Natuuronderwijs Inzichtelijk
1.2 De bouw van zaadplanten
Belangrijke voorwaarden voor het groeien van een plant:
licht, koolstofdioxide, zuurstof, water, voedingszouten en warmte. Als een ervan
niet aanwezig is kan de plant niet groeien.
Bladgroenkorrels in de groene delen van een plant: vangen zonne-energie op en
zetten die om in suikers. Voedsel voor de plant.
Zaadplanten hebben transportsysteem:
Boom is een plant met extra stevige houtachtige stengel (stam).
Grote boom is voordeel veel zonlicht
1.2.1 Wat heeft een plant nodig om te groeien?
Toppen van stengels en wortels zorgen voor groei. Knoppen groeien uit tot zijtakken,
bladeren en bloemen.
Bomen en struiken hebben veel diktegroei sterven
niet af na een seizoen.
Groei stimuleren door toevoeging van temperatuur of
licht (tuinbouw).
1.2.2. De bouw en functie van bladeren
Functie: aanmaken van voedsel voor de plant d.m.v.
fotosynthese.
Kleur groen omdat die weerkaatst wordt door de zon.
Suikers en voedingszouten zijn de bouwstoffen.
Suikers dienen ook als brandstof. Verbranding van suikers is omgekeerde fotosynthese.
suikers worden d.m.v. zuurstof afgebroken koolstofdioxide en water energie komt
vrij, die zorgt voor groei van planten.
Cellen met meeste bladgroenkorrels bevinden zich bovenaan het blad.
Meeste huidmondjes onderaan: aan- en afvoer van koolstofdioxide en zuurstof.
Hoofd- en zijnerven zorgen voor wateraanvoer.
Wasachtig laagje voorkomt uitdroging.
1.2.3 De bouw en functie van wortels
Functie:
1. Stevig in de grond plant waait niet weg.
2. Water en voedingszouten opnemen uit bodem. Water is nodig voor stevigheid en
fotosynthese. Hoofd- en zijwortels lopen uit tot wortelharen.
Voedingszouten: poep en urine van dieren of dode planten- en dierenresten.
3. Opslagplaats van reservevoedsel in vorm van zetmeel.
1.2.4 De bouw en functies van stengels
Functies
, Stengels zorgen voor gunstige plaats voor het
blad in de zon.
Stevigheid van de plant.
Als de stengel groen is, vind daar ook
fotosynthese plaats.
Transport van water en voedingsstoffen.
Vaatbundels: net als bloedvaten. Buisachtige cellen
die met elkaar verbonden zijn.
Vaatbundel bestaat uit 2 soorten vaten:
Houtvaten: water en zouten van wortels naar plant. Celwanden zijn extra stevig met
houtstof.
Bastvaten: energierijke suikers van bladeren naar andere delen van de plant die
bouw- en
brandstoffen
nodig hebben.
Cambium: dun laagje
tussen hout- en
bastvaten. Maakt
voortdurend nieuwe
hout- en bastcellen
aan.
1.2.5 Bomen
Plant met extra stevig
stam om hogerop te
komen meer
zonlicht.
De bastvaten worden ieder jaar vernieuwd, laag met houtvaten blijft bestaan jaarringen. In
het voorjaar groeit de boom snel veel water nodig. De jaarring is licht van kleur. Later in
het jaar groeit de boom langzaam en zijn de houtcellen donker. Je kunt de jaarringen
onderscheiden.
Schors: beschermlaag tegen uitdroging, aanvallen van dieren en schimmels. Schors groeit
mee met de boom.
- Naaldbomen (coniferen)
- Loofbomen (bloemplanten): enkelvoudig en samengesteld (bladsteel met meerdere
blaadjes).
1.2 De bouw van zaadplanten
Belangrijke voorwaarden voor het groeien van een plant:
licht, koolstofdioxide, zuurstof, water, voedingszouten en warmte. Als een ervan
niet aanwezig is kan de plant niet groeien.
Bladgroenkorrels in de groene delen van een plant: vangen zonne-energie op en
zetten die om in suikers. Voedsel voor de plant.
Zaadplanten hebben transportsysteem:
Boom is een plant met extra stevige houtachtige stengel (stam).
Grote boom is voordeel veel zonlicht
1.2.1 Wat heeft een plant nodig om te groeien?
Toppen van stengels en wortels zorgen voor groei. Knoppen groeien uit tot zijtakken,
bladeren en bloemen.
Bomen en struiken hebben veel diktegroei sterven
niet af na een seizoen.
Groei stimuleren door toevoeging van temperatuur of
licht (tuinbouw).
1.2.2. De bouw en functie van bladeren
Functie: aanmaken van voedsel voor de plant d.m.v.
fotosynthese.
Kleur groen omdat die weerkaatst wordt door de zon.
Suikers en voedingszouten zijn de bouwstoffen.
Suikers dienen ook als brandstof. Verbranding van suikers is omgekeerde fotosynthese.
suikers worden d.m.v. zuurstof afgebroken koolstofdioxide en water energie komt
vrij, die zorgt voor groei van planten.
Cellen met meeste bladgroenkorrels bevinden zich bovenaan het blad.
Meeste huidmondjes onderaan: aan- en afvoer van koolstofdioxide en zuurstof.
Hoofd- en zijnerven zorgen voor wateraanvoer.
Wasachtig laagje voorkomt uitdroging.
1.2.3 De bouw en functie van wortels
Functie:
1. Stevig in de grond plant waait niet weg.
2. Water en voedingszouten opnemen uit bodem. Water is nodig voor stevigheid en
fotosynthese. Hoofd- en zijwortels lopen uit tot wortelharen.
Voedingszouten: poep en urine van dieren of dode planten- en dierenresten.
3. Opslagplaats van reservevoedsel in vorm van zetmeel.
1.2.4 De bouw en functies van stengels
Functies
, Stengels zorgen voor gunstige plaats voor het
blad in de zon.
Stevigheid van de plant.
Als de stengel groen is, vind daar ook
fotosynthese plaats.
Transport van water en voedingsstoffen.
Vaatbundels: net als bloedvaten. Buisachtige cellen
die met elkaar verbonden zijn.
Vaatbundel bestaat uit 2 soorten vaten:
Houtvaten: water en zouten van wortels naar plant. Celwanden zijn extra stevig met
houtstof.
Bastvaten: energierijke suikers van bladeren naar andere delen van de plant die
bouw- en
brandstoffen
nodig hebben.
Cambium: dun laagje
tussen hout- en
bastvaten. Maakt
voortdurend nieuwe
hout- en bastcellen
aan.
1.2.5 Bomen
Plant met extra stevig
stam om hogerop te
komen meer
zonlicht.
De bastvaten worden ieder jaar vernieuwd, laag met houtvaten blijft bestaan jaarringen. In
het voorjaar groeit de boom snel veel water nodig. De jaarring is licht van kleur. Later in
het jaar groeit de boom langzaam en zijn de houtcellen donker. Je kunt de jaarringen
onderscheiden.
Schors: beschermlaag tegen uitdroging, aanvallen van dieren en schimmels. Schors groeit
mee met de boom.
- Naaldbomen (coniferen)
- Loofbomen (bloemplanten): enkelvoudig en samengesteld (bladsteel met meerdere
blaadjes).
