen argument)

Syllogismen = uitspraken over groepen, klassen, verzamelingen of eigenschappen die gekoppeld
worden aan bijzondere gevallen  (1 mens)
een syllogisme is een redenering die bestaat uit 3 proposities: majorpremisse, minorpremisse en een
conclusie.
Premissen = de 2 argumenten ↑

Alle mensen zijn sterfelijk (majorpremisse)
Socrates is een mens (minorpremisse)
Socrates is sterfelijk (conclusie)


Conditionele redeneringen  conditionele uitspraak = een voorwaarde
Het 2e deel beschrijft wat er gebeurt als aan de voorwaarde wordt voldaan
Voorbeeld:

1. Als het regent, wordt de straat nat
2. Het regent
3. Dus: de straat wordt nat

Vier basisvormen: ↑

1. Als p dan q
2. Q
3. Dus p



1. Als p dan q
2. Niet p
3. Dus: niet q



1. Als p dan q
2. Niet q

, 3. Dus niet p



het vertalen van een onderzoeksvraag in een meetbare vraag noem je het operationeel maken van
je oorspronkelijke vraag.



Drogreden = een ondeugdelijk argument
Formele drogreden = gebrek aan logische geldigheid.
Informele drogreden = waarbij het niet draait om logische geldigheid of ongeldigheid. Drogredenen
waarbij in de premissen verkeerde aannames worden gedaan en dus onjuiste premissen worden
gebruikt.

Soorten drogredenen:

 Stroman  verdraaide versie van standpunt van de tegenstander aanvallen
 Ad Hominem  je speelt op de man niet op de bal
 Post hoc  na dit, dus door dit > mag niet. A naar B, dan niet B het gevolg van A
 Overhaaste generalisatie  gebaseerd op bijzondere gevallen
 Cirkel redenering  argument hetzelfde als standpunt
 Omdraaien van de bewijslast  als jij er anders over denkt, bewijs het dan maar
 Onjuiste analogie  onredelijk een vergelijking gebruiken als argument



Venndiagrammen:




In een venndiagram worden overlappende cirkels of andere vormen gebruikt om de logische relaties
tussen twee of meer verzamelingen te illustreren. Vaak worden ze gebruikt om dingen grafisch te
organiseren en te illustreren hoe de elementen hetzelfde zijn en verschillend.

Relevantie en volledigheid van argumentatie:

 Komt veel voor bij grafieken

, Voldoende en noodzakelijke voorwaarden:

 Als A dan B
 Als het regent, wordt de straat nat. Is het een voorwaarde? Ja. Voldoende of noodzakelijk?
Voldoende, want er kunnen andere redenen zijn dat de straat nat is.
Het is een voldoende voorwaarde, omdat door de regen de straat nat kan worden, maar het
is niet noodzakelijk dat het regent om de straat nat te krijgen.

Helder denken in categorieën:

 Volledigheid en non-overlap van categorieën
 We hebben vier soorten stoelen: houten, rode, groene en kleine
 Intelligentietest en categorieën: wat hoort niet in het rijtje thuis?
7-11-29-55-84-93  84 is het enige even getal
Verlegenheid – vervangbaarheid – vrolijkheid – spontaniteit – onzekerheid 
vervangbaarheid is als enige geen karaktereigenschap/emotionele toestand

Week A2

- informatie uit grafieken, tabellen en diagrammen kritisch te beschouwen.

Verschillende soorten grafieken:




Een tabel is een geordende lijst van
gegevens, een element uit een tabel
heet een cel. In tabel is in veel
gevallen bedoeld om gegevens
overzichtelijk te presenteren.